ECLI:NL:RBROT:2016:7400
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake persoonsgebonden budget en erfgenaamschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de beroepen van eiseres, die zich als dochter en zorgverlener van de budgethouder had gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen belanghebbende was bij de besluiten van het zorgkantoor met betrekking tot de toekenning en verantwoording van het persoonsgebonden budget (pgb) dat aan haar moeder, de budgethouder, was toegekend. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet bevoegd was om namens de erfgenamen van de budgethouder beroep in te stellen, omdat zij geen verklaring van erfrecht had overgelegd en ook geen machtiging van de erfgenamen had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk waren, omdat zij geen rechtstreeks betrokken belang had bij de bestreden besluiten. De rechtbank benadrukte dat de belangen van eiseres voortvloeiden uit privaatrechtelijke verhoudingen en niet uit de bestuursrechtelijke besluiten van het zorgkantoor. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de vraag wie als belanghebbende kan worden aangemerkt in zaken die betrekking hebben op pgb's en erfgenaamschap. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.