Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde sub4] ,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis (althans de brieven) van 27 januari 2016, waarin een comparitie van partijen is bepaald.
2.De feiten
[eiseres] heeft hiervan € 136.995,04 (6/16e deel) ontvangen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De Maatschap als procespartij?
de factoeen overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen tussen [eiseres] en de nalatenschap. Blijkens de bankafschriften die [eiseres] heeft overgelegd vertoonde de bankrekening van haar moeder op 27 mei 2002 inderdaad een debetstand van
€ 117,04. Voorts blijkt hieruit dat [eiseres] in de periode van juni 2002 tot en met augustus 2006 vanaf haar eigen bankrekening in totaal € 11.750,00 heeft overgemaakt naar deze bankrekening en dat er voorts nog enkele overboekingen met een totaalbedrag van
€ 3.500,00 zijn gedaan vanaf de bankrekening van Expeditiebedrijf [eiseres] (“haar” bedrijf) . In totaal is derhalve € 15.250,00 overgemaakt. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard en [gedaagden] heeft niet betwist dat de overboekingen vanaf de bankrekening van Expeditiebedrijf [eiseres] zijn gedaan vanuit praktische overwegingen, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat het gehele bedrag van € 15.250,00 uiteindelijk ten laste van het vermogen van [eiseres] is gekomen. Op de bankafschriften die zijn overgelegd, is bij de overboekingen steeds als omschrijving opgenomen dat dit een “lening voor diverse betalingen” betreft. Hieruit kan - in combinatie met de debetstand en de vaststaande omstandigheid dat de bankrekening van haar moeder niet op andere wijze werd gevoed - afgeleid dat de bedragen die [eiseres] heeft overgemaakt kennelijk noodzakelijk waren om betalingen vanaf de bankrekening van haar moeder te kunnen verrichten. [eiseres] mocht redelijkerwijs verwachten dat deze bedragen bij de uiteindelijke verdeling van de nalatenschap van haar moeder aan haar zouden worden terugbetaald, terwijl de overige erfgenamen (haar zussen) op hun beurt geen aanleiding hadden om aan te nemen dat [eiseres] deze bedragen om niet had overgemaakt. Zij mochten dan ook redelijkerwijs verwachten dat deze betalingen ten laste van de nalatenschap zouden komen en dat deze bij de verdeling van de nalatenschap aan [eiseres] moesten worden terugbetaald.
1.788,00(2 punten × tarief IV ad € 894,00 per punt)
5.De beslissing
€ 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,