In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, vorderde eiser opheffing van maritaal beslag dat door gedaagde was gelegd op zijn aandelen in [bedrijf1] en op de bankrekeningen van [bedrijf1]. De partijen, die in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd, waren verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Gedaagde had op 3 februari 2016 maritaal beslag gelegd op de aandelen en bankrekeningen van eiser, met als doel te voorkomen dat eiser deze goederen zou wegmaken. Eiser stelde dat er geen gegronde vrees voor verduistering bestond en vorderde de opheffing van het beslag.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het maritaal beslag op de aandelen van [bedrijf1] terecht was gelegd, omdat deze aandelen tot de gemeenschap behoorden en er een gegronde vrees voor verduistering bestond. Echter, het beslag op de bankrekeningen van [bedrijf1] werd onterecht geacht, omdat deze rekeningen op naam van [bedrijf1] stonden en niet tot de gemeenschap behoorden. De voorzieningenrechter besloot het beslag op de bankrekeningen op te heffen, terwijl het beslag op de aandelen werd gehandhaafd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.