ECLI:NL:RBROT:2016:5153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
C/10/487457 / HA ZA 15-1078
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van een klant van Rabobank tot het verbieden van verhoging van basisrente en kredietprovisie

In deze zaak vordert een klant van Rabobank, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, dat de bank de basisrente en de kredietprovisie die zij moet betalen in het kader van een aan haar verstrekte financiering niet mag verhogen. De rechtbank Rotterdam heeft op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. De vordering van de eiseres wordt afgewezen. De rechtbank overweegt dat de financieringsovereenkomst tussen partijen de bank de bevoegdheid geeft om de opslagen en de kredietprovisie te wijzigen. De eiseres heeft aangevoerd dat haar financiële positie de tariefverhogingen niet rechtvaardigt en dat Rabobank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verhogingen redelijk en billijk zijn. De rechtbank oordeelt echter dat Rabobank haar bevoegdheid om de tarieven te verhogen niet heeft opgegeven en dat de risico's voor de bank zijn toegenomen door de lagere huurinkomsten en de onderdekking op de verstrekte financiering. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van Rabobank.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/487457 / HA ZA 15-1078
Vonnis van 6 juli 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Hellevoetsluis,
eiseres,
advocaat mr. E. de Jongh te 's-Gravenhage,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
als rechtsopvolgster onder algemene titel van de gedagvaarde partij
COÖPERATIEVE RABOBANK VOORNE-PUTTEN ROZENBURG U.A.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
gedaagde,
advocaat mr. W.L. Stolk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 augustus 2015, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de akte overlegging producties, tevens akte wijziging eis van [eiseres] ;
  • het proces-verbaal van de op 25 mei 2016 gehouden comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.2.
[eiseres] is op 11 november 1991 opgericht. Zij houdt zich bezig met de handel in eigen onroerend goed, de exploitatie van roerende en onroerende goederen en het beheren en beleggen van gelden en het voeren van directie. Haar bestuurder en enig aandeelhouder is [persoon1] (hierna: [persoon1] ). [eiseres] heeft een aantal deelnemingen in andere vennootschappen en zij heeft een bedrijfspand aan de Nijverheidsweg 1 te Stellendam (hierna: het bedrijfspand) in eigendom.
2.3.
Rabobank houdt zich onder meer bezig met het bankbedrijf. [eiseres] bankiert sinds haar oprichting bij Rabobank.
2.4.
Het bedrijfspand is tot september 2013 aan diverse vennootschappen verhuurd waarbij de huurprijs aanvankelijk (tot 2011) € 148.000,00 per jaar bedroeg, daarna € 118.000,00 per jaar en in 2013 € 90.000,00 per jaar. Vanaf september 2013 tot en met december 2014 heeft het pand leeg gestaan. Vanaf januari 2015 is het pand opnieuw - voor twee jaar - verhuurd waarbij een huurprijs van € 60.000,00 per jaar is overeengekomen.
2.5.
Op 31 augustus 2007 heeft [eiseres] een (her)financieringsvoorstel van Rabobank aanvaard (hierna: de financieringsovereenkomst). In het voorstel is onder meer het volgende vermeld:
"
Geldlening van EUR 1.096.338,00
[…]
Voor de rente geldt:
Rabobank Roll-Over Lening als bedoeld in de hierna vermelde Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobank: 3 maands euribor (de basiscomponent) verhoogd met een opslag van thans 1,15 %-punt […]
Het tarief van de basiscomponent wordt door de bank vastgesteld en gewijzigd op de in artikel 23 van de hierna vermelde Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobank aangegeven wijze. De opslag kan door de bank altijd worden gewijzigd.
[…]
Krediet in rekening-courant van EUR 300.000,00
[…]
Debetrente
De Rabobank Basisrente, echter met een minimum van 2,5 % per jaar, verhoogd met een opslag van thans 1,35 %-punt. De Rabobank Basisrente bedraagt thans 4,75 % per jaar. […]
De Rabobank Basisrente en de opslag kunnen door de bank altijd worden gewijzigd. […]
De kredietprovisie bedraagt thans 0,8 % per jaar […]
De bank is bevoegd de hoogte en de systematiek van de kredietprovisie, de berekeningsmethode, de berekeningsperiode en de afrekenperiode te wijzigen."
2.6.
