ECLI:NL:RBROT:2016:6556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
10/680617-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor gijzeling of vrijheidsberoving met betrekking tot een slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte werd aangetroffen in een gestolen BMW, samen met medeverdachten, nabij een zwembad waar het beoogde slachtoffer zich bevond. De politie vond in de auto diverse voorwerpen die duidden op een plan tot gijzeling, waaronder handschoenen, tie-wraps en een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze voorwerpen voorhanden had, met het doel om de echtgenote van het slachtoffer te gijzelen. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de gestolen auto en de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voorbereidingshandelingen voor gijzeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder opzetheling en het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte hiervan op de hoogte was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680617-15
Datum uitspraak: 21 juli 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI [adres PI].
Raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 juli 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (medeplegen van voorbereiding van gijzeling of vrijheidsberoving), 2 (medeplegen van opzetheling) en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.

4.De verdediging

De raadsman heeft geconcludeerd tot algehele vrijspraak. De raadsman heeft daartoe als alternatief scenario aangevoerd hetgeen de verdachte ter zitting heeft verklaard, te weten (kort samengevat): dat hij de auto (BMW) zou verplaatsen van Oud-Beijerland naar ’s-Gravendeel en voorts dat hij van plan was om in ’s-Gravendeel met de drie medeverdachten te gaan trainen en dat hij dat daar wel vaker deed.
Daarnaast heeft de raadsman, verkort weergegeven, het navolgende aangevoerd:
  • Niet kan worden vastgesteld dat de spullen die in de BMW zijn aangetroffen door de verdachte en/of zijn medeverdachten in de auto zijn gelegd, aangezien de auto niet op slot kon en door de politie niet onder observatie was genomen.
  • Er zijn geen concrete aanwijzing dat de verdachte van plan was om de echtgenote van [slachtoffer] te ontvoeren. Het door het openbaar ministerie middels de tenlastelegging geschetste scenario is hoogst onwaarschijnlijk omdat niemand op klaarlichte dag met een niet geblindeerde auto met daarin al vier personen een vrouw gaat gijzelen, of wederrechtelijk van haar vrijheid beroven voor de ogen van haar kind en in de drukte rondom een zwembad. De vraag is bovendien hoe verdachten konden weten dat de vrouw en het kind van [slachtoffer] in het zwembad waren. Het peilbaken was immers geplaatst onder de bedrijfsauto van [slachtoffer] en niet onder de auto van zijn echtgenote.
  • De laatste verklaring van [getuige 1] is onbetrouwbaar omdat hij met kennis van het dossier de ontbrekende feiten en omstandigheden heeft ingevuld in zijn verklaring en nadrukkelijk zijn eigen straatje heeft schoongeveegd.
Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat er geen enkele wetenschap was bij de verdachte noch dat hij uit feiten en omstandigheden heeft moeten afleiden dat de auto gestolen was (feit 2) en dat er een vuurwapen en munitie in de auto lagen (feit 3).

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Bedreigingen [slachtoffer]
Op 24 augustus 2015 is het zeeschip ms. [schip] aangekomen in de haven van Vlissingen. Tussen een lading bananen werd door de douane 180,3 kilogram cocaïne aangetroffen. De lading was bestemd voor [bedrijf] te Barendrecht. De drugs zijn door de politie in beslag genomen en er is dummymateriaal en 10 gram cocaïne in de lading bananen teruggeplaatst.
Op 25 augustus 2015 heeft [slachtoffer] met zijn vrachtwagen de betreffende pallet met bananen in opdracht van [bedrijf] opgehaald. Diezelfde dag is zijn vrachtwagen en de lading door de politie in beslaggenomen.
Op 28 augustus 2015 en op 15 september 2015 is [slachtoffer] door verschillende mannen - onder meer met een vuurwapen - bedreigd. Hij moest ‘het spul’ teruggeven. [slachtoffer] heeft hen verteld dat hij de drugs niet in zijn bezit had en dat de politie dit in beslag had genomen. Een van deze mannen heeft [slachtoffer] op 15 september 2015 gezegd dat als zijn verhaal niet zou kloppen zij de volgende keer zijn vrouw zouden pakken.
