ECLI:NL:RBROT:2016:8262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
512815 / HA RK 16-931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in Bopz-zitting met betrekking tot rechterlijke onpartijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker die verblijft in een psychiatrische instelling. Het verzoek was gericht tegen mr. M.C. van Dijkhuizen, rechter-plaatsvervanger, naar aanleiding van een zitting in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was omdat deze had besloten dat hij in aanwezigheid van twee begeleiders moest worden gehoord, ondanks zijn bezwaar hiertegen. De rechtbank oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing om begeleiders aanwezig te laten zijn, was in overeenstemming met het veiligheidsprotocol van de rechtbank en was bedoeld om de veiligheid van alle aanwezigen te waarborgen. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de onpartijdigheid van de rechter moet plaatsvinden op basis van objectieve factoren en dat de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid niet gerechtvaardigd was. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter conform het protocol had gehandeld en dat er geen reden was om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 512815 / HA RK 16-931
Beslissing van 27 oktober 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in [naam instelling],
verzoeker,
advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht,
strekkende tot wraking van:
mr. M.C. van Dijkhuizen, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam,
team familie 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 20 oktober 2016 heeft de rechter zich begeven naar [naam instelling], teneinde verzoeker op de plaats van zijn verblijf te horen naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een voorlopige machtiging om het verblijf van verzoeker aldaar te doen voortduren.
Die procedure draagt als kenmerk 511907 / FA RK 16-7681.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van (beoogd) verhoor op
20 oktober 2016.
De rechter is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het wrakingsverzoek te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 24 oktober 2016.
De rechter heeft meegedeeld af te zien van een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer.
Op 27 oktober 2016 heeft de voorzitter van de wrakingskamer, vergezeld van de griffier, zich begeven naar de plaats van verblijf van verzoeker en heeft verzoeker aldaar naar aanleiding van het wrakingsverzoek gehoord, in aanwezigheid van zijn advocaat.
Verzoeker en zijn advocaat hebben bij die gelegenheid hun standpunt nader toegelicht, waarbij de advocaat pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Tevens heeft de advocaat meegedeeld dat verzoeker instemt met het achterwege laten van een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer.
De officier van justitie heeft per e-mail van 24 oktober 2016 meegedeeld dat hij ervan afziet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zijn.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1.
Bij de beoordeling van verzoeken op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) is proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid van groot belang. Bij de beoordeling door de rechter wordt, naast de nodige formele aspecten, de stoornis van een betrokkene beoordeeld. Vervolgens dient de rechter te beoordelen of deze stoornis een gevaar veroorzaakt. Tot slot dient te worden bezien of het gevaar niet anders kan worden afgewend dan door middel van een machtiging.
2.1.2.
Bij de beoordeling of in het geval van verzoeker een voorlopige machtiging moet worden afgegeven kan met name het gevaarscriterium doorslaggevend zijn. Zulks houdt immers direct verband met de noodzaak tot al dan niet een opname. Verzoeker meent dat hij geen gevaar vormt voor anderen en hij wil niet in aanwezigheid van begeleiders gehoord worden door de rechter. Nu de rechter heeft beslist dat verzoeker toch in aanwezigheid van begeleiders moet worden gehoord, is de rechter partijdig. Zij beslist ten gunste van de psychiater, omdat zij het advies van de psychiater, inhoudende dat verzoeker alleen in aanwezigheid van twee begeleiders moet worden gehoord, heeft opgevolgd. De rechter liet haar oren volledig hangen naar de opmerkingen van de behandelaar, die de verzoeken voor de voorlopige machtiging heeft gedaan. De behandelaar had er derhalve belang bij het gevaar dat verzoeker doet veroorzaken “aan te dikken”. Immers, de kans van slagen van haar verzoek zal alsdan groter worden. Door de behandelaar werd met betrekking tot verzoeker gesproken over ‘agressief en dreigend gedrag”.
2.1.3.
De rechter heeft zich niet gehouden aan het veiligheidsprotocol, waarnaar zij zelf verwijst. Toen verzoeker met zijn advocaat de ruimte betrad, waarin hij zou worden gehoord, bleken aldaar reeds aanwezig de rechter en de behandelend psychiater. Dat is tegen het protocol, dat bepaalt dat de rechter en de griffier in beginsel pas naar binnen gaan als iedereen aanwezig is. Dit wekt de indruk en schept de mogelijkheid dat de rechter voorafgaand aan het horen van verzoeker heeft overlegd met de behandelaar, de aanvrager van de machtiging, die de voorlopige machtiging wilde.
2.1.4.
Dit alles vormt de redenen waarom verzoeker meent dat sprake is van een “legitimate doubt”, althans dat de gang van zaken zwaarwegende redenen oplevert voor (objectiveerbare) twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1.
Er geldt een protocol van de rechtbank Rotterdam ten behoeve van de BOPZ-zittingen op locatie. Dit protocol is vastgesteld bij bestuursbesluit van 28 oktober 2014.
Uitgangspunt is dat de rechter de regie heeft tijdens de zitting en dat de rechter samen met de instelling beslist over het veiligheidsniveau op de zitting aan de hand van de verzamelde informatie van de instelling en de politie.
