ECLI:NL:RBROT:2016:698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
KTN-4185115_05022016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en bewijsvoering bij schade door inbraak op industrieterrein

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2016, heeft de besloten vennootschap Automobielbedrijf “Dorzo” B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die onder de handelsnaam opereert. Dorzo vorderde schadevergoeding wegens wanprestatie, omdat de gedaagde partij volgens Dorzo onvoldoende surveillance had uitgevoerd op het industrieterrein Hoogstad te Vlaardingen, waar in de nacht van 9 op 10 juli 2014 een inbraak heeft plaatsgevonden. Dorzo stelde dat de gedaagde partij tekort was geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen, wat resulteerde in schade van € 19.319,65, inclusief buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een tekortkoming was in de surveillance, maar dat Dorzo niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het causale verband tussen deze tekortkoming en de geleden schade. De rechter heeft de omkeringsregel, die in bepaalde gevallen kan worden toegepast om de bewijslast te verleggen, niet van toepassing geacht. Dit omdat de tekortkoming niet voldeed aan de vereisten voor een normschending die specifiek gericht is op het voorkomen van schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dorzo niet heeft aangetoond dat de schade niet zou zijn ontstaan als er voldoende surveillances waren uitgevoerd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Dorzo afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij. De uitspraak benadrukt het belang van het leveren van bewijs voor het causale verband in wanprestatiezaken, vooral wanneer de omkeringsregel niet van toepassing is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4185115 CV EXPL 15-23467
uitspraak: 5 februari 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Automobielbedrijf “Dorzo” B.V.,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.H.L. Weststrate, advocaat te Vlaardingen,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam gedaagde],
woonplaats: Vlaardingen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.M. Berkhout, advocaat te Vlaardingen.
Partijen worden hierna aangeduid als “Dorzo” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 28 mei 2015, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis d.d. 14 juli 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de akte van Dorzo met producties ten behoeve van de comparitie van partijen;
  • het proces-verbaal van de op 8 oktober 2015 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De datum van de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Partijen hebben in maart 2004 een zogenoemd Contract voor collectieve surveillance Industrieterrein “Hoogstad” gesloten. Op grond van die overeenkomst voert [gedaagde] sinds
21 maart 2004 voor diverse opdrachtgevers, waaronder Dorzo, surveillancewerkzaamheden uit op het industrieterrein Hoogstad te Vlaardingen gedurende zeven dagen per week tussen 19:00 uur en 7:00 uur.
2.2
Op de overeenkomst zijn de Betalings- en leveringsvoorwaarden van prijsopgaven, dienstverlening en uitvoering van werkzaamheden door [handelsnaam gedaagde] (hierna: de Algemene Voorwaarden) van toepassing. Artikel 14 lid 2 van de Algemene Voorwaarden luidt als volgt:
“Het bedrijf is niet aansprakelijk voor gevolgschade”.
2.3
In de nacht van 9 op 10 juli 2014 zijn op het buitenterrein van Dorzo, dat vrij toegankelijk is vanaf de openbare weg, eenenveertig auto’s opengebroken, waaruit airbags zijn ontvreemd. Blijkens camerabeelden is de diefstal met braak gepleegd tussen 00:35 uur en 03:47 uur.

3.De vordering

3.1
Dorzo vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen:
 € 19.319,65 € 19.319,65 aan hoofdsom, primair te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is geleden, te weten 10 juli 2014, subsidiair vanaf
30 oktober 2014 zijnde de datum waarop aanspraak is gemaakt op het bedrag, meer subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
  • € 968,00 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief BTW;
  • de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt Dorzo - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] wanprestatie heeft geleverd doordat in de nacht van 9 op 10 juli 2014 geen surveillancewerkzaamheden zijn verricht, terwijl normaal gesproken drie à vier surveillancerondes per nacht worden gereden. Temeer daar 9 juli 2014 een risicoavond was, omdat toen de halve finale van het WK voetbal werd gespeeld en de kans op inbraken dan groter is.
