ECLI:NL:RBROT:2016:7057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
4971362
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke verhoging en rente in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en uitzendorganisatie

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2016, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de besloten vennootschap Van Koppen & Van Eijk Projectservice B.V. (VKVE). De werknemer vorderde een wettelijke verhoging van haar loon op grond van artikel 7:625 BW, evenals wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De werknemer stelde dat VKVE haar te weinig loon had betaald, wat leidde tot een vordering van in totaal € 11.581,99.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat VKVE in 2015 fouten heeft gemaakt bij de toepassing van de CAO, wat resulteerde in een nabetaald bedrag van € 21.264,73 aan de werknemer. De rechter oordeelde dat de wettelijke verhoging in dit geval gematigd moest worden tot nihil, omdat VKVE niet opzettelijk te weinig loon had betaald. De kantonrechter benadrukte dat het niet de bedoeling van artikel 7:625 BW is om werkgevers te straffen voor niet opzettelijke fouten in de loonberekening.

Wat betreft de gevorderde wettelijke rente, oordeelde de kantonrechter dat de werknemer recht had op een bedrag van € 1.486,44, maar dat de gevorderde rente van € 2.127,11 niet toewijsbaar was, omdat deze ook was berekend over de niet-toewijsbare wettelijke verhoging. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten van € 998,25 toegewezen, omdat deze kosten meeromvattend waren dan de proceskostenveroordeling. Uiteindelijk werd VKVE veroordeeld tot betaling van € 370,53 aan de werknemer, na aftrek van reeds betaalde bijkomende kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4971362 CV EXPL 16-15477
uitspraak: 16 september 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: F.W. Roguski te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Koppen & Van Eijk Projectservice B.V.,
gevestigd te Leiden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.J. Bosboom te Naaldwijk.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘VKVE’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding met producties van 30 maart 2016;
  • de conclusie van antwoord van 21 juni 2016;
  • het tussenvonnis van 21 juni 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 21 juli 2016;
  • de akte met producties van [eiseres] van 22 juli 2016.

2.De vaststaande feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Deze feiten zijn door de ene partij gesteld en door de andere partij erkend of niet weersproken.
2.1
VKVE is een uitzendorganisatie die veelal Poolse arbeidsmigranten uitzendt. [eiseres] is sinds 13 maart 2006 in dienst bij VKVE.
2.2
In 2015 is geconstateerd dat VKVE bij de toepassing van de CAO fouten heeft gemaakt. VKVE heeft naar aanleiding van deze constatering op 20 november 2015 € 16.759,91 bruto aan loon aan [eiseres] nabetaald, op 2 december 2015 € 3.150,34 bruto en op 16 december 2015 € 1.354,48 bruto, bij elkaar een bedrag van € 21.264,73 bruto. VKVE heeft naast dit bedrag nog € 2.114,16 aan [eiseres] betaald voor ‘bijkomende kosten’.

