5.1.2.Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 10 december 2015 omstreeks 04:57 uur komt er bij de meldkamer van politie eenheid Rotterdam een melding binnen van een uitslaande brand met explosies op de [adres] te Rotterdam. Ter plaatse bleek het om het pand met nummer [huisnummer] te gaan, welke was gelegen op de eerste van de in totaal vijf verdiepingen. Er werd geconstateerd dat er vlammen uit het betreffende pand kwamen en dat de volledige voorgevel van dit pand op straat onder de woning lag. Ten tijde van de brand waren er in de onder-, naast- en bovengelegen woning met nummer [huisnummer] meerdere personen aanwezig.
De woning was als gevolg van de inwerking van een explosie en brand zwaar beschadigd. Aan de zijde van de [adres] was de gemetselde spouwmuur met gevelelementen naar buiten gedrukt en versplinterd. Deze schade past bij schade die veroorzaakt wordt door de snelle drukopbouw waarmee explosies gepaard gaan. Ten gevolge van het naar buiten drukken van de spouwmuur met gevelelementen raakten twee geparkeerd staande motorvoertuigen beschadigd.
In de flatwoning [adres] werd in het midden van de woonkamer op de vloer, op de plek waar de boekenkast stond in de woonkamer en op de vloer tegen het kozijn tussen de inpandige serre en de woonkamer een ontbrandbare vloeistof aangetroffen.
De verdachte was aangezegd dat zijn huurwoning op 10 december 2016 om 11:30 uur door [naam verhuurder] zou worden ontruimd.
Gelet op voornoemde vaststaande feiten is de rechtbank van oordeel dat er door de brand zowel gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, als levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of er sprake is van opzettelijke brandstichting door de verdachte.
Vaststaat dat de verdachte gedurende geruime tijd problemen had met [naam verhuurder] , de verhuurder van zijn woning, in verband met een huurachterstand. Getuige [getuige 1] heeft in dat kader verklaard dat de verdachte meerdere malen aan hem heeft verteld dat de hij de boel in de fik zou steken als de woningstichting hem uit zijn woning zou zetten. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de getuige de verdachte vanwege doofheid verkeerd zou hebben verstaan, nu het immers een specifieke verklaring betreft en [getuige 1] heeft verklaard dat zij elkaar hierover meerdere malen hebben gesproken. [getuige 6] heeft daarnaast verklaard dat zij van de verdachte heeft gehoord dat hij de woningstichting ‘zou pakken’ en ‘zou krijgen’.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 12 december 2015 verklaard dat hij in oorlog is met [naam verhuurder] . De verdachte heeft in datzelfde verhoor tevens verklaard dat hij eerder heeft gezegd dat hij kastelen zal vernietigen als [naam verhuurder] gewoon doorgaat. Op de vraag van de verbalisant of de verdachte onterecht vastzit, antwoordde de verdachte “Nee ik vind niet dat ik hier onterecht zit. lk bedoel, u hoeft maar te lezen wat ik geschreven heb, dat er kastelen vernietigd zullen worden. Dit zal het leger uitvoeren, en wie het leger is dat weet ik niet. En als u mij daarvan verdenkt dat ik dat gedaan heb zit ik hier niet onterecht.”. Op de vraag of er kastelen zijn vernietigd, antwoordde de verdachte: “ja, als your home your castle is, dan kun je wel zeggen dat er een castle vernietigd is.”.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij de website [naam website] heeft gemaakt. Op deze website stond een bericht d.d. 27 oktober 2015 met de inhoud: ”Ik heb mij voorgenomen alle demonen te elimineren. Alle kastelen gaan down. De schepper heeft mij dit keer opgezadeld met een opdracht die moeilijk is, maar welke ik aankan. Feest voor fans is tussen nu en december 10, 2015. De zaken zullen opgehelderd worden.”. Voorts heeft de verdachte in zijn brief van 11 november 2015 geschreven dat hij elke oorlogshandeling van [naam verhuurder] zal beantwoorden met een tegenactie, te denken aan het vernietigen van kastelen en dat hij niet uitsluit dat er slachtoffers als gevolg van deze oorlog kunnen vallen, ondanks dat personen nooit doelwit zijn. Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft ontkend dat hij het bericht d.d. 27 oktober 2015 op zijn website heeft geschreven, is de rechtbank van oordeel dat ook dit bericht van de verdachte afkomstig moet zijn, gelet op de gelijkluidende bewoordingen die hij heeft geuit bij de politie.
Verbalisant [getuige 2] heeft een verklaring afgelegd, waaruit blijkt dat de verdachte ook in het gesprek met hem heeft gesproken over het feit dat [naam verhuurder] aan zijn kasteel komt, dat het oorlog is, dat hij zich natuurlijk zal verdedigen en dat het gerechtvaardigd is om kastelen van anderen aan te vallen als dat van hem werd aangevallen. Nu er grote overeenkomsten zijn tussen de inhoud van het door verbalisant [getuige 2] weergegeven gesprek en de bewoordingen in de brief van 11 november 2015, komt het de rechtbank onaannemelijk voor dat de verbalisant het gesprek verkeerd begrepen heeft, zoals door de verdachte ter zitting is aangevoerd.