3.3
Wat betreft het causale verband tussen de wanprestatie en de schade beroept Dorzo zich op omkering van de bewijslast. In dit verband stelt Dorzo dat, indien door een als wanprestatie aan te merken gedraging of nalaten een risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, daarmee het verband tussen de gedraging of het nalaten en de aldus ontstane schade (in beginsel) is gegeven. De bewijslast dat de schade ook zonder de wanprestatie zou zijn ontstaan, rust dan op degene die tekort is geschoten, in dit geval [gedaagde]. [gedaagde] moet dus bewijzen dat de schade ook zou zijn ontstaan indien zij frequenter zou hebben gesurveilleerd. Als er voldoende was gesurveilleerd was de inbraak voorkomen althans verijdeld, waardoor de schade niet zou zijn ontstaan dan wel geringer zou zijn geweest, aldus Dorzo.
3.4
De schade beloopt € 19.319,65. Dit betreft de som van het bedrag van € 520,00 aan eigen risico dat de verzekeraar van Dorzo niet heeft vergoed en het bedrag van € 18.799,65 in verband met een verhoging van de verzekeringspremie die is doorgevoerd na het voorval. Volgens Dorzo betreft dit geen gevolgschade als bedoeld in artikel 14 lid 2 van de Algemene Voorwaarden, althans is het beroep op dit artikel onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.5
[gedaagde] betwist de vordering en concludeert tot afwijzing daarvan.
3.6
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4.De beoordeling

4.1
Niet staat vast dat in de (vroege) avond en nacht van 9 op 10 juli 2014 in het geheel niet is gesurveilleerd bij industrieterrein Hoogstad, zoals Dorzo heeft gesteld, want [gedaagde] heeft dat betwist. Echter, uitgaande van het verweer dat die avond één keer is gesurveilleerd, namelijk om 22:20 uur, wordt Dorzo gevolgd in haar stelling dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de onder 2.1 genoemde overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot het verrichten van surveillance. In dit verband is van betekenis dat de stelling van Dorzo dat normaal gesproken drie à vier keer per nacht wordt gesurveilleerd, steun vindt in de door haar overgelegde weekoverzichten van surveillances waaruit blijkt dat de ene keer meer en de andere keer minder, maar doorgaans zo’n drie keer per nacht wordt gesurveilleerd. Uit het overzicht dat [gedaagde] als productie 2 in het geding heeft gebracht, kan ook worden afgeleid dat het aantal surveillances per nacht verschilt, en dat gemiddeld genomen zo’n drie keer per nacht wordt gesurveilleerd. Dat één keer surveilleren per nacht uitzonderlijk is, vindt verder bevestiging in de verklaring van [gedaagde] bij de comparitie van partijen dat doorgaans surveillance plaatsvindt in de avond en in de nacht. Mede gezien de tijdsspanne waarin de surveillancewerkzaamheden dienen plaats te vinden, namelijk van 19:00 uur tot 7:00 uur, brengt een redelijke uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst met zich dat in die tijd meerdere surveillances dienen plaats te vinden, omdat kwaadwillenden anders een groot deel van de avond en nacht vrij spel hebben. Dat laatste tegengaan, waardoor strafbare feiten zoals inbraken kunnen worden voorkomen dan wel verijdeld, betreft de kern van de overeenkomst tussen partijen. Gelet hierop is één surveillance te weinig geweest. Temeer daar onweersproken is gesteld dat op 9 juli 2014 de kans op inbraken groter was, omdat toen de halve finale van het WK voetbal werd gespeeld, waardoor er weinig mensen op straat waren. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is geweest van een tekortkoming van [gedaagde].
4.2
Dat Dorzo door de wanprestatie van [gedaagde] schade heeft geleden wordt betwist. In dit verband voert [gedaagde] aan dat Dorzo het causale verband tussen de wanprestatie en de schade dient te bewijzen. Dorzo daarentegen stelt dat wat dit aangaat de zogenoemde omkeringsregel dient te worden toegepast. Hiermee wordt bedoeld de door de Hoge Raad in een aantal arresten aanvaarde ‘regel’ dat indien door een als onrechtmatige daad of wanprestatie aan te merken gedraging een risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel is gegeven en dat het aan degene die op grond van die gedraging wordt aangesproken, is om te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan.