3.Het geschil

3.1
[eiseres] vordert veroordeling van VKVE tot betaling van (1) € 8.456,63 aan wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW, (2) € 2.127,11 aan wettelijke rente en (3) 998,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van VKVE in de kosten van de pro-cedure.
3.2
VKVE betwist de vordering. Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt onder de beoordeling ingegaan op de (overige) stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1
[eiseres] gaat onder randnummer 12 van haar dagvaarding uit van een totaal aan achter-stallig loon betaald bedrag van € 21.141,58 bruto, maar de onder dat randnummer genoemde betaalde bedragen komen bij elkaar opgeteld uit op € 21.264,73 bruto.
wettelijke verhoging
4.2
[eiseres] heeft op grond van artikel 7:625 BW, als VKVE haar loon te laat betaalt, in beginsel recht op een ‘wettelijke verhoging’ van haar loon die op kan lopen tot vijftig procent. De kantonrechter kan deze verhoging echter beperken als haar dit gelet op de omstandigheden billijk voorkomt.
4.3
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Hierbij is van belang dat VKVE [eiseres] het loon waarvan beide partijen dachten dat dit haar loon was, steeds tijdig heeft betaald. Pas later werd duidelijk dat de CAO onjuist is toegepast en dat [eiseres] recht op meer loon had. [eiseres] suggereert weliswaar dat VKVE [eiseres] bewust te weinig loon heeft betaald, maar dat dit daadwerkelijk zo is blijkt nergens uit. Het is weliswaar de verantwoordelijkheid van VKVE als werkgever om de CAO juist toe te passen en haar werknemers datgene te betalen waarop zij op grond van de CAO recht hebben, maar artikel 7:625 BW is niet bedoeld als straf voor niet opzettelijk gemaakte fouten in de loonberekening, zeker niet als het loon waarvan zowel werkgever als werknemer dénken dat dit het juiste loon is, wél tijdig wordt betaald. Elk andersluidend oordeel komt er voor een werknemer op neer dat hij er beter op kan hopen dat zijn werkgever een fout maakt in de loonberekening omdat dit dan op grond van artikel 7:625 BW tot een (forse) ‘loonsverhoging’ kan leiden. Dit zou onaanvaardbaar zijn. Van belang hierbij is nog dat VKVE niet alleen [eiseres] te weinig loon heeft betaald maar met haar vele andere werknemers. Omdat, nogmaals, niets erop wijst dat VKVE dit opzettelijk heeft gedaan, is de omstandigheid dat deze fout voor haar tot een enorme schadepost leidt als artikel 7:625 BW ten volle wordt toegepast, een omstandigheid om rekening mee te houden. Niet onvermeld kan hierbij blijven dat VKVE wél rente over het niet betaalde loon van [eiseres] verschuldigd is. De kantonrechter acht dit in de gegeven omstandigheden een afdoende schadevergoeding.
wettelijke rente
4.4
Als VKVE een deel van het loon te laat aan [eiseres] betaalt, is zij op grond van artikel 6:119 BW als schadevergoeding de wettelijke rente verschuldigd. [eiseres] vordert wat dit betreft veroordeling van VKVE tot betaling van € 2.127,11 maar dit bedrag klopt niet. Uit de als productie 10 bij de dagvaarding overgelegde brief van 25 februari 2016 blijkt immers dat dit bedrag aan rente ook is berekend over de wettelijke verhoging maar deze wettelijke verhoging is zoals hiervoor overwogen niet toewijsbaar. De kantonrechter acht de bereke-ningswijze, waarbij uit praktische overwegingen voor 9 april 2013 als peildatum is gekozen, aanvaardbaar. Omdat het achterstallige loon van € 21.264,73 inmiddels volledig is betaald, kan de rente daarover als volgt uitgerekend worden:
Periode Over Rente
09.04.2013-20.11.2015 € 21.264,73 € 1.482,12
20.11.2015-02.12.2015 € 4.504,82 € 3,21
02.12.2015-16.12.2015 € 1.354,48 € 1,11
-------------
€ 1.486,44
4.5
De gevorderde rente is toewijsbaar tot een bedrag van € 1.486,44.
buitengerechtelijke incassokosten
4.6
Nu voldoende is gesteld en gebleken (en het met de verschillende herberekeningen en de controle daarvan ook aannemelijk is) dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding toekent, is ook de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 998,25 toewijsbaar.
conclusie
4.7
VKVE is aan rente € 1.486,44 verschuldigd en € 998,25 aan buitengerechtelijke incasso-kosten, bij elkaar een bedrag van € 2.484,69. VKVE heeft reeds € 2.114,16 aan ‘bijkomende kosten’ aan [eiseres] betaald, zodat een toe te wijzen bedrag resteert van € 370,53.
kosten van de procedure
4.8
Van het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 11.581,99 blijkt slechts € 370,53 toe-wijsbaar te zijn. De kantonrechter ziet hierin aanleiding te bepalen dat beide partijen de eigen kosten van deze procedure zullen dragen

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt VKVE om aan [eiseres] € 370,53 te betalen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686