In de nacht van 23 op 24 september 2015 is een peilbaken onder de Mercedes bestelauto van [slachtoffer] geplaatst.
Op 9 en 10 oktober 2015 zijn er met een Samsung telefoon foto’s gemaakt van de woning van [slachtoffer] in Mijnsheerenland en van de aldaar geparkeerde auto van diens echtgenote. Op diezelfde Samsung telefoon is tevens een gedownload bestand aangetroffen met de aan- en afmeergegevens van zeeschepen, waaronder de ms. [schip].
Verplaatsingen met BMW
Op 9 oktober 2015 heeft de politie een melding van een buurtbewoner ontvangen dat een BMW, 5 serie, al enkele weken geparkeerd stond aan het [straatnaam] te Oud Beijerland. De politie constateerde dat de BMW niet slotvast dicht zat, dat er in de auto onder meer een bundel (per 2 aan elkaar vastgebonden) tie-wraps, een kussensloop en een muts in het dashboardkastje lagen, alsmede dat de auto gestolen was en voorzien was van valse kentekenplaten ([kenteken]). De politie zag hierin aanleiding om de BMW te voorzien van een peilbaken.
De vier verdachten ([medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn op maandagmiddag 12 oktober 2015 in een Daihatsu Cuore, de auto van de moeder van verdachte [verdachte], vanuit Rotterdam richting Oud-Beijerland gereden. Daar zijn zij overgestapt in de gestolen BMW.
Op 12 oktober 2015 rond 14.24 uur ontving de politie het bericht dat de BMW zich verplaatste; de auto reed vanaf Oud-Beijerland richting Mijnsheerenland en vervolgens weer terug naar het [straatnaam] te Oud-Beijerland. Vervolgens rond 15.00 uur verplaatste de auto zich naar ’s-Gravendeel. De BMW kwam tot stilstand op de [straatnaam] te ’s-Gravendeel en werd aldaar klem gereden door de politie. De verdachten werden om 15.20 uur aangehouden.
De plaats waar de verdachten zijn aangehouden bevindt zich op circa 200 meter afstand van het zwembad De Wellen, waar de echtgenote van [slachtoffer] elke week op maandagmiddag met hun dochtertje naar zwemles gaat. De zwemles begint om 15.30 uur en zij is daar dan vanaf 15.15 uur aanwezig.
Aantreffen verdachten
Bij de aanhouding van de verdachten in de gestolen BMW heeft de politie geconstateerd dat verdachte [verdachte] op de bestuurdersplaats zat, verdachte [medeverdachte 3] op de bijrijdersplaats, verdachte [medeverdachte 1] links achterin en verdachte [medeverdachte 2] rechts achterin. Tijdens de aanhouding droegen alle vier de verdachten donkere kleding. De verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] droegen een stuk van een zwart t-shirt bij zich. De verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] droegen zwarte werkhandschoenen, de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] hadden een zwarte werkhandschoen bij zich. Ook in de auto zijn diverse zwarte werkhandschoenen aangetroffen (te weten twee in de middenconsole voor in de auto, twee links op de achterbank en een tussen de bestuurdersstoel en de middenconsole). Alle werkhandschoenen waren van hetzelfde merk.
Door de politie zijn bij de aanhouding verspreid door de auto tie-wraps aangetroffen (te weten in het portiervak van het linker voorportier, in het dashboardkastje, in het midden op de achterbank in een plastic tasje en in een kussensloop onder de trui van de verdachte [medeverdachte 2]. In het portiervak van het linker voorportier lag een rol duct tape. Tussen de bestuurdersstoel en de middenconsole lag voornoemde Samsung telefoon, met daarop voornoemde foto’s en het gedownloade bestand. Op de achterbank is in plastic tasjes een bouwzeil en een flesje met chloroform aangetroffen. Half onder de mat aan de rechterachterzijde onder de stoel van de bijrijder lagen twee kentekenplaten. De verdachte [verdachte] had een vouwmesje bij zich.
