ECLI:NL:RBROT:2016:8515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
C/10/495728 / HA ZA 16-192
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en ongerechtvaardigde verrijking in koopovereenkomst van over zee vervoerde goederen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Van Vliet Handelsonderneming B.V. een vordering ingesteld tegen Ville de Kinshasa op basis van ongerechtvaardigde verrijking. De procedure begon met een tussenvonnis op 17 augustus 2016, waarin de rechtbank zich bevoegd verklaarde om kennis te nemen van de vordering, voor zover deze was gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking en het schadebrengende feit zich binnen het rechtsgebied van de rechtbank had voorgedaan. Ville de Kinshasa heeft zich echter niet verdedigd, ondanks dat zij daartoe voldoende gelegenheid had gekregen.

De rechtbank heeft vervolgens de subsidiaire grondslag van de vordering beoordeeld, waarbij Van Vliet Handelsonderneming stelde dat zij was verarmd door de levering van voertuigen aan Ville de Kinshasa, die daardoor was verrijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor een geslaagd beroep op ongerechtvaardigde verrijking vereist is dat er een causaal verband bestaat tussen de verrijking van de ene partij en de verarming van de andere partij. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sprake was van verrijking van Ville de Kinshasa en verarming van Van Vliet Handelsonderneming, de rechtbank onbevoegd was om kennis te nemen van de vordering omdat het schadebrengende feit niet binnen haar rechtsgebied had plaatsgevonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 9 november 2016 door mr. C. Sikkel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/495728 / HA ZA 16-192
Vonnis van 9 november 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN VLIET HANDELSONDERNEMING B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. M.A.D. Bol,
tegen
de buitenlandse publiekrechtelijke rechtspersoon
VILLE DE KINSHASA,
gevestigd te Kinshasa-Gombe, Democratische Republiek Congo,
gedaagde,
advocaat voorheen mr. G.K. Sluiter, thans niet langer in rechte vertegenwoordigd.
Partijen zullen hierna van Vliet Handelsonderneming en Ville de Kinshasa genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 augustus 2016 (hierna: het tussenvonnis) alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken.
De advocaat van Ville de Kinshasa heeft zich op de rolzitting van 4 mei 2016 onttrokken. Nadien heeft zich - ondanks gelegenheid daartoe - geen advocaat namens Ville de Kinshasa gesteld.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank zich uitsluitend bevoegd verklaard kennis te nemen van de vordering van Van Vliet Handelsonderneming voor zover (a) deze vordering is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad én (b) het schadebrengende feit in de zin van artikel 102 Rv zich heeft voorgedaan binnen het rechtsgebied van deze rechtbank en is de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord uitsluitend ten aanzien van de op ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad gebaseerde vordering van Van Vliet Handelsonderneming en uitsluitend voor zover het schadebrengende feit in de zin van artikel 102 Rv zich heeft voorgedaan binnen het rechtsgebied van deze rechtbank.
2.2.
Ville de Kinshasa heeft, ondanks daartoe voldoende in de gelegenheid te zijn gesteld, geen conclusie van antwoord genomen. De rechtbank heeft vervolgens aan Ville de Kinshasa akte non-conclusie verleend.
2.3.
Aan de orde is de subsidiaire grondslag van de vordering van Van Vliet Handelsonderneming, ongerechtvaardigde verrijking. Van Vliet Handelsonderneming stelt dat door de levering van de voertuigen aan Ville de Kinshasa zijzelf is verarmd en Ville de Kinshasa is verrijkt.
2.4.
Voor een geslaagd beroep op ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 6:212 lid 1 BW, welk artikel deel uitmaakt van het in deze zaak op ongerechtvaardigde verrijking toepasselijke Nederlandse recht, is ten minste vereist dat Ville de Kinshasa is verrijkt door de levering van de voertuigen en dat Van Vliet Handelsonderneming is verarmd, waarbij tussen de verrijking en de verarming een causaal verband moet bestaan. Ten slotte gaat de schadevergoedingsplicht niet verder dan redelijk is.
2.5.
Uit de stellingen van Van Vliet Handelsonderneming in de randnummers 6-11 van de incidentele antwoordconclusie volgen verrijking van Ville de Kinshasa, verarming van Van Vliet Handelsonderneming en het hierboven bedoelde causale verband tussen deze verrijking en verarming. Nu een en ander niet is weersproken door Ville de Kinshasa, is dit vast komen te staan. Hier is derhalve sprake geweest van ongerechtvaardigde verrijking van Ville de Kinshasa ten koste van Van Vliet Handelsonderneming, zodat Ville de Kinshasa in beginsel, voor zover dit redelijk is, verplicht is aan Van Vliet Handelsonderneming deze schade te vergoeden tot het bedrag van haar verrijking.
2.6.
Vervolgens rijst de vraag welk gedeelte van deze ongerechtvaardigde verrijking van Ville de Kinshasa is terug te voeren op een schadebrengend feit in de zin van artikel 102 Rv dat zich heeft voorgedaan binnen het rechtsgebied van deze rechtbank, aangezien, als gezegd, deze rechtbank slechts in zoverre bevoegd is kennis te nemen van de vordering van Van Vliet Handelsonderneming.
2.7.
In het geval van ongerechtvaardigde verrijking is sprake van in beginsel twee soorten schadebrengende feiten, namelijk het geheel van de feiten waaruit de verarming van de ene partij bestaat en het geheel van de feiten waaruit de verrijking van de andere partij bestaat. Voldoende voor de bevoegdheid van deze rechtbank op grond van artikel 6 lid 1 onder e Rv juncto artikel 102 Rv is dat hetzij het geheel van de feiten waaruit deze verrijking bestaat zich in het rechtsgebied van deze rechtbank heeft afgespeeld hetzij het geheel van de feiten waaruit deze verarming bestaat. In navolging van Van Vliet Handelsonderneming zal de rechtbank in dit geval de levering van de voertuigen aan Ville de Kinshasa aanmerken als het enige relevante schadebrengende feit. Dat leidt dus tot de vraag of en, zo ja, met betrekking tot welke van de geleverde voertuigen, deze levering plaats heeft gehad binnen het rechtsgebied van deze rechtbank. Die vraag beantwoordt de rechtbank als volgt.
2.8.
Naar Nederlands internationaal privaatrecht wordt in een internationaal geval de
vraag of levering van een roerende zaak heeft plaatsgevonden beantwoord naar het recht van
het land op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt (
lex rei sitae). Zie artikel 10:127
BW. De vraag of de onderhavige voertuigen zijn geleverd aan Ville de Kinshasa toen zij
zich nog in Nederland bevonden wordt derhalve beantwoord naar Nederlands recht.
2.9.
Ter zake van het zeevervoer van de onderhavige voertuigen zijn cognossementen
afgegeven. Zie de door Van Vliet Handelsonderneming als productie 6 bij haar incidentele
antwoordconclusie in het geding gebrachte
Liner Bill of Ladingop het papier van Bridge
Lines - Proteus Shipping S.A. Luxembourg, waarop Ville de Kinshasa vermeld staat als
‘consignee’ en waarop geen persoon of bedrijