ECLI:NL:RBROT:2016:5145
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.I. van Strien
- M.G.L. de Vette
- M.C. Snel-van den Hout
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het college om kosten in bezwaar te verrekenen met openstaande vorderingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S. van Beers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse, vertegenwoordigd door mr. L. Danielse. De zaak betreft de bevoegdheid van het college om een toegekende vergoeding van kosten in bezwaar te verrekenen met openstaande vorderingen op de cliënt van de eiser, ondanks het feit dat aan de cliënt een toevoeging voor rechtsbijstand was verleend.
Het primaire besluit van 6 november 2014 bracht de vergoeding van kosten in bezwaar van € 487,- in mindering op de openstaande vorderingen van de cliënt. Het bestreden besluit van 25 maart 2015 verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt bijgestaan werd in een bezwaarschriftprocedure en dat de vergoeding van kosten in bezwaar op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) verrekend kan worden met openstaande vorderingen, ook als er een toevoeging is verleend.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder bevoegd was om de kostenvergoeding te verrekenen en dat er geen sprake was van een gebrek aan zorgvuldigheid of motivering. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd aangehaald ter ondersteuning van deze conclusie. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.