In de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de onder 2.5 genoemde financieringsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
"
23. Rabobank Roll-Over Lening
Voor zover een Rabobank Roll-Over Lening is overeengekomen gelden verder de volgende bepalingen:
[…]
d. De debiteur is bevoegd om zonder tot betaling van een vergoeding verplicht te zijn:
1. de geldlening algeheel af te lossen indien de bank de in de rente begrepen opslag verhoogt, mits de geldlening algeheel wordt afgelost op de eerste dag van een kalendermaand die is gelegen binnen een termijn van drie maanden na de verhoging van de opslag;"
2.7.
Bij brief van 19 januari 2012 heeft Rabobank aan [eiseres] de resultaten van haar analyse van de financiële positie van de onderneming van [eiseres] over 2010 meegedeeld en bericht dat de opslagen en kredietprovisie ongewijzigd blijven. Daarbij is opgemerkt dat de jaarcijfers over dat jaar ontbreken en dat Rabobank daardoor geen volledig beeld heeft.
2.8.
Bij brief van 28 november 2012 heeft Rabobank aan [eiseres] de resultaten van haar analyse van de financiële positie van haar onderneming over 2011 meegedeeld en bericht dat haar financiering gecontinueerd wordt onder de conditie dat de Rabobank Basisrente 4,5% bedraagt, welke rente wordt verhoogd met een opslag van 1,35%, de kredietprovisie wordt verhoogd naar 1% en de opslag op de euribor naar 1,673%. Rabobank heeft geconstateerd dat 2011 een positief resultaat laat zien ten opzichte van 2010 bij een nagenoeg gelijkblijvende solvabiliteit en zekerheidspositie. Ook is meegedeeld dat de resultaten van [eiseres] een aanzienlijke tariefstijging tot gevolg zouden hebben, maar dat Rabobank heeft besloten deze verhoging dat jaar slechts gedeeltelijk door te voeren.
2.9.
Bij brief van 19 februari 2014 heeft Rabobank aan [eiseres] de resultaten van haar analyse van de financiële positie van de onderneming van [eiseres] over 2012 meegedeeld en bericht dat haar financiering gecontinueerd wordt onder de conditie dat de Rabobank Basisrente, de opslag daarover en de kredietprovisie ongewijzigd blijven, maar dat de opslag op de euribor 1,664% wordt. Rabobank heeft geconstateerd dat de resultaten uit het verleden zich in 2012 verder hebben voorgezet dan wel stabiel zijn gebleven. Ook is meegedeeld dat de resultaten van [eiseres] een aanzienlijke tariefstijging tot gevolg zouden hebben, maar dat Rabobank heeft besloten deze verhoging dat jaar niet door te voeren, daarvoor wacht zij een taxatierapport af.
2.10.
Bij brief van 22 januari 2015 heeft Rabobank aan [eiseres] de resultaten van haar analyse van de financiële positie van de onderneming van [eiseres] over 2013 meegedeeld en bericht dat haar financiering gecontinueerd wordt onder de conditie dat de Rabobank Basisrente 3,90% bedraagt, welke rente wordt verhoogd met een opslag van 2,95%, de kredietprovisie 2,00% bedraagt, de variabele opslag op de driemaands euribor 2,751% is en de vaste driejaars opslag per 31 maart 2015 vervalt. Ook is meegedeeld dat Rabobank heeft geconstateerd dat het resultaat over 2013 is verslechterd ten opzichte van de jaren 2011 en 2012 en dat de solvabiliteit als gevolg van het negatieve vermogen en de rentabiliteit als gevolg van het wegvallen van de huurinkomsten van het bedrijfspand eveneens zijn verslechterd.
2.11.
Bij brief van 13 februari 2015 heeft [eiseres] aan Rabobank laten weten dat zij niet akkoord is met verhoging van de kredietprovisie, de opslag op de debetrente en de opslag op de driemaands euribor.
2.12.
Op het bankafschrift van 9 april 2015 respectievelijk 16 april 2015 van de door [eiseres] bij Rabobank aangehouden rekeningen is onder meer vermeld dat het rentepercentage van de lening 2,769 wordt, respectievelijk dat op het rekening-courantkrediet een bedrag van € 750,00 aan provisie is afschreven.
2.13.
Na een eerdere bespreking op 19 februari 2015 hebben [eiseres] en Rabobank op 24 april 2015 opnieuw de tariefverhogingen besproken.
2.14.
