Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
Het verdere verloop van de procedure
- het vonnis in incident van 10 september 2015 met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- het vonnis van deze rechtbank van 15 oktober 2015 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief van mr. Van Wijck d.d. 10 december 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van de op 21 december 2015 gehouden comparitie van partijen;
- de brief d.d. 5 januari 2016 van mr. Salomé, waarop de griffier bij brief d.d. 6 januari 2016 heeft geantwoord dat brief van mr. Salomé aan het dossier wordt toegevoegd;
- de akte houdende wijziging van eis in reconventie, met producties;
- de akte van antwoord namens [eiser ]., met een productie;
- de aantekening van de griffier dat op 23 maart 2016 een descente heeft plaatsgevonden;
- de mail d.d. 29 maart 2016 van mr. Van Wijck aan de griffier, waarin hij naar aanleiding van de descente bericht dat hij de oppervlakte van het stuk grond tussen de gespannen lijnen heeft berekend op – naar beneden afgerond – acht m2;
- de brieven d.d. 29 april 2016 waarin de beide gemachtigden de rechtbank hebben laten weten dat partijen na de descente geen minnelijke regeling hebben bereikt.
Het geschil
in conventie
in reconventie
- mee te werken aan het oprichten van een scheidsmuur, in casu de schutting die [gedaagde ] wil plaatsen, van 2,00 meter hoogte op de grens van de erven, waarbij als grens aangehouden wordt primair de grens zoals deze daar volgens [gedaagde ] op grond van verjaring dient te lopen, subsidiair de kadastrale grens, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
- de helft van de kosten daarvan te betalen, zijnde een bedrag van € 850,50, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2015 tot de dag der algehele voldoening;
- in de proceskosten.
De beoordeling
Volgens [eiser ]. stond de berberishaag op de kadastrale grens (dus op de blauwe lijn vanaf waar de blauwe en gele lijnen uiteenlopen).
verkrijgendeverjaring slaagt indien komt vast te staan dat sprake is van onafgebroken bezit te goeder trouw gedurende tien jaar (artikel 3:99 lid 1 BW). De bezitter is te goeder trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen (artikel 3:118 lid 1 BW). De verjaring begint te lopen met de aanvang van de dag na het begin van het bezit (artikel 3:102 BW).
bevrijdendeverjaring slaagt indien komt vast
Boom 1 staat hoe dan ook meer dan twee meter van de erfgrens af zodat de primaire vordering van [gedaagde ] om [eiser ]. te veroordelen de bomen op het perceel van [eiser ]. die minder dan twee meter van de erfgrens af staan te verwijderen zal worden afgewezen ten aanzien van boom 1.
Boom 2 staat, ongeacht welke lijn de erfgrens vormt, op een afstand van minder dan twee meter. Een rechtsvordering tot het opheffen van een onrechtmatige toestand verjaart door verloop van twintig jaren, te beginnen met de dag volgend op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand gevorderd kan worden, met andere woorden vanaf het moment waarop die bomen onrechtmatige hinder zijn gaan veroorzaken (artikel 3:314 lid 1 BW gelezen in samenhang met artikel 3:306 BW), en niet - zoals door [eiser ]. aangevoerd – vanaf het moment dat de bomen geplant zijn. Nu [gedaagde ] niet stelt dat de huidige toestand al meer dan twintig jaar duurt en [eiser ]. niets heeft aangevoerd waaruit blijkt dat dit wel zo is, is geen sprake van verjaring van de rechtsvordering van [gedaagde ].
De beslissing
in conventie
donderdag 18 augustus 2016 te 10.00 uur, teneinde [eiser ]. in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of zij dit bewijs wensen te leveren en,
allebetrokkenen in de
in reconventie
donderdag 18 augustus 2016 te 10.00 uurvoor het indienen van een akte door – eerst – [gedaagde ] voor het in rechtsoverweging 3.13 genoemde doel;