Na de aanhouding heeft de politie op de stoep naast het rechter achterportier een plastic tasje aangetroffen met daarin een in een doek gewikkeld vuurwapen met daarop het DNA van de verdachte [medeverdachte 2]. Voorts zijn bij de verdachte [medeverdachte 2] zijn mobiele telefoon en de bijbehorende batterij los in zijn broekzak aangetroffen.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of het onder 1 ten laste gelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan of de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvormen ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Niet kan worden geabstraheerd van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had.
Welke voorwerpen?
Er dient zowel opzet te zijn op het voorhanden hebben van de betreffende voorwerpen, als opzet gericht op het begaan van een (ernstig) misdrijf.
Met betrekking tot de bij elk van de verdachten en in de auto aangetroffen voorwerpen dient eerst te worden vastgesteld of de verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) had op het voorhanden hebben daarvan.
Vast staat dat de BMW sinds enkele weken geparkeerd stond op het [straatnaam] in Oud-Beijerland. De auto stond niet slotvast dicht toen de politie op 9 oktober 2015 de auto inspecteerde en aldaar in het dashboardkastje onder meer tie-wraps en een kussensloop aantrof. De auto is vervolgens niet geobserveerd. Derhalve is niet uit te sluiten, zoals de verdediging heeft betoogd, dat (een deel van) de door de politie bij de aanhouding aangetroffen goederen reeds eerder dan op 12 oktober 2015 en wellicht door anderen dan de verdachte en de medeverdachten, in de auto zijn gelegd. Weliswaar heeft een getuige gezien dat één persoon uit de groep van vier verdachten met een plastic tas naar de BMW liep, maar deze getuige heeft de persoon met het plastic tasje weer terug zien lopen naar de Daihatsu en vervolgens weer naar de BMW. Zij heeft niet verklaard dat hij een plastic tas bij zich had toen hij terug liep naar de BMW. Voorts heeft deze getuige nog een van de verdachten zien lopen met een rugtas. Deze rugtas is echter niet in de BMW aangetroffen.
Enkele goederen, zoals het bouwzeil, het flesje met chloroform en het vuurwapen waren ingepakt in plastic tasjes en bevonden zich bovendien op de achterbank van de auto, terwijl de verdachte op de bestuurdersstoel zat. Onder deze omstandigheden is - mede in het licht van het voorgaande - niet vast te stellen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen. Dat ligt anders ten aanzien van de door de politie onder de verdachte zelf aangetroffen goederen, zoals gerelateerd in het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2015 (documentcode 1510131411.OIG, dossierpagina’s 33-35) en afgebeeld op het daarbij behorende fotoblad, te weten - voor zover relevant - een werkhandschoen en een vouwmesje. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om hieromtrent te twijfelen aan de juistheid van de waarneming van de politie zoals gerelateerd in voornoemd proces-verbaal van bevindingen en passeert daarmee het door de verdachte gevoerde verweer dat iemand van het arrestatieteam deze handschoen in zijn zak zou hebben gestopt. Bovendien lagen in de directe nabijheid van de verdachte, toen hij als bestuurder in de BMW zat, ook een drietal identieke werkhandschoenen (te weten tussen de bestuurdersstoel en de middenconsole en in de middenconsole). Deze handschoenen lagen in het zicht en verdachte [verdachte] kon hierover beschikken.
Ook ten aanzien van de tie-wraps die verspreid door de auto lagen, waaronder ook direct in het zicht van de verdachte, te weten in het portiervak van het linkervoorportier van de auto, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzet, in elk geval in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het voorhanden hebben daarvan. Ditzelfde geldt ten aanzien van de duct tape die in het portiervak van het linkervoorportier lag.