In een brief van 1 mei 2015 heeft de advocaat van [eiseres] de afspraken bevestigd die volgens [eiseres] op 24 april 2015 gemaakt zijn. De brief houdt onder meer in:
"6. lk leg vast dat de afspraak is gemaakt dat de financiering van cliënte ongewijzigd blijft, in elk geval tot 1 januari 2016 en dat de in uw brief van 22 januari 2015 aangekondigde tariefaanpassing definitief van de baan is. De per 1 april jl. doorgevoerde verhoging(en) zullen met terugwerkende kracht zo spoedig mogelijk ongedaan worden gemaakt en aan cliënte zal een corresponderend bedrag worden gecrediteerd. Aan cliënte wordt verder een abusievelijk op 1 april 2014 geïncasseerd "provisie" bedrag van € 750,00 gecrediteerd."
2.15.
In een aan [eiseres] gerichte brief van 28 april 2015, welke brief Rabobank op 1 mei 2015 aan [eiseres] heeft verzonden, heeft Rabobank de volgens haar gemaakte afspraken bevestigd en [eiseres] verzocht een exemplaar van de brief voor akkoord te ondertekenen. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:
"De bank zal de tariefverhoging die met ingang van 1 april 2015 is ingegaan corrigeren.
- De debetrente voor uw krediet geadministreerd onder nummer [rekeningnummer] zal met terugwerkende kracht per 1 april 2015 bedragen 5,85% (thans 6,85%).
De rente is gebaseerd op de Rabobank Basisrente, thans 3,90%, met een minimum van 0,0%, verhoogd met een opslag van thans 1,95%.
- De kredietprovisie bedraagt met terugwerkende kracht per 1 april 2015 1,0 % (nu 2,0 %). Deze provisie wordt berekend over het kredietmaximum en wordt per kwartaal achteraf in rekening gebracht.
- De rente voor uw lening geadministreerd onder nummer [rekeningnummer2] zal met ingang van 1 april 2015 bedragen 1,682% en is als volgt opgebouwd: het gemiddelde van het 3-maands Euribortarief (de referentierente, thans 0,018%) verhoogd met een opslag van thans 1,664%.
De bank benadrukt dat de wijze van tariferen en daaruit volgende (toekomstige) tariefaanpassingen uitgebreid met u is besproken. Wij spraken af dat per 1 januari 2016 een tariefverhoging op voornoemde krediet en lening zal plaatsvinden overeenkomstig hetgeen is gemeld in de brief van 22 januari 2015.
 De debetrente voor uw krediet geadministreerd onder nummer [rekeningnummer] zaI hiermee uitkomen op 6,85%.
 De kredietprovisie zal hiermee uitkomen op 2,0%. Deze provisie wordt berekend over het kredietmaximum en wordt per kwartaal achteraf in rekening gebracht.
 De rente voor uw lening geadministreerd onder nummer [rekeningnummer2] zal hiermee worden verhoogd met 1%, exclusief de op dat moment geldende opslag.
Voorts zal een renteherziening plaatsvinden voor bovengenoemde financiering(en) na uitvoering van de revisie over de jaarcijfers 2014."
2.16.
Bij brief 27 november 2015 heeft Rabobank aan [eiseres] meegedeeld dat zij haar risico-opslag voor alle bedrijven die zich bezighouden met commercieel vastgoed verhoogt vanwege de verslechterde markt en dat zij haar tarieven verhoogt vanwege de verscherpte eisen van toezichthoudende instanties, zoals de ECB. Rabobank heeft voorts onder meer meegedeeld dat 1) de zekerheden ter dekking van de financieringsverplichtingen van [eiseres] fors in waarde zijn gedaald en 2) de solvabiliteit slecht is onder andere omdat het bedrijfspand is gewaardeerd tegen de - te hoge - verkrijgingsprijs, posten betreffende deelnemingen zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs waardoor de actuele waarde niet inzichtelijk is, en substantiële bedragen zijn uitgeleend zonder dat daar zekerheden voor gesteld zijn; er is sprake van een negatief garantievermogen. Verder is in de brief vermeld dat de ontvangen huurprijs is gedaald naar € 60.000,00 per jaar en dat Rabobank om deze redenen overgaat tot het doorvoeren van de bij brief van 22 januari 2015 aangekondigde tariefverhogingen.
2.17.
