Na wijziging van eis en van de grondslag van de eis vordert W&O primair nakoming van Shipyard Trico, subsidiair is haar standpunt dat zij aanspraak kan maken op nakoming door Trico Piping. W&O grondt haar subsidiaire vorderingen tegen Shipyard Trico c.s. op onrechtmatige daad en op ongerechtvaardigde verrijking. Daartoe stelt zij - kort weergegeven - het volgende.
Primair stelt W&O dat Shipyard Trico W&O opdracht heeft gegeven voor de levering van diverse materialen. Shipyard Trico heeft W&O verzocht de facturen ter zake van die opdrachten op naam van Trico Piping te zetten. Nu Trico Piping die facturen niet betaalt, is Shipyard Trico als feitelijke opdrachtgever zelf gehouden om tot betaling over te gaan.
Subsidiair stelt W&O dat Shipyard Trico van derden opdracht heeft gekregen voor de bouw of verbouw van schepen. Zij heeft werkzaamheden uitbesteed aan haar dochtermaatschappij Trico Piping. Kort nadien, op 29 december 2014, is Shipyard Trico teruggetreden als bestuurder van Trico Piping. Eveneens op 29 december 2014 zijn Trico Holding en de onderliggende werkmaatschappij Trico Materialen opgericht. Trico Materialen werd bestuurder van Trico Piping. [gedaagde3] en Duraship zijn zowel (indirect) bestuurder van Trico Holding als van Shipyard Trico. Bijna alle vennootschappen zijn op hetzelfde adres gevestigd en gelieerd aan het Trico-concern. Nu de eindopdrachtgevers betaling zullen verrichten aan Shipyard Trico en er geen rechtstreekse link meer is met Trico Piping, kan het niet anders dan dat Trico Piping niet aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen. Om die reden is Shipyard Trico hoofdelijk aansprakelijk en gehouden, op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, de vordering van W&O te voldoen.
Shipyard Trico c.s. en de achterliggende natuurlijke personen, de heren [persoon1] en [persoon2] , waren persoonlijk aanspreekpunt voor de verstrekte opdrachten. Ondanks de financiële situatie en de reeds ingezette reorganisatie hebben zij de opdracht vanuit Trico Piping verstrekt. Het tijdsbestek tussen het verstrekken van de opdracht en de mededeling over financiële onmacht van Trico Piping is dusdanig kort dat er sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt. Shipyard Trico c.s. behoorden redelijkerwijs te weten dat de door Trico Piping aangegane verplichtingen niet zouden kunnen worden nagekomen en dat zij geen verhaal zou bieden.
Als opdrachtgevers aan hun verplichtingen jegens Shipyard Trico hebben voldaan, maar anderzijds W&O niet voor haar werkzaamheden wordt betaald, is er sprake van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van Shipyard Trico, in die zin dat zij werkzaamheden, zonder betaling, heeft verkregen en anderzijds W&O schade lijdt en aldus in haar vermogen wordt geschaad.
Teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de financiële situatie van Trico Piping op het moment dat W&O diverse opdrachten heeft verkregen, dienen Trico Piping en Shipyard Trico c.s. te worden bevolen om op grond van artikel 162 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde in de dagvaarding gespecificeerde administratieve stukken te overleggen (winst- en verliesrekening per 31 december 2013, halfjaarlijkse prognose over 2014, projectadministraties, grootboekmutaties, onverdichte grootboekmutaties).