Ten aanzien van de gestolen BMW en de valse kentekenplaten is de rechtbank van oordeel dat weliswaar niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ervan op de hoogte was dat deze zaken gestolen waren, maar dat wel kan worden vastgesteld dat de BMW, van een ander dan van verdachte, dienstig was ter zake van het misdadige doel, te weten de voorbereiding van een gijzeling of wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte is in Oud Beijerland van auto gewisseld, van de Daihatsu Cuore van zijn moeder naar de BMW, waardoor het moeilijker was om hem te traceren.
Dit betekent dat kan worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voorhanden heeft gehad: een (gestolen) auto, handschoenen, tie-wraps, duct tape en een mes. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze voorwerpen afzonderlijk en gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvormen ten tijde van het voorhanden hebben daarvan door de verdachte dienstig zijn voor het door hem beoogde misdrijf, te weten (zoals hieronder nader zal worden gemotiveerd) de gijzeling dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving van de echtgenote van [slachtoffer].
Welk misdadig doel had de verdachte voor ogen?
Uit de navolgende feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat het misdadige doel dat de verdachte voor ogen had, betrekking had op het gijzelen dan wel wederrechtelijk van haar vrijheid beroven van de echtgenote van [slachtoffer]. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer] heeft op 16 oktober 2015 tegen de politie verklaard dat hij op 15 september 2009 voor een tweede maal werd bedreigd, waarbij door één van de mannen tegen hem is gezegd dat zij de volgende keer zijn vrouw zouden pakken.
De verdediging heeft betoogd dat deze verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is en wellicht achteraf is ingekleurd door de aanhouding van de verdachte op 12 oktober 2015, nabij de plaats waar zijn echtgenote met hun dochtertje naar zwemles gaat. Een aanwijzing voor de onbetrouwbaarheid van deze verklaring is volgens de verdediging de omstandigheid dat [slachtoffer] niet direct na 15 september 2015 aangifte van deze bedreiging heeft gedaan.
Anders dan de raadsman heeft betoogd ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] reeds naar aanleiding van de eerste bedreiging op 28 augustus 2015, op 29 augustus 2015 aangifte heeft gedaan van bedreiging van hemzelf, zijn vrouw en zijn kind. [slachtoffer] geeft bovendien op 16 oktober 2015 een verklaring voor het feit dat hij niet direct na de bedreigingen op 15 september 2015 maar pas later, toen hij hoorde van de aanhouding van de vier verdachten, melding heeft gedaan bij de politie. Hem was door de mannen die hem bedreigden immers te kennen gegeven dat hij de politie niet mocht inseinen. Kortom, hij was bang. Dit laatste wordt ook bevestigd in het proces-verbaal van de FIOD medewerker [naam] (pv 201530862 d.d. 18 oktober 2015) die hem na de bedreiging van 15 september 2015 hierover heeft gesproken. [naam] heeft tevens gesproken met de vader van [slachtoffer], die aangaf dat zijn zoon bang was en om die reden geen contact wilde met de politie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank, anders dan de verdediging, de verklaring van [slachtoffer] dat de bedreigingen mede zagen op zijn vrouw betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Voorts kan worden vastgesteld dat de verdachte, toen hij in de BMW door de politie werd aangehouden, zich in de dichte nabijheid bevond van de echtgenote van [slachtoffer].
Uit het dossier kan verder het navolgende worden opgemaakt:
De Samsung telefoon
In de gestolen BMW is tussen de bestuurdersstoel en de middenconsole een Samsung telefoon aangetroffen. Op deze telefoon zijn foto’s van de woning van [slachtoffer] en van de auto van zijn echtgenote, alsmede gegevens van ms. [schip] zijn aangetroffen.
Op grond van het navolgende stelt de rechtbank vast dat deze telefoon, in elk geval vanaf 10 oktober 2015 in gebruik was bij de verdachte.
