ECLI:NL:RBROT:2016:7479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
C/10/488405 / HA ZA 15-1128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatiebeding en matiging van boete in detacheringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen I4talent B.V. en een freelancer, aangeduid als [gedaagde]. I4talent vorderde een verklaring voor recht dat [gedaagde] artikel 13.2 van de overeenkomst van opdracht heeft overtreden, en eiste een boete van € 75.000,-- wegens deze overtreding. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] inderdaad het relatiebeding had geschonden door werkzaamheden voor Axians Communication Solutions B.V. te verrichten zonder de instemming van I4talent, nadat de overeenkomst met I4talent was beëindigd. De rechtbank overwoog dat de boete, die was vastgesteld op € 5.000 per overtreding en € 500 per dag dat de overtreding voortduurde, in dit geval buitensporig was in verhouding tot de werkelijke schade die I4talent had geleden. De rechtbank matigde de boete tot € 5.000,--, waarbij werd opgemerkt dat I4talent inmiddels volledig schadeloos was gesteld door Axians. De rechtbank wees de vorderingen van I4talent toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/488405 / HA ZA 15-1128
Vonnis van 20 juli 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I4TALENT B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. A.G. de Jong te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna I4talent en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties
  • de conclusie van antwoord
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 3 maart 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
  • de bij brief van 15 maart 2016 door I4talent ten behoeve van de comparitie toegezonden producties X-XII
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Dit vonnis wordt niet gewezen door de rechter in opleiding die de comparitie heeft geleid, maar door de opleidende rechter die als toeschouwer ter zitting aanwezig was. De rechter in opleiding, mr. H.D. Overbeek, is langdurig afwezig wegens ziekte.

2.De feiten

2.1.
I4talent drijft een onderneming op het gebied van arbeidsbemiddeling, waaronder detachering, werving en selectie van financiële medewerkers.
2.2.
Op 20 november 2014 heeft I4talent met [gedaagde] een overeenkomst van opdracht gesloten, waarin [gedaagde] is aangeduid als ‘Freelancer’. De artikelen 13.2 en 13.3 van deze overeenkomst luiden:
“13.2 Freelancer zal gedurende de looptijd van deze overeenkomst of enige verlenging daarvan, evenals gedurende een periode van 12 (twaalf) maanden vanaf de beëindiging van deze overeenkomst, geen overeenkomsten, hoe dan ook genaamd, sluiten met opdrachtgevers van I4talent waar freelancer in het kader van een opdracht werkzaamheden heeft verricht of heeft doen verrichten. Tevens zal freelancer noch direct noch indirect zakelijke betrekkingen aangaan met de opdrachtgever van I4talent.
13.3
In geval van overtreding door freelancer van het in artikel 13.2 bepaalde, verkrijgt I4talent van freelancer, zonder enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst een bedrag van € 5.000 (vijfduizend euro) per overtreding, alsmede een boete van € 500 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van I4talent om van de freelancer algehele schadevergoeding te vorderen en de overeenkomst met freelancer direct te beëindigen.”
2.3.
Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde] in opdracht van I4talent tewerkgesteld bij een Imtech-vennootschap te Capelle aan den IJssel. [gedaagde] verrichte werkzaamheden op het gebied debiteurenbeheer.
2.4.
Op 21 of 22 december 2014 is de overeenkomst tussen I4talent en [gedaagde] beëindigd.
2.5.
Van 5 januari tot en met vrijdag 22 mei 2015 heeft [gedaagde] werkzaamheden voor Axians Communication Solutions B.V. verricht.

3.Het geschil

3.1.
I4talent vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [gedaagde] artikel 13.2 van de overeenkomst van opdracht van 20 november 2014 heeft overtreden,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 75.000,-- aan verbeurde boete te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover vanaf de dag van dagvaarding,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.525,-- aan buitengerechtelijke kosten,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien deze kosten niet binnen veertien dagen na vonnisdatum zijn voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen althans tot matiging van de boete tot nihil althans een in goede justitie te bepalen bedrag, een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De vordering van I4talent tegen [gedaagde] is gegrond op de stelling dat [gedaagde] het tussen hen geldende relatiebeding - artikel 13.2 van de overeenkomst - heeft geschonden. Zij voert aan dat [gedaagde] kort na afloop van de overeenkomst met I4talent inzake Imtech, opnieuw voor deze klant van I4talent - inmiddels genaamd Axians Communication Solutions B.V. (hierna: Axians) - is gaan werken, maar dan zonder verdere betrokkenheid van I4talent.
