ECLI:NL:RBROT:2016:7153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
KTN-5341142_16092016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake huurvordering, ontruiming en contactverboden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 16 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser een huurvordering en ontruiming heeft gevorderd, alsook een gebiedsverbod en contactverboden. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.W. van Zijll, heeft gesteld dat gedaagde, die in een huurachterstand verkeert van € 1.515,18, overlast veroorzaakt voor medebewoners en andere buurtbewoners. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.B. Jobse, heeft geen verweer gevoerd en heeft spijt betuigd over zijn gedrag. De rechter heeft vastgesteld dat er spoedeisend belang is bij de gevorderde voorzieningen, gezien de overlast en de huurachterstand. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde zich zodanig heeft gedragen dat hij niet als huurder kan worden gehandhaafd en dat de vordering van eiser in een bodemprocedure waarschijnlijk zal slagen. Daarom zijn de gevorderde voorzieningen toegewezen, waaronder de ontruiming van het gehuurde, een gebiedsverbod en contactverboden voor gedaagde. De rechter heeft ook de betaling van de achterstallige huur toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en gedaagde is verplicht om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5341142 VV EXPL 16-356
uitspraak: 16 september 2016
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S.W. van Zijll te Rotterdam
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.B. Jobse te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
[eiser] vordert hetgeen is verwoord in de dagvaarding.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 september 2016. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde] is ook verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens zijn aan de zijde van [eiser] verschenen zijn echtgenote
[echtgenote eiser] , de medebewoner in de door [gedaagde] gehuurde woonruimte
[A.] , de beneden buurvrouw van [gedaagde] [Y.] , haar dochter
[Z.] en haar schoonzoon [M.] .
1.3
De datum van de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
Op grond van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst verhuurt [eiser] aan [gedaagde] een onzelfstandige woonruimte in de portiekwoning aan de [straat- en plaatsnaam] , voor een huurprijs van thans € 434,06 per maand.
2.2
[gedaagde] heeft een huurachterstand van € 1.515,18 tot en met september 2016.
2.3
Op het adres wonen ook twee andere bewoners, te weten [C.] en [A.] .
2.4
Op de begane grond, direct onder de woonruimte van [gedaagde] , woont [Y.]
2.5
[gedaagde] en personen met wie hij in verband met zijn drugsgebruik in aanraking komt, zorgen voor overlast voor [eiser] , de medebewoners van het pand en andere bewoners in de straat.
2.6
[gedaagde] is door [eiser] , ook op verzoek van de medebewoners en buurtbewoners, zowel mondeling als per brief verzocht om de overlast te beëindigen.
2.7
[gedaagde] heeft last van psychoses en wordt dan bedreigend en gewelddadig.
2.8
Op 30 augustus jl. is [gedaagde] met een hamer naar de woning van [Y.] gegaan. [Y.] was op dat moment thuis met haar schoonzoon [M.] en kleindochter. [M.] heeft de voordeur geopend en is door [gedaagde] met de hamer aangevallen. De gealarmeerde politie heeft [gedaagde] aangehouden.
2.9
Er zijn meerdere aangiftes tegen [gedaagde] gedaan. Hij verblijft thans in voorlopige hechtenis.

3.De stellingen van partijen

3.1
[eiser] vordert - verkort weergegeven - ontruiming van het gehuurde door [gedaagde] , een gebiedsverbod en contactverboden voor hem, alsmede betaling van de achterstallige huur met kosten.
3.2
Aan de vordering legt [eiser] de onder 2 genoemde feiten ten grondslag, die maken dat er vooruitlopend op een ontbinding van de huurovereenkomst spoedeisend belang is om het gevorderde toe te wijzen.
3.3
[gedaagde] voert geen verweer tegen het gevorderde. Hij heeft spijt van hetgeen gebeurd is.

4.De beoordeling van de vordering

4.1
Voldoende is gebleken dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen, zodat hij ontvankelijk is in zijn vordering.
4.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende is dan ook niet anders dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3
Onbetwist is dat [gedaagde] zich, gelet op het vastgestelde onder 2, zodanig heeft gedragen dat hij niet als huurder kan worden gehandhaafd. Als het tot een bodemprocedure komt, dan zal dat naar verwachting leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst, met ontruiming van het gehuurde, en tot een veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de huurachterstand. Daarop vooruitlopend zullen de gevorderde voorzieningen worden toegewezen zoals hierna bepaald, mede gelet op het feit dat [gedaagde] zich hiertegen niet verzet.
4.4
Onder andere leidt dat tot een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Omdat [gedaagde] niet zelf in staat is om zijn bezittingen te verhuizen, nu hij gedetineerd is, heeft [eiser] zich bereid getoond om voor het transport daarvan zorg te dragen, indien een bekende van [gedaagde] diens bezittingen weghaalt uit het gehuurde en een locatie aanwijst waar ze kunnen worden opgeslagen. Afgesproken is dat hierover nader overleg zal plaatsvinden met de gemachtigde van [gedaagde] .
4.5
Als niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde wordt ontruimd, dan kan [eiser] dit laten doen door een deurwaarder. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen. Daarom wordt ook geen reden gezien om hieraan een dwangsom te verbinden.
4.6
Het gevorderde gebiedsverbod en de gevorderde contactverboden, verzwaard met dwangsommen, worden toegewezen, met dien verstande dat de verboden gelet op de aard van het kort geding worden beperkt in duur tot één jaar en de dwangsommen in hoogte.
Daarbij wordt vermeld dat de dwangsommen die kunnen verbeuren bij overtreding van het gebiedsverbod strekken ten bate van alle hierna te noemen personen gezamenlijk die hierin gelijkelijk delen. De aan de contactverboden verbonden dwangsommen komen alleen ten bate van hen tegenover wie het verbod is overtreden en het bedrag van de dwangsom geldt voor ieder van de personen afzonderlijk en de maximering ook.
4.7
Het gevorderde bedrag aan achterstallige huur van € 1.515,18 wordt als onbetwist eveneens toegewezen.
4.8
De gevorderde (reeds vervallen) boeterente wordt afgewezen nu daartoe een toereikende grondslag ontbreekt, althans niet is gesteld. De wettelijke rente zal worden toegekend.
4.9
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden eveneens afgewezen omdat daartoe onvoldoende naar voren is gebracht.
4.1
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 79,00 aan griffierecht, € 94,08 aan explootkosten en
€ 1,97 aan informatiekosten, tezamen € 175,05 aan verschotten, en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde, genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening.
4.11
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege hem daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
verbiedt [gedaagde] om zich op te houden in een gebied met een straal van 500 meter rond de [straat- en plaatsnaam] , alsmede om contact te zoeken met één van de volgende personen:
 [voornamen] ” [Y.] ;
 [voornaam] [M.] ;
 [voornaam] [C.] ;
[voornaam] [A.] ;
 [voornaam] [eiser] ;
 [voornaam] [echtgenote eiser] ;
voor de duur van één jaar, vanaf de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag / deel van een dag dat [gedaagde] het gebiedsverbod overtreedt, met een maximum van € 15.000,00, en een dwangsom van € 500,00 per persoon per gebeurtenis waarbij [gedaagde] het contactverbod overtreedt, met een maximum van € 15.000,00 per persoon;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.515,18 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand september 2016, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf april 2016 dat aan openstaande huur, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
 € 175,05 aan verschotten;
 € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
 beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien gedaagde niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op:
 € 75,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465