  • Uit historische telecomgegevens blijkt dat een (eigen) telefoon van de verdachte en voornoemde Samsung telefoon op 10 oktober 2015 omstreeks 12.59 en 13.00 uur op dezelfde zendmast aanstralen en op 11 en 12 oktober 2015 nagenoeg gelijktijdig op (vrijwel) dezelfde of in elkaars directe nabijheid bevindende zendmasten aanstralen. Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de Samsung onder zich heeft gehad.
  • In de telefoon bevond zich een simkaart waarvan de simkaarthouder is de aangetroffen in de Daihatsu Cuore, de auto van de moeder van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en zijn moeder nagenoeg de enige zijn die de Daihatsu gebruiken en dat hij daarmee op 12 oktober 2015 zijn drie medeverdachten heeft opgehaald waarna zij naar Oud-Beijerland (naar de BMW) zijn gereden.
  • Op 11 oktober 2015 is de simkaart die zich aanvankelijk in de telefoon bevond, vervangen door de simkaart waarvan de simkaarthouder in voornoemde Daihatsu is aangetroffen; kennelijk maakte de verdachte gebruik van de Samsung telefoon. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdachte dat hij de telefoon vanaf 10 oktober 2015 tot aan zijn aanhouding slechts onder zich hield voor een ander.
Uit onderzoek aan de Samsung telefoon is gebleken dat één van voornoemde foto’s is gemaakt op 10 oktober 2015 omstreeks 13.12 uur vanuit een Renault Megane personenauto. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 10 oktober 2015 omstreeks 13.00 uur op de [straatnaam] te Mijnsheerenland een grijze personenauto, Renault Megane, kenteken [kenteken], heeft zien staan met daarin een blanke bestuurder (‘een dikke ronde kop, kalend hoofd en een soort ringbaardje’). Vervolgens heeft hij op het pad van de woning van zijn zoon een andere blanke man zien lopen, die hij heeft aangesproken. Deze man zei dat hij waarschijnlijk op het verkeerde adres was, liep weg in de richting van de Renault Megane en stapte aan de passagierszijde van die auto in. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte past in het door de getuige opgegeven signalement van de bestuurder. Aan de getuige is een foto van de verdachte getoond waarna hij heeft verklaard dat de persoon op de getoonde foto wel erg veel lijkt op de bestuurder. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat voornoemde Renault Megane op dat moment in gebruik was bij [betrokkene 1], een goede vriend van de verdachte. De telefoon van de verdachte en de Samsung telefoon stralen bovendien 10 oktober 2015 omstreeks 12.59 en 13.00 uur op dezelfde zendmast aan.
Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat de verdachte er bij aanwezig was toen met de telefoon op 10 oktober 2015 met de Samsung telefoon een foto werd gemaakt van de voor de woning van [slachtoffer] geparkeerde auto van diens echtgenote.
Tussenconclusie:
Op de Samsung telefoon zijn foto’s aangetroffen van de woning van [slachtoffer] en de voor de woning geparkeerde auto van diens echtgenote. Deze foto’s zijn gemaakt op 9 en 10 oktober 2015. Op diezelfde Samsung telefoon is tevens een gedownload bestand aangetroffen met de aan- en afmeergegevens van zeeschepen, waaronder de ms. [schip]; het zeeschip waarmee de onderschepte lading drugs was vervoerd.
De Samsung telefoon was, in elk geval vanaf 10 oktober 2015, in gebruik bij de verdachte. Hiermee is een directe relatie te leggen tussen de verdachte en [slachtoffer] en gegevens omtrent diens echtgenote (te weten haar auto) alsmede tussen de verdachte en - zij het indirect - de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer] die immers betrekking hadden op de onderschepte lading drugs afkomstig van zeeschip ms. Emerald.
Peilbaken
Uit onderzoek is gebleken dat op 23/24 september 2015 een peilbaken onder de Mercedes bestelbus van [slachtoffer] is geplaatst en dat in de periode van 20 september 2015 tot en met 12 oktober 2015 verschillende simkaarten in het peilbaken zijn geplaatst. Tevens is gebleken dat in voornoemde periode in voornoemde Samsung telefoon 6 simkaarten zijn geplaatst waaronder een simkaart die ook is aangetroffen in het peilbaken onder de Mercedes. Ook de simkaart met telefoonnummer 06-[nummer] heeft zowel in de Samsung telefoon als in het peilbaken gezeten.