4.2.
[gedaagde] heeft betwist dat van een schending van het relatiebeding sprake is, onder meer op de grond dat niet is gebleken dat de Imtech-vennootschap en Axians dezelfde partij zijn.
Ter comparitie van partijen heeft de heer [gedaagde] , bestuurder van [gedaagde] en degene die de werkzaamheden feitelijk verrichtte, echter toegegeven dat hij op verzoek van de leidinggevende voor wie hij eind 2014 bij Imtech werkte, is benaderd om dezelfde werkzaamheden op hetzelfde kantoor te blijven verrichten, dat hij dat verzoek beschouwde als een verlenging van de eerdere werkzaamheden waarvoor I4talent [gedaagde] bij Imtech te werk had gesteld, en dat hij toen aan Axians aangaf dat dit dan wel via I4talent diende te gaan.
Daarmee is niet langer in geschil dat Axians heeft te gelden als een opdrachtgever van I4talent ‘waar freelancer in het kader van een opdracht werkzaamheden heeft verricht of heeft doen verrichten’, als bedoeld in het relatiebeding.
4.3.
Vast staat dat [gedaagde] vanaf januari 2015 werkzaamheden voor Axians heeft verricht. [gedaagde] betoogt echter dat dit geen schending van het relatiebeding inhoudt omdat zij de werkzaamheden met medeweten en instemming van I4talent heeft verricht.
De verklaringen van beide partijen ter comparitie komen er op neer dat I4talent in januari 2015 door de heer [werknemer Axian] van Axians is gebeld met de mededeling dat hij [gedaagde] had gevraagd weer bij Axians te komen werken, en dat I4talent wist dat [gedaagde] op 5 januari 2015 weer bij Axians was begonnen. [gedaagde] en I4talent hebben getracht tot een nieuwe overeenkomst te komen, maar zij werden het niet eens over een beding over het risico van wanbetaling door Axians en [gedaagde] wilde om die reden de nieuwe overeenkomst niet tekenen. Tot zover zijn partijen het eens.
4.4.
Over wat er daarna gebeurde verschillen partijen van mening.
[gedaagde] heeft verklaard dat hij op 5 januari 2015, nadat tweespalt over het betalingsbeding was ontstaan, direct aan I4talent aanbood te stoppen met werken voor Axians, maar dat de heer [werknemer I4talent] van I4talent in reactie daarop zei dat [gedaagde] moest blijven werken en dat I4talent contact met hem zou opnemen over de door [gedaagde] gewenste wijzigingen. I4talent kwam daarop volgens [gedaagde] echter niet meer terug, en het lukte [gedaagde] in die weken niet contact met I4talent te krijgen. Uiteindelijk heeft de heer [gedaagde] in een telefoongesprek op 16 januari 2015, in het bijzijn van [werknemer Axian] van Axians, aan I4talent medegedeeld dat [gedaagde] zelf aan Axians zou gaan factureren, en daarna bleef het maandenlang stil, aldus [gedaagde] .
I4talent heeft verklaard dat [gedaagde] op 6 januari 2015 is teruggebeld met de mededeling dat de regeling over het betalingsrisico niet kon worden gewijzigd, waarna [gedaagde] aangaf niet verder te willen werken via I4talent. I4talent heeft vervolgens contact opgenomen met Axians om de ontstane situatie te bespreken en zij heeft nieuwe kandidaten voorgesteld.
Vervolgens vernam zij op 14 januari 2015 van de heer [werknemer Axian] dat Axians de positie intern zou opvullen. I4talent betwist dat op 16 januari 2015 het gestelde telefoongesprek heeft plaatsgevonden. I4talent ging er vanuit dat 9 januari 2015 de laatste werkdag van [gedaagde] bij Axians was geweest, en zij kwam er pas in april 2015 achter dat [gedaagde] toen nog steeds bij Axians werkte, aldus I4talent.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde] door ondertekening van de overeenkomst van 20 november 2014 een relatiebeding heeft aanvaard dat zij, zowel ingeval haar lezing van de feiten juist is als indien I4talents lezing juist is, heeft overtreden.