4.3
In de rechtspraak waarin de omkeringsregel is aanvaard, wordt tot uitdrukking gebracht dat in de daarin bedoelde gevallen op grond van een bijzondere, uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende regel, een uitzondering dient te worden gemaakt op de hoofdregel van artikel 150 Rv in die zin dat het bestaan van causaal verband (in de zin van: conditio sine qua non-verband) tussen de onrechtmatige gedraging of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen tenzij degene die wordt aangesproken, bewijst dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan.
4.4
Voor het maken van bedoelde uitzondering is alleen plaats als het gaat om schending van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en als dit gevaar door de normschending in het algemeen aanmerkelijk wordt vergroot.
4.5
Voormeld tekortschieten in de nakoming van de verbintenis tot het verrichten van voldoende surveillance, betreft echter niet een normschending als voormeld, maar louter een tekortkoming onder een contract, waarin overigens het aantal en de frequentie van de te verrichten surveillances niet is bepaald, terwijl gesteld noch gebleken is dat er anderszins sprake is van een gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade. Bovendien, hoewel surveillance is gericht om het voorkomen van inbraakschade, kan zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat door het beperken van een surveillanceronde de kans op inbraakschade aanmerkelijk wordt vergroot. Dit betekent dat er geen grond is om de omkeringsregel toe te passen.
4.6
Gelet op het vorenstaande dient Dorzo op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv het causale verband tussen de wanprestatie en de schade te bewijzen, nu dit wordt betwist. Daartoe dient zij te bewijzen dat de schade die zij heeft geleden, voorkomen had kunnen worden, althans geringer zou zijn geweest als zoals te doen gebruikelijk zo’n drie keer was gesurveilleerd. In het bijzonder dient zij te bewijzen dat de diefstal in dat geval niet zou hebben plaatsgevonden of zou zijn ontdekt. Daartoe heeft Dorzo echter onvoldoende gesteld, want het gestelde kan niet tot de conclusie leiden dat de diefstal niet zou hebben plaatsgevonden of zou zijn ontdekt als voldoende was gesurveilleerd. Nog daargelaten dat hetgeen is gesteld, wordt betwist door [gedaagde] en dus niet vast staat. Zo is bestreden dat de surveillant in plaats van voorbij te rijden met de auto, het terrein van Dorzo had moeten oplopen. Ook is bestreden dat bij lopend surveilleren op het terrein van Dorzo de diefstal zou zijn opgemerkt, gezien de toegebrachte schade. Wat dit betreft is van betekenis dat Dorzo niet heeft weersproken dat één van haar monteurs die nacht bij het bedrijf is geweest, maar niets heeft gezien en evenmin dat auto’s al waren opengebroken.
4.7
Kortom, Dorzo heeft onvoldoende gesteld om tot het op haar rustende bewijs te worden toegelaten dat de diefstal die heeft geleid tot schade niet zou hebben plaatsgevonden als voldoende was gesurveilleerd. Daarbij komt dat specifiek ter zake hiervan ook geen bewijsaanbod is gedaan.
4.8
Daarom wordt de vordering afgewezen. Dat lot treft ook de nevenvorderingen.
4.9
Overigens, als Dorzo al tot voormeld bewijs zou zijn toegelaten en daarin was geslaagd, zou de vordering grotendeels afketsen op grond van het bepaalde in artikel 14 lid 2 van de Algemene Voorwaarden. De premieverhoging waarmee Dorzo is geconfronteerd, is geen rechtstreekse schade, maar moet worden aangemerkt als gevolgschade waarvoor [gedaagde] aansprakelijkheid heeft uitgesloten.
4.1
Dorzo wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde, genoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Dorzo in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde, genoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465