Op 17 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in een door [eiseres] aangespannen kort geding haar vordering afgewezen om Rabobank te verbieden de opslagen en provisie overeenkomstig de brief van 22 januari 2015 met ingang van 1 januari 2016 te wijzigen en Rabobank te verbieden deze tarieven te wijzigen totdat de bodemrechter onherroepelijk heeft beslist in de onderhavige procedure.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat op 24 april 2015 tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de verhoging van de opslagen en de provisie overeenkomstig de brief van 22 januari 2015;
voor recht verklaart dat Rabobank niet gerechtigd is ten aanzien van de met [eiseres] gesloten overeenkomst per 1 januari 2016 de opslag op de Rabobank Basisrente te verhogen van 1,35% tot 2,95%, de kredietprovisie te verhogen van 1,00% tot 2,00% en de opslag op het euribortarief te verhogen van 1,664% tot 2,751%;
Rabobank veroordeelt het meerdere dat zij per 1 januari 2016 incasseert aan [eiseres] te restitueren, vermeerderd met wettelijke rente;
voorwaardelijk, voor zover het onder a. en b. gevorderde niet toewijsbaar wordt geacht, Rabobank veroordeelt de opslag op de Rabobank Basisrente van 2,95%, de kredietprovisie van 2,00% en de opslag op de euribor van 2,751% in elk geval gedurende anderhalf jaar ná 1 januari 2016, althans een in goede justitie vast te stellen periode, niet (verder) te verhogen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere overtreding;
Rabobank veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten van € 3.327,50, althans een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te bepalen, vermeerderd met wettelijke rente;
Rabobank veroordeelt in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de proceskosten en € 131,00 aan nasalaris ingeval van niet-betekening van het vonnis en € 199,00 ingeval van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskostenveroordeling, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3.2.
Het verweer van Rabobank strekt tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of Rabobank de opslag op de euribor en op de basisrente, alsmede de kredietprovisie mag verhogen. [eiseres] is van mening dat haar financiële positie de tariefverhogingen niet rechtvaardigt, dat Rabobank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verhogingen redelijk en billijk zijn en dat die verhogingen niet in overeenstemming zijn met de zorgvuldigheid die een bank moet betrachten. Bovendien zijn volgens [eiseres] op 24 april 2015 andersluidende afspraken gemaakt. Rabobank heeft dit alles bestreden. De stelling van [eiseres] dat andersluidende afspraken zijn gemaakt, zal eerst worden besproken.
4.2.
Zoals Rabobank heeft aangevoerd is in de financieringsovereenkomst opgenomen dat Rabobank de opslagen altijd mag wijzigen en ook bevoegd is de hoogte van de kredietprovisie te wijzigen. De bewoordingen van de financieringsovereenkomst zijn duidelijk en laten niet de uitleg toe dat [eiseres] moet instemmen met een wijziging voordat deze kan worden doorgevoerd. [eiseres] heeft dat bij het sluiten van de financieringsovereenkomst ook zo moeten begrijpen. Dit betekent dat haar vorderingen niet toewijsbaar zijn tenzij tijdens de bespreking van 24 april 2015 andersluidende afspraken zijn gemaakt.
4.3.
[eiseres] heeft aangevoerd dat op 24 april 2015 is afgesproken dat de in de brief van 22 januari 2015 aangekondigde verhoging van de opslagen en de kredietprovisie definitief van de baan was en dat in elk geval tot 1 januari 2016 de geldende financieringsafspraken ongewijzigd zouden blijven; eind 2015 zou opnieuw beoordeeld worden of de tarieven zouden moeten worden aangepast. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar de brief van 1 mei 2015 van haar advocaat (zie 2.14). Uit die brief volgt dat de bij brief van 22 januari 2015 aangekondigde tariefverhogingen tot 1 januari 2016 niet zouden worden geëffectueerd. De advocaat heeft verwoord dat de tarieven "in elk geval" tot die datum ongewijzigd zouden blijven. Hieruit is af te leiden dat over de periode na 1 januari 2016 geen overeenstemming is bereikt over het achterwege laten van de verhogingen. Ook brief van 28 april 2015 van Rabobank (zie 2.15) volgt niet dat Rabobank zich heeft verplicht de tarieven ook na 1 januari 2016 niet te verhogen. Dat betekent dat zij haar bevoegdheid om de tarieven per 1 januari 2016 eenzijdig te verhogen niet heeft opgegeven. Anders dan [eiseres] meent, staat de omstandigheid dat op 24 april 2015 geen overeenstemming is bereikt over de verhoging per 1 januari 2016 van de opslagen en provisie overeenkomstig de brief van 22 januari 2015 er - gelet op de inhoud van de financieringsovereenkomst - niet aan in de weg dat Rabobank de verhogingen op genoemde datum alsnog heeft doorgevoerd. Dat Rabobank [eiseres] heeft verzocht haar brief van 28 april 2015 met de volgens haar op 24 april 2015 gemaakte afspraken voor akkoord te ondertekenen en dat [eiseres] aan dat verzoek geen gehoor heeft geven doet hieraan niet af.