In ieder geval vanaf het moment dat [gedaagde] zelf is gaan factureren aan Axians ontstond een overeenkomst dan wel zakelijke betrekking tussen haar en een opdrachtgever van I4talent, hetgeen een overtreding oplevert van artikel 13.2 van de overeenkomst met I4talent. Voor dit oordeel maakt geen verschil of [gedaagde] zoals zij stelt op 16 januari 2015 aan I4talent heeft aangekondigd dat zij zelf zou gaan factureren aan Axians. Gesteld noch gebleken is immers dat I4talent toestemde in het door [gedaagde] zelf factureren.
Indien het gestelde telefoongesprek niet heeft plaatsgehad maar [gedaagde] eenvoudigweg voor Axians is blijven werken zonder instemming of medeweten van I4talent nadat de contractsbesprekingen op niets uitliepen, is evenzeer sprake van schending van het relatiebeding.
4.6.
[gedaagde] heeft nog gesuggereerd dat zij op 5 januari 2015 een mondelinge overeenkomst met I4talent bereikte over het blijven werken voor Axians, en dat [gedaagde] er nadien op vertrouwde dat Axians de juiste vergoedingen aan I4talent afdroeg. Dit standpunt is onaannemelijk en staat op gespannen voet met de eigen verklaring van [gedaagde] dat zij na 5 januari 2015 niet is teruggebeld over beoogde aanpassing van het contract en dat hij nog een aantal keer heeft geprobeerd contact te krijgen met I4talent daarover. Uit deze verklaring volgt immers dat er ook volgens [gedaagde] geen mondelinge overeenstemming was bereikt. Als [gedaagde] daadwerkelijk dacht dat Axians de fee aan I4talent afdroeg - welk standpunt geen steun vindt in enig stuk in het dossier - had voor de hand gelegen dat hij met I4talent zoals gebruikelijk zou hebben gecommuniceerd over de in 2015 gewerkte uren, hetgeen naar [gedaagde] heeft verklaard niet is gebeurd.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door I4talent gevorderde verklaring voor recht zal worden gegeven.
4.8.
Ook volgt uit het vorenstaande dat aan de in artikel 13.3 gestelde vereisten voor verbeurte van boete is voldaan. Deze bepaling geeft I4talent recht op € 5.000,- per overtreding en € 500,- voor iedere dag of deel daarvan dat de overtreding voortduurt.
4.9.
I4talent maakt aanspraak op boete met ingang van week 2 tot en met week 21 van 2015, derhalve van maandag 5 januari tot en met zondag 24 mei 2015. Het gevorderde boetebedrag beloopt € 75.000,--.
4.10.
[gedaagde] doet een beroep op de redelijkheid en billijkheid en op matiging van de boete. Zij stelt dat de billijkheid klaarblijkelijk matiging eist als bedoeld in artikel 6:94 BW. Zij wijst in dit verband op de tussen partijen in januari 2015 aanvankelijk bestaande onduidelijkheid, stelt dat zij te goeder trouw heeft geprobeerd om tot een aanvaardbare driepartijen-overeenkomst te komen, stelt dat [gedaagde] zelf direct aanbood te stoppen maar
op verzoek van I4talent heeft doorgewerkt, stelt dat gelet op de door [gedaagde] gewerkte 480 uren I4talent hoogstens schade heeft geleden tot € 5.078,40 (480 uur x €10,58 excl. BTW) aan gemiste fee, en stelt dat I4talent inmiddels de gehele haar toekomende fee van Axians betaald heeft gekregen en dus volledig schadeloos is gesteld.
4.11.
Het beroep op de redelijkheid en billijkheid heeft naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen zelfstandige betekenis naast het beroep op matiging, zodat de rechtbank dit niet afzonderlijk zal behandelen.
Bij arrest van 27 april 2007, NJ 2007/262 (Intrahof/Bart Smit) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter pas als een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.12.
Het gaat hier om een zakelijke overeenkomst tussen twee professionele partijen. In hun onderlinge relatie is [gedaagde] echter als freelancer, die voor zijn levensonderhoud rechtstreeks afhankelijk is van opdrachten als die van I4talent als arbeidsbemiddelaar, de zwakkere partij.
