Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in kort geding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
OnderwijsPost ervoor heeft gekozen [eiseres] te ontslaan terwijl nog niet sluitend was vastgesteld wat er precies is gebeurd’en dat ‘
het onderzoek (…) grotendeels pas achteraf (heeft) plaatsgevonden’en ‘
evenmin uitsluitsel biedt’, terwijl OnderwijsPost in dezelfde tussenbeschikking wel wordt toegelaten tot bewijslevering op dit punt, waarbij de bewijslevering uiteindelijk heeft geleid tot het in de beschikking van 20 juni 2016 gegeven oordeel dat OnderwijsPost in haar bewijsopdracht is geslaagd. R.o. 5.15 van de tussenbeschikking heeft echter betrekking op de door [eiseres] bij wijze van voorlopige voorziening verzochte salarisdoorbetaling en moet in zoverre als niet meer dan een voorlopig oordeel worden beschouwd. Dat het in de eindbeschikking gegeven oordeel daarvan - na bewijslevering - afwijkt, maakt dat oordeel niet innerlijk tegenstrijdig met het eerder gegeven voorlopige oordeel. In die zin is van een juridische misslag geen sprake.