Dit betekent dat er een koppeling is tussen degene die het peilbaken heeft geplaatst en de Samsung telefoon waarop de foto’s van de woning van [slachtoffer] staan en waarvan de verdachte in de dagen voorafgaand aan zijn aanhouding gebruik maakte.
De persoon [getuige 1](verder: [getuige 1])
[getuige 1] is de zakenpartner van de verdachte, met wie hij samen een sportschool had.
De politie heeft bij observaties vastgesteld dat [getuige 1] in de ochtend van 25 augustus 2015 - de dag van het transport door [slachtoffer] en [betrokkene 2] in opdracht van [bedrijf] vanuit Vlissingen - eerst om 10.02 uur aanwezig was bij het bedrijf [bedrijf] en vervolgens om 10.13 uur een ontmoeting had met [betrokkene 2]. [bedrijf] is de afzender van voornoemd transport waarin de cocaïne is aangetroffen. [slachtoffer] heeft verklaard dat [betrokkene 2] op 28 augustus 2015 is meegekomen met de twee mannen die hem bedreigden. Verder blijkt uit de getuigenverklaring van [betrokkene 3] dat de auto van [getuige 1] op 9 oktober 2015, rondom het tijdstip waarop aldaar de foto’s van de woning van [slachtoffer] zijn gemaakt met de Samsung telefoon, is gesignaleerd in de nabije omgeving van de woning van [slachtoffer]. Uit historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van [getuige 1] rond die tijd in de buurt van deze locatie een zendmast heeft aangestraald. [getuige 1] heeft verklaard dat hij het onder de Mercedes aangetroffen peilbaken heeft gekocht en dat bij dit peilbaken een Samsung telefoon hoort.
Aangezien, zoals hiervoor is vastgesteld, in de Samsung telefoon die onder de auto van [slachtoffer] is aangetroffen twee dezelfde simkaarten zijn geplaatst als in het peilbaken, doelt [getuige 1] in zijn verklaring op de onderhavige Samsung telefoon die in de BMW is aangetroffen.
Er is derhalve een koppeling tussen [getuige 1], de zakenpartner van de verdachte, het peilbaken dat onder de auto van [slachtoffer] is geplaatst en de verdachte als gebruiker van de Samsung telefoon.
Al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beziend leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte voorbereidingen trof tot het gijzelen dan wel wederrechtelijk van haar vrijheid beroven van de echtgenote van [slachtoffer].
De eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte leidt niet tot een ander oordeel.
De verdachte heeft zich aanvankelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij op verzoek van iemand, wiens identiteit hij vanwege zijn veiligheid niet wil onthullen, de auto zou verplaatsen van Oud-Beijerland naar ’s-Gravendeel en voorts dat hij van plan was om in ’s-Gravendeel met de drie medeverdachten te gaan trainen en dat hij dat daar wel vaker deed. De verdachte heeft er voor gekozen deze verklaring eerst ter terechtzitting af te leggen waardoor zijn verklaring niet verifieerbaar is. De rechtbank acht de verklaring volstrekt ongeloofwaardig en deze vindt bovendien geen steun in de andere bewijsmiddelen.
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft immers weliswaar verklaard dat hij bij de verdachte in de auto zat omdat hij samen met hem zou gaan trainen. Maar op de vraag waarom zij niet in Rotterdam gingen trainen en waarom zij rondjes hebben gereden met de auto, kan de medeverdachte [medeverdachte 2] geen antwoord geven. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard zich niets meer te kunnen herinneren omdat hij gedronken en geblowd had. Hij heeft niet verklaard dat hij met de verdachte zou gaan trainen en dit lijkt gelet op de toestand waarin hij volgens zijn verklaring verkeerde ook niet voor de hand liggend. [medeverdachte 3] heeft bij de politie geen verklaring gegeven over zijn aanwezigheid in de auto.
