ECLI:NL:RBROT:2016:8380

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
10/681182-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot zware mishandeling van een politieagent en vernieling van een fiets van de politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een politieagent en vernieling van een politie fiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 februari 2015 in Dordrecht met zijn auto op de agent is ingereden, waardoor de agent ternauwernood kon wegspringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agent en dat hij deze kans heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot zware mishandeling en de vernieling van de fiets. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 16 maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 500,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, de agent, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor strafvermindering, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van een schending van de Ambtsinstructie door de agent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681182-16
Datum uitspraak: 3 november 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 16 maanden;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Er is geen sprake (voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling. Het dossier bevat geen bewijs dat de verdachte de kans op de zware mishandeling zou hebben aanvaard. De verdachte heeft juist zijn blik gericht op de agent en toen gezien dat de agent naast de auto stond, zodat hij er langs kon rijden. De verdachte heeft niemand willen raken tijdens het wegrijden.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt met betrekking tot het voorwaardelijk opzet als volgt. Ingevolge vaste jurisprudentie (onder meer HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552) is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg aanvaard. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Agent [benadeelde] heeft verklaard dat de verdachte met zijn auto op hem kwam afrijden en dat hij net op tijd kon wegspringen, waardoor hij kon voorkomen dat hij werd aangereden. Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] hebben eveneens verklaard dat [benadeelde] net op tijd kon wegspringen en zo kon voorkomen dat hij werd aangereden. Gelet op voornoemde verklaringen volgt de rechtbank de lezing van de verdachte niet, inhoudende dat hij op geen enkel moment op de agent is afgereden, maar juist er langs.
Door vanuit stilstand veel gas te geven en te rijden in de richting van een agent die op korte afstand staat van de auto, bestaat de aanmerkelijke kans dat de agent geraakt wordt door de auto en daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte zich naar objectieve maatstaven ervan bewust was dat het met de auto in de richting rijden van een persoon, die aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt als hij de agent had geraakt. Deze wetenschap heeft de verdachte er desondanks niet van weerhouden om in te rijden op agent [benadeelde] . De verdachte heeft hiermee dus welbewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij agent [benadeelde] aanvaard.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. primair impliciet subsidiair
hij op 19 februari 2015 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde] (zijnde een agent van politie van de Eenheid Rotterdam) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (merk Toyota, type Yaris), terwijl die [benadeelde] op dat moment achter zijn (dienst)fiets vóór die door hem, verdachte bestuurde auto stond, (vanuit stilstand) het toerental van die auto heeft verhoogd en gas heeft gegeven en (met verhoogde snelheid) tegen die (dienst)fiets, is aangereden en is doorgereden en (aldus) op die [benadeelde] is
ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 februari 2015 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een (dienst) fiets, toebehorende aan Politie Eenheid Rotterdam, , heeft beschadigd door met een door hem bestuurde auto over die
fiets heen te rijden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair impliciet subsidiair

poging tot zware mishandeling;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van agent [benadeelde] door met een personenauto op hem in te rijden. De agent kon ternauwernood wegspringen. De verdachte is echter wel over de dienstfiets van [benadeelde] heengereden waardoor deze flink is beschadigd. Het is enkel en alleen aan het alerte gedrag van de agent te danken dat hij niet door de verdachte is geraakt en geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het is evident dat de agent bijzonder angstige momenten moet hebben doorgemaakt toen hij de auto van de verdachte op zich af zag komen. Uit de toelichting van de vordering van de benadeelde partij blijkt ook dat het incident nog steeds een behoorlijke impact heeft op de agent.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In het kader van de strafmaat heeft de verdediging verzocht mee te wegen dat er sprake is van schending van artikel 7, derde lid van de Ambtsinstructie. Agent [benadeelde] heeft namelijk in strijd met dat artikel in de richting van de wegrijdende verdachte geschoten, aldus de verdediging, waardoor overeenkomstig art. 359a Sv strafvermindering zou moeten volgen.
De rechtbank acht het schieten door agent [benadeelde] in de richting van de wegrijdende verdachte niet in strijd met artikel 7, derde lid van de Ambtsinstructie. De identiteit van verdachte was immers ten tijde van de staandehouding bij [benadeelde] en zijn collega’s nog niet bekend. Ten tijde van de staandehouding was er namelijk slechts een vermoeden dat de persoon in de Toyota Yaris de gesignaleerde [verdachte] betrof. Zo heeft [benadeelde] in zijn proces-verbaal van aangifte verklaard dat hij na het incident de persoon in de auto aan de hand van een foto herkende, als zijnde de verdachte. Dit geldt eveneens voor zijn collega, verbalisant [naam verbalisant 1] . Derhalve ziet de rechtbank geen aanleiding om tot strafvermindering over te gaan.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert
een vergoedingvan € 500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan immateriële schade.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair dient de vordering te worden gematigd. De vordering lijkt uit te gaan van een concreet gevaar om het leven te verliezen en dat is naar het oordeel van de verdediging niet het geval. Verder zijn de uitspraken die ter onderbouwing van het schadebedrag zijn genoemd, niet vergelijkbaar met onderhavige casus.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Gelet op de poging tot zware mishandeling van de benadeelde partij en de hierdoor ontstane inbreuk op diens integriteit als politieagent, zal de schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De rechtbank zal het gevorderde schadebedrag daarom volledig toewijzen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,-.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] , tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van tien dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en S.R.B. Walther, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.M. Alberti, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
Hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde] (zijnde een agent van politie van de Eenheid Rotterdam) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (merk Toyota, type Yaris), terwijl die [benadeelde] op dat moment achter zijn (dienst)fiets vóór die door hem, verdachte bestuurde auto stond, (vanuit stilstand) het toerental van die auto heeft verhoogd en/of gas heeft gegeven en/of (met hoge/verhoogde snelheid) tegen die (dienst)fiets, is aangereden en/of is doorgereden en/of (aldus) op die [benadeelde] is
ingereden/afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair
Hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Dordrecht [benadeelde] (zijnde een agent van politie van de Eenheid Rotterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto (merk Toyota, type Yaris), terwijl die [benadeelde] op dat moment achter zijn (dienst)fiets vóór die door hem, verdachte bestuurde auto stond, (vanuit stilstand) het toerental van die auto verhoogd en/of gas gegeven en/of is hij (met hoge/verhoogde snelheid) tegen die (dienst)fiets aangereden en/of doorgereden en/of (aldus) op die [benadeelde] ingereden/afgereden.
2.
Hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een (dienst) fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door met een door hem bestuurde auto over die
fiets heen te rijden.