4.4.
Het voorgaande neemt niet weg dat het op grond van artikel 6:248 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn dat Rabobank van haar bevoegdheid tot wijziging van de opslagen en kredietprovisie gebruik maakt zonder (voldoende) te motiveren waarom zij de tarieven verhoogt.
4.5.
[eiseres] heeft in dat verband onder meer aangevoerd dat Rabobank niet objectief heeft onderbouwd waarom het redelijk zou zijn om de opslagen en de kredietprovisie te verhogen. Zo heeft Rabobank nooit inzage gegeven in het rekenmodel dat zij hanteert.
Rabobank heeft in haar brief van 22 januari 2015 (zie 2.10) als reden voor de verhoging gegeven dat de resultaten, solvabiliteit en rentabiliteit over 2013 verslechterd zijn en dat het vermogen negatief is. Nu deze analyse onder meer is gebaseerd op de door [eiseres] aangeleverde informatie, moeten er voor haar voldoende aanknopingspunten zijn om - indien aan de orde en zo nodig met behulp van haar boekhouder of accountant - de juistheid van de analyse ter discussie te stellen. Ook voor haar eigen bedrijfsvoering is die analyse immers van belang. Welk rekenmodel Rabobank heeft gebruikt, doet daarbij niet ter zake.
4.6.
[eiseres] heeft voorts aangevoerd dat haar financiële positie de verhoging niet rechtvaardigt omdat zij het bedrijfspand per 1 januari 2015 opnieuw voor langere tijd onder goede voorwaarden heeft verhuurd.
Rabobank heeft dit bestreden. Volgens haar blijkt uit de jaarlijks bij [eiseres] uitgevoerde analyses dat haar risico's op de aan [eiseres] verstrekte financiering substantieel zijn vergroot. Zo zijn de huuropbrengsten van het bedrijfspand sinds 2011 gedaald van € 148.000,00 per jaar naar € 60.000,00 per jaar; een daling van meer dan 50%. De nieuwe huurder heeft het bedrijfspand bovendien slechts voor twee jaar gehuurd. Rabobank heeft in dat verband verwezen naar haar brief van 22 januari 2015 (zie 2.10) waarin is vermeld dat het resultaat over 2013, alsmede de solvabiliteit en rentabiliteit zijn verslechterd om de hiervoor genoemde reden. Rabobank heeft voorts verwezen naar haar brief van 27 november 2015 (zie 2.16) waarin zij aanvullende redenen heeft gegeven voor de tariefverhoging. [eiseres] heeft de juistheid van hetgeen Rabobank heeft aangevoerd als zodanig niet betwist; zij heeft ter comparitie wel verklaard dat de huurprijs inmiddels met € 500,00 per maand is verhoogd en dat het de bedoeling is om in overleg met de huurder de huurprijs in ongeveer twee jaar te verhogen naar € 7.500,00 (exclusief btw) per maand. Volgens [eiseres] wil de huurder het bedrijfspand voor een langere duur huren en investeert zij in het pand.
4.7.
Indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat de huurprijs is verhoogd en in de toekomst verder zal worden verhoogd - zoals [eiseres] heeft aangevoerd - zal deze na ongeveer twee jaar uitkomen op € 90.000,00 per jaar. Ook dan is de huurprijs derhalve aanmerkelijk lager dan in 2011, toen deze € 148.000,00 was. Daarmee zijn de inkomsten van [eiseres] gedurende meerdere jaren substantieel lager dan in 2011.
4.8.
Rabobank heeft tot haar verweer voorts aangevoerd dat de waarde van het bedrijfspand zich negatief heeft ontwikkeld waardoor sprake is van een aanzienlijke onderdekking op de verstrekte financiering. Ter onderbouwing heeft Rabobank twee taxatierapporten uit 2009 en 2013 overgelegd. In het rapport uit 2009 staat dat het bedrijfspand per 21 oktober 2009 is getaxeerd op € 2.250.000,00 en in het rapport uit 2013 staat dat de waarde per 18 november 2013 is bepaald op € 700.000,00. Nu [eiseres] deze waardedaling niet heeft bestreden, gaat de rechtbank hiervan uit.