Een boetebeding als het onderhavige kan enerzijds dienen om verschuldigde schadevergoeding te fixeren en anderzijds als prikkel tot nakoming. Uit de tekst van het beding (“
onverminderd het recht van I4talent om van de freelancer algehele schadevergoeding te vorderen”) en uit de onbetwiste stelling van I4talent dat - samengevat - het beding ertoe strekt om te voorkomen dat zij, die als bemiddelaar opdrachtgevers en freelancers bij elkaar brengt, door de bijeengebrachte partijen vervolgens ‘buitenspel wordt gezet’, volgt dat het beding hier met name diende als prikkel tot nakoming van het relatiebeding.
De bewoordingen van het beding zijn duidelijk en [gedaagde] heeft niet gesteld dat hij deze niet begreep.
Partijen zijn het erover eens dat Axians I4talent kort na het eerste verzoek daartoe de fee heeft vergoed die haar zou zijn toegekomen als [gedaagde] via I4talent bij Axians zou zijn blijven werken. [gedaagde] heeft gesteld dat I4talent daarmee volledig schadeloos is gesteld, en I4talent heeft dit niet betwist. De werkelijke schade van I4talent als gevolg van de schending van het relatiebeding is dus te begroten op nihil. De hoogte van de gevorderde boete, € 75.000,-- is dus aanzienlijk hoger dan de schade.
Van groot belang is dat [gedaagde] zelf direct en zonder omhaal Axians heeft gewezen op de positie en aanspraken van I4talent en dat hij heeft aangestuurd op een nieuwe overeenkomst met I4talent. Hij heeft derhalve de wil getoond om het relatiebeding na te komen.
[gedaagde] is ook niet zonder medeweten of instemming van I4talent opnieuw bij Axians aan de slag gegaan. Ter comparitie is immers gebleken dat de eerste week is gewerkt met medeweten en instemming van I4talent. I4talent heeft alleen verklaard dat zij ervan uitging dat 9 januari 2015 de laatste werkdag van [gedaagde] bij Axians was.
Dat partijen het uiteindelijk niet eens werden over de voorwaarden van een nieuwe overeenkomst, hing samen met een door I4talent voorgesteld beding waarin [gedaagde] als gedetacheerd freelancer het risico zou moeten dragen van eventueel niet of te laat betalen door Axians aan I4talent, welk beding [gedaagde] niet acceptabel vond.
Op zichzelf kan de rechtbank er begrip voor opbrengen dat [gedaagde] deze contractuele risicoverdeling binnen een constructie als de onderhavige niet aanvaardbaar vond. Dit neemt echter niet weg dat het op grond van een eigen overeenkomst of zakelijke betrekking doorwerken voor Axians in de overeenkomst met I4talent was verboden en dat [gedaagde] dit welbewust toch heeft gedaan.
4.13.
De hiervoor genoemde omstandigheden geven, in onderling verband en samenhang bezien, de rechtbank aanleiding de boete te matigen tot € 5.000,--. Hiermee wordt aan het karakter van het boetebeding als prikkel tot nakoming onder de omstandigheden van dit geval voldoende recht gedaan. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om nog bewijs op te dragen van de door iedere partij gestelde verdere omstandigheden.
Deze vordering van I4talent zal dus worden toegewezen tot € 5.000,--.
4.14.
I4talent vordert de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding. Deze nevenvordering zal als onbestreden worden toegewezen.
4.15.
Dat I4talent buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht doen die recht zouden geven op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, is na de uitdrukkelijke betwisting van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Deze vordering zal worden afgewezen.
4.16.
[gedaagde] zal als in de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Ter comparitie heeft I4talent onbetwist verklaard dat [gedaagde] eerder een bepaald schikkingsvoorstel had gedaan, maar het in dit verband genoemde bedrag is lager dan € 5.000,--. Gelet daarop heeft I4talent de procedure niet nodeloos ingesteld.
Voor proceskosten zal, op basis van het toegewezen bedrag, € 2.762,34,-- worden toegewezen (€ 1.909,-- voor griffierecht, € 85,34 voor overige verschotten en € 768,-- (2 punten x € 384,-- per punt advocatensalaris)).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] artikel 13.2 van de overeenkomst van opdracht van 20 november 2014 heeft overtreden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan I4talent te betalen een bedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 28 oktober 2015,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van I4talent tot op heden begroot op € 2.762,34,-- , te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na heden indien [gedaagde] deze kosten niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2016.
1885/1515