Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 augustus 2015 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de brief van 5 oktober 2015 van mr. Van Swaaij ten behoeve van de comparitie van partijen;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 oktober 2015;
- de akte van mr. Van Swaaij, tevens houdende akte tot vermeerdering van eis van 4 november 2015;
- de akte van mr. Stork van 4 november 2015;
- de antwoordakte van mr. Van Swaaij van 18 november 2015;
- de antwoordakte van mr. Stork van 18 november 2015.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
de lening is aangevraagd en uitbetaald op 20-05-2008” (vgl. productie 7 pagina 9 van de conclusie van repliek). Nu de vrouw de juistheid van de inhoud van dit document niet heeft betwist, wordt er van uitgegaan dat de lening tijdens het huwelijk is aangegaan en dat het onweersproken bedrag van € 232,11 een huwelijkse schuld betreft. Op grond van artikel 3:172 BW was de vrouw draagplichtig voor de helft van dit bedrag, te weten € 116,06. Gelet op het reeds door de man afbetaalde bedrag van € 179,16, zal de regresvordering van € 63,10 worden toegewezen.