Vindt de zitting in de instelling plaats dan informeert de instelling de rechter vlak voor aanvang van de zitting over bij de instelling bekende feiten en signalen die duiden op een risico voor de veiligheid. Indien nodig zijn er een of meerdere personen aanwezig die in staat zijn om direct alarm te slaan c.q. in te grijpen bij escalaties.
2.2.2.
In deze zaak heeft de psychiater de rechter direct voorafgaand aan de zitting voorgehouden dat, gezien de ervaringen die de instelling tijdens het verblijf van verzoeker in de instelling met verzoeker heeft opgedaan, twee begeleiders aan weerszijden van verzoeker dienden plaats te nemen tijdens de zitting, zulks met het oog op de veiligheid van alle aanwezigen tijdens de zitting. Ondanks het feit dat verzoeker bezwaar had tegen de aanwezigheid van begeleiders ter zitting heeft de rechter uiteindelijk het standpunt van de psychiater ten aanzien van de noodzaak tot extra beveiliging gevolgd en bepaald dat de begeleiders aanwezig zouden zijn. Daarop heeft verzoeker de rechter toegevoegd dat van onpartijdigheid en een onbevooroordeelde beslissing nu geen sprake meer kon zijn, waarop de wraking volgde.
2.2.3.
Naar de mening van de rechter kan naleving van het veiligheidsprotocol, op aandringen van de betrokken psychiater, niet leiden tot het oordeel dat van een onpartijdige behandeling ter zitting en een onbevooroordeelde beslissing op bovengenoemd verzoek van de officier van justitie niet langer sprake kan zijn.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat een door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5
Ingevolge het protocol van de rechtbank Rotterdam ten behoeve van BOPZ-zittingen in de instelling heeft de rechter de regie tijdens de zitting en beslist de rechter samen met de instelling (en eventueel de politie) over het beveiligingsniveau op de zitting aan de hand van de verzamelde informatie van de instelling (en eventueel de politie). Verder is in het protocol bepaald dat de instelling de rechter vlak voor aanvang van de zitting informeert over bij de instelling bekende feiten en signalen die duiden op een risico voor de veiligheid. Betrokkene en diens advocaat worden hierover niet gehoord.
Voorts is in het protocol bepaald dat de rechter en de griffier in beginsel pas naar binnen gaan (lees: de zittingsruimte betreden) als iedereen aanwezig is.
3.6
Gezien het vorenstaande valt uit de enkele omstandigheid dat de rechter – op het moment dat verzoeker met zijn advocaat de ruimte waar het verhoor zou gaan plaatsvinden betrad – reeds in die ruimte aanwezig was samen met de behandelend psychiater, geen zwaarwegende aanwijzing af te leiden dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de daaromtrent bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De rechter diende immers vlak voor aanvang van de zitting informatie te krijgen van de instelling over bij de instelling bekende feiten en signalen die duiden op een risico voor de veiligheid. De plaats waar die informatieverschaffing plaatsvindt, is niet voorgeschreven in het protocol. Bovendien spreekt de betreffende bepaling in het protocol over ‘in beginsel’ pas naar binnen gaan, hetgeen een afwijking onder bepaalde, daartoe nopende omstandigheden mogelijk maakt.
3.7
Voorts volgt uit voornoemd protocol dat bij de behandeling ter zitting de behandelaar/ begeleider aanwezig is en – indien nodig – ook een of meerdere personen die in staat zijn direct alarm te slaan c.q. in te grijpen bij escalaties. De instelling informeert de rechter voor aanvang van de zitting hierover. Betrokkene en diens advocaat worden hierover niet gehoord.
3.8
Gezien het vorenstaande valt uit de omstandigheid dat de rechter doorslaggevende betekenis gaf aan de informatie van de instelling in de persoon van de behandelend psychiater en op basis daarvan de beslissing heeft genomen dat de assistentie van de twee begeleiders noodzakelijk werd geacht, geen zwaarwegende aanwijzing af te leiden dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de daaromtrent bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De rechter heeft immers conform het protocol gehandeld. De hiervoor omschreven beslissing van de rechter staat los van en wordt genomen op grond van andere criteria dan de beslissing op het verzoek van de officier van justitie tot het jegens verzoeker verlenen van een voorlopige machtiging tot voortgezet verblijf in de instelling. De beslissing van de rechter ten aanzien van de aanwezigheid ter zitting van begeleiders is een maatregel van orde, die ziet op de veiligheid van alle bij het verhoor aanwezige personen, waaronder niet alleen rechter en verzoeker. Aan deze beslissing over de ordemaatregel is inherent dat deze genomen moet worden voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het verzoek. De beoordeling van het gevaarscriterium in het kader van de Wet Bopz is een andere toetsing. Aan de door de psychiater in het kader van de ordemaatregel verstrekte informatie komt voor die toetsing een dienovereenkomstig andere betekenis toe en deze informatie wordt daarvoor mede gewogen aan de hand van de bij de behandeling van het verzoek door de rechter te verkrijgen nadere informatie, in het bijzonder de informatie van verzoeker en diens raadsman. De beslissing van de rechter over de ordemaatregel hield niet in dat de rechter reeds was vooruitgelopen op de beslissing over het verzoek tot voorlopige machtiging, noch kon verzoeker aan die beslissing de objectief gerechtvaardigde vrees ontlenen dat dit wel het geval was.
3.9
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M.C. van Dijkhuizen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter,
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2016 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. T.S. Kessel
- mr. M.C. van Dijkhuizen