In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 september 2016 uitspraak gedaan over het bezwaarschrift van de moeder tegen een schriftelijke aanwijzing van de Gecertificeerde Instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder had op 15 september 2016 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI te laten vervallen en om schorsende werking toe te kennen aan haar bezwaarschrift. De schriftelijke aanwijzing betrof vier begeleide omgangsmomenten tussen de minderjarige en de vader, gepland van 20 september tot en met 11 oktober 2016. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de moeder, onder de huidige omstandigheden, niet ondersteunt dat deze begeleide bezoeken plaatsvinden.
De kinderrechter heeft overwogen dat het tegen het belang van de minderjarige zou zijn om de geplande begeleide bezoeken te laten plaatsvinden, terwijl onduidelijk is of deze halverwege moeten worden afgebroken. De kinderrechter heeft ook rekening gehouden met de spanningen die de minderjarige ervaart door de conflictueuze relatie tussen de ouders en de recente verhuizing van de moeder met de minderjarige.
Daarom heeft de kinderrechter besloten om de schorsende werking toe te kennen aan het bezwaarschrift van de moeder en heeft hij bepaald dat de GI geen uitvoering mag geven aan de geplande begeleide bezoeken totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar van de moeder. De zitting voor de behandeling van het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing is gepland op 3 oktober 2016, waarbij de moeder, haar advocaat en de GI zullen worden gehoord.