4.9.
Rabobank heeft eveneens aangevoerd dat [eiseres] grote vorderingen op [persoon1] heeft waarvoor [persoon1] geen zekerheden heeft verstrekt. Ter comparitie heeft [eiseres] het bestaan van de vorderingen erkend en niet bestreden dat daarvoor geen zekerheden zijn verstrekt. Zij heeft verklaard dat het de bedoeling is dat [persoon1] de schulden aan [eiseres] afbouwt, maar dat de mogelijkheden daartoe beperkt zijn omdat hij heeft geïnvesteerd in een autoverhuurbedrijf.
4.10.
Hetgeen onder 4.5 tot en met 4.9 is overwogen in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat Rabobank van haar in de financieringsovereenkomst gegeven bevoegdheid om de opslagen en kredietprovisie per 1 januari 2016 te verhogen gebruik heeft gemaakt. Duidelijk is dat de risico's van Rabobank aanzienlijk zijn toegenomen door de ook in de toekomst lagere huurinkomsten, de onderdekking op de door [eiseres] gestelde zekerheden en de niet gesecureerde vorderingen van [eiseres] op [persoon1] . Dit leidt ertoe dat Rabobank evenmin in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting.
Dat Rabobank in haar brief van 19 februari 2014 heeft vermeld dat de resultaten van [eiseres] in 2012 stabiel waren, leidt niet tot een ander oordeel. In die brief is - net als in de brief van 28 november 2012 (zie 2.8) - vermeld dat die resultaten een aanzienlijke tariefstijging tot gevolg zouden hebben, waarvan Rabobank echter voor dat jaar (gedeeltelijk) afziet. [eiseres] kan aan de inhoud van de door haar genoemde brief daarom niet de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat de tarieven per 1 januari 2016 niet zouden stijgen indien daarvoor in een volgende analyse aanleiding zou worden gevonden.
De omstandigheid dat [eiseres] een trouwe klant is en steeds aan haar financiële verplichtingen heeft voldaan, leidt evenmin tot een andere conclusie; de rechtvaardiging voor verhoging van de tarieven ligt in de toegenomen risico's van Rabobank. Daarbij merkt de rechtbank op dat bij de toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW de nodige terughoudendheid moet worden betracht. Voor die terughoudendheid is te meer aanleiding omdat [eiseres] bij een verhoging van de opslag de lening op grond van artikel 23 sub d. onder 1. boetevrij kan aflossen waarna zij kan overstappen naar een andere bank.
4.11.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de vordering - weergegeven onder 3.1 sub b. - om voor recht te verklaren dat Rabobank niet gerechtigd is per 1 januari 2016 de opslagen en kredietprovisie te verhogen zal worden afgewezen. Hieruit volgt dat ook de vordering - weergegeven onder 3.1 sub c. - om Rabobank te veroordelen tot het restitueren van na 1 januari 2016 ten onrechte ontvangen bedragen, zal worden afgewezen.
Aan de vordering om voor recht te verklaren dat op 24 april 2015 geen overeenstemming is bereikt over verhoging van de opslagen en provisie overeenkomstig de brief van 22 januari 2015 komt geen zelfstandige betekenis toe. [eiseres] heeft immers niet aangevoerd dat Rabobank de in april 2015 geïncasseerde hogere bedragen niet heeft gerestitueerd. Deze vordering - weergegeven onder 3.1 sub a. - zal daarom eveneens worden afgewezen.
4.12.
[eiseres] heeft - onder de voorwaarde dat het onder a. en b. gevorderde niet toewijsbaar is - subsidiair gevorderd dat Rabobank wordt veroordeeld de opslagen en de kredietprovisie in elk geval gedurende anderhalf jaar ná 1 januari 2016 niet verder te verhogen.
De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding. Rabobank stelt de tarieven vast aan de hand van de ontwikkeling van de bedrijfsresultaten in het voorgaande jaar. Een verbod om daartoe over te gaan zou betekenen dat Rabobank geen rekening kan houden met latere ontwikkelingen. Dat overschrijdt de reikwijdte van artikel 6:248 lid 2 BW in ruime mate. Ook de vordering, weergegeven onder 3.1 sub d. zal daarom worden afgewezen.
4.13.
Ook de door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten - weergegeven onder 3.1 sub e. - zal worden afgewezen.
4.14.
[eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.517,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016.
[2066/1729]