Gelet op voornoemde verklaringen kunnen de bewoordingen van de verdachte niet anders opgevat worden dan dat de verdachte van plan was zich te verdedigen tegen [naam verhuurder] en dat hij niet uitsloot dat er daarbij slachtoffers vielen. Dat de terminologie die hij gebruikt afkomstig is uit een computerspel, doet daarbij niet ter zake. Dat de verdachte zich in het kader van deze ontruiming anders heeft opgesteld dan in de aanloop naar de eerdere door [naam verhuurder] voorgenomen ontruimingen, wordt bevestigd door hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, namelijk dat hij zich op 9 december 2015 realiseerde dat deze ontruiming echt door zou gaan en dat dit bloedserieus was.
De verdachte heeft eerst ter zitting verklaard dat de gasslang van het gasstel er door de ontploffing tussenuit geblazen is. De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte volstrekt onaannemelijk, gelet op de bevindingen in het brandoorzaak rapport. De deskundigen hebben geconcludeerd dat het veiliggestelde gasaansluitpunt van het vier pitgasfornuis aan stond en dat er tussen de schroefdraad sprake was van vervuiling met brandresten. Deze vervuiling kan alleen zijn ontstaan als er tijdens de brand niets aan het gasaansluitpunt gemonteerd heeft gezeten. De schroefdraad was niet beschadigd waardoor het niet aannemelijk is dat ten gevolge van de inwerking van de brand een gemonteerde schroefverbinding, zoals een moeraansluiting van een flexibele gasslang, zou zijn los geraakt, aldus de deskundigen. Door de deskundigen is eveneens geconstateerd dat de gaskraan openstond. De rechtbank neemt de bevindingen uit het brandoorzaak rapport over en gaat er vanuit dat in de woning vóór de brand de gasslang van het aansluitpunt van het gasstel werd gedemonteerd en dat de gaskraan werd, of reeds was geopend. Hoewel de deskundigen geen nadere bevindingen kunnen hebben relateren in verband met het eerst ter terechtzitting door de verdachte ingenomen standpunt, blijkt uit het brandoorzaak onderzoek dat de vier gaspitten van het gasstel dicht waren en zodoende bij een aangekoppelde gasslang aan zowel gasstel als muuraansluitingspunt, een gesloten circuit had bestaan en derhalve geen gas had kunnen ontsnappen en tot ontploffing had kunnen komen. Gelet hierop in combinatie met het feit dat er op drie plekken brandhaarden met een ontbrandbare vloeistof zijn aangetroffen, stelt de rechtbank vast dat opzettelijk brand werd gesticht.
De eerst ter terechtzitting door de verdachte aangevoerde verklaring voor de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistof in de serre, namelijk dat daar een flesje traplijmremover stond, verklaart - ook indien verdachte hier de waarheid spreekt - nog niet dat er midden in de woonkamer op de grond en nabij de plek waar de boekenkast stond in de woonkamer eveneens brandhaarden met een ontbrandbare vloeistof zijn aangetroffen. Voor deze brandhaarden heeft de verdachte in het geheel geen verklaring gegeven.
Weliswaar hebben de brandexperts geconstateerd dat het draairaam van de slaapkamer aan de galerijzijde openstond en dat één van de slaapkamerramen was gebroken, maar zij hebben ten aanzien van die ramen ook nog verdere constateringen gedaan. Geconstateerd is namelijk dat de binnenste ruiten van de aan de slaapkamer grenzende dubbel glasruiten ten gevolge van de inwerking van hitte gesprongen en beroet waren; deze ruiten waren voorzien van warmte breuken. Dit betekent derhalve dat dit raam niet reeds was ingeslagen voordat de brand plaatsvond. Aan het draairaam werden door de brandexperts geen sporen van braak of verbreking aangetroffen, zodat een ander dan verdachte na het vertrek van verdachte die bewuste nacht, het raam niet door braak of verbreking kan hebben geopend. Nu verdachte niet heeft verklaard dat hij het raam heeft opengezet of opengelaten toen hij de woning ’s nachts verliet, heeft een ander dan verdachte dus ook niet de woning kunnen betreden door een reeds geopend raam. De verklaring van de verdachte dat een ander na zijn vertrek uit de woning nog in de woning kan zijn geweest, schuift de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook terzijde. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het door de brandexperts geuite vermoeden dat het draairaam door personeel van de brandweer is geopend om de flatwoning te luchten, alleszins aannemelijk.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in combinatie met het feit dat de verdachte om 01:30 uur als enige en laatste in de woning is achtergebleven, dat de brand om 04:57 uur heeft plaatsgevonden en de verdachte de enige was die een sleutel had van de woning, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte degene is die opzettelijk brand heeft gesticht in de woning aan de [adres] .