De lezing van de verdachte biedt bovendien geen verklaring voor andere uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden, zoals hiervoor uiteengezet.
Het door de verdediging gevoerde verweer dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de verdachte en zijn medeverdachten op klaarlichte dag met een niet geblindeerde auto een vrouw zouden gijzelen, of wederrechtelijk van haar vrijheid zouden beroven voor de ogen van haar kind en in de drukte rondom een zwembad, treft geen doel. Het kenmerk van voorbereidingshandelingen is dat er geen begin van uitvoering is gemaakt. Het blijft derhalve onduidelijk hoe deze uitvoering vorm zou hebben gekregen indien de politie niet zou hebben ingegrepen. In dit geval is geenszins uit te sluiten dat het plan van de verdachte was om de vrouw vanuit het zwembad te volgen en haar elders op een rustigere plek klem te rijden en haar van haar vrijheid te beroven/haar te gijzelen en/of dat hij van plan was de vrouw te vervoeren in haar eigen auto waarmee zij naar het zwembad was gekomen. Wat daar verder van zij, voor de strafbaarheid van voorbereiding is niet vereist dat het door de verdachte beoogde misdrijf kon worden voltooid. Het ter zake gevoerde verweer faalt derhalve.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen voornoemde voorwerpen gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen heeft gehad. Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank voorts af dat de verdachte ten tijde van het voorhanden hebben daarvan het misdadige doel voor ogen had. Aldus is bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van een gijzeling dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het onder 1 ten laste gelegde feit is derhalve wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Feit 2
Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan niet worden bewezen dat de verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van de BMW , type 5-serie, kleur grijs, wist dat deze van misdrijf afkomstig was. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de tenlastegelegde opzetheling.
Om tot bewezenverklaring van schuldheling te kunnen komen, moet allereerst kunnen worden vastgesteld dat er sprake is van grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid aan de zijde van de verdachte bij het verwerven of voorhanden krijgen van een goed (de auto).
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting en op grond van het dossier heeft de rechtbank geen feiten en omstandigheden kunnen vaststellen op grond waarvan dit kan worden geconcludeerd. De verdachte heeft verklaard dat hij beschikte over een originele BMW-sleutel, waarvan het tegendeel niet is gebleken. Weliswaar constateert de politie op 9 oktober 2015 dat de BMW niet slotvast was afgesloten, maar deze omstandigheid is niet toereikend om vast te stellen dat kenbaar was of redelijkerwijs had moeten zijn dat de auto door misdrijf was verkregen. Uit het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten, te weten het vanuit Rotterdam met een Daihatsu Cuore overstappen in de BMW die geparkeerd stond, kan dit evenmin worden afgeleid.
Aangezien de rechtbank in het dossier geen objectieve bewijsmiddelen heeft aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de BMW redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze auto door misdrijf was verkregen, kan de onder feit 2 ten laste gelegde schuldheling van de BMW evenmin wettig en overtuigend bewezen worden en zal de verdachte ook hiervan worden vrijgesproken.
5.3.
Feit 3
Het pistool (merk: ASAI, model: ONE PRO.45, kaliber: .45 ACP) was in een doek gewikkeld en verpakt in een plastic tas. Dit tasje bevond zich bij medeverdachte [medeverdachte 2], die rechts achterin de auto, achter de bijrijder, zat. Immers, vastgesteld kan worden dat de politie het tasje met het vuurwapen eerst heeft aangetroffen op de stoep direct bij het rechter achterportier, nadat de medeverdachte [medeverdachte 2], wiens DNA op het vuurwapen is aangetroffen, door de politie uit de auto was gehaald. Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte van de aanwezigheid van dit vuurwapen in het plastic tasje op de hoogte was of gedurende de autorit op de hoogte is geraakt.
Omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen in het voertuig waarin hij zich bevond zal hij worden vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op of omstreeks 12 oktober 2015 te Oud-Beijerland en/of Mijnsheerenland
(gemeente Binnenmaas) en/of 's-Gravendeel (gemeente Binnenmaas),
ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop
naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is
gesteld, te weten
een gijzeling in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 282a van
het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
een wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging (hetgeen een misdrijf
genoemd in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel
312 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
een afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 317 lid 1
en/of lid 3 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld
opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen
een gestolen (personen)auto (merk BMW, type 5-serie) voorzien van valse
kentekenplaten en/of een of meer paar zwarte handschoenen en/of zes stuks
tie-wraps en/of duct tape en/of een taser, althans een stroomstootwapen en/of
een vuurwapen en/of een mes en/of ((een) de(e)l(en) van) een zwart T-shirt
en/of een kussensloop en/of een hoeveelheid chloroform, althans een
bedwelmende vloeistof
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft
verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
VOORBEREIDING VAN GIJZELING OF OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN OF BEROOFD HOUDEN.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van gijzeling of vrijheidsberoving. Het uiteindelijke uitvoeren van dit misdrijf is door het ingrijpen van de politie voorkomen.
Aan voornoemd feit ligt een door de douane onderschept drugstransport ten grondslag. De chauffeur van dit transport, [slachtoffer], is korte tijd vóór het bewezenverklaarde feit bedreigd, waarbij door één van de mannen is gezegd dat ‘zij de volgende keer zijn vrouw zouden pakken’. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de verdachte zelf direct of indirect bij voornoemde drugstransactie of bedreigingen betrokken was. Wel staat vast dat de verdachte zonder enig duidelijk motief bereid was om de echtgenote van [slachtoffer] te gijzelen of in elk geval wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven en hij heeft daartoe voorbereidingshandelingen verricht.
Dat het bij een voorbereiding is gebleven is te danken aan het tijdige ingrijpen door de politie. Een uitvoering van de door de verdachte beoogde plannen zou een diepe impact hebben gehad op het mogelijke slachtoffer alsook in de omgeving van dit slachtoffer. De verdachte heeft zich hier echter op geen enkele wijze om bekommerd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juni 2016, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een delict in het kader van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 december 2015. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de na te melden straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.I. Mentink, voorzitter,
mr. K. Bakker en mr. S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 12 oktober 2015 te Oud-Beijerland en/of Mijnsheerenland
(gemeente Binnenmaas) en/of 's-Gravendeel (gemeente Binnenmaas),
ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop
naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is
gesteld, te weten
een gijzeling in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 282a van
het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
een wederrechtelijke vrijheidberoving in vereniging (hetgeen een misdrijf
genoemd in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel
312 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
een afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 317 lid 1
en/of lid 3 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld
opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen
een gestolen (personen)auto (merk BMW, type 5-serie) voorzien van valse
kentekenplaten en/of een of meer paar zwarte handschoenen en/of zes stuks
tie-wraps en/of duct tape en/of een taser, althans een stroomstootwapen en/of
een vuurwapen en/of een mes en/of ((een) de(e)l(en) van) een zwart T-shirt
en/of een kussensloop en/of een hoeveelheid chloroform, althans een
bedwelmende vloeistof
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft
verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij
op of omstreeks 12 oktober 2015 te Oud-Beijerland en/of Mijnsheerenland
(gemeente Binnenmaas) en/of 's-Gravendeel (gemeente Binnenmaas),
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een (personen)auto (merk BMW, type 5-serie, kleur grijs)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemde auto wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
3.
hij
op of omstreeks 12 oktober 2015 te Oud-Beijerland en/of Mijnsheerenland
(gemeente Binnenmaas) en/of 's-Gravendeel (gemeente Binnenmaas),
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van
categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een pistool (merk: ASAI, model: ONE PRO .45, kaliber: .45 ACP),
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte)
munitie in de zin van aertikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
10 kogelpatronen (kaliber: .45 AUTO, voorzien van bodemstempel S&B),
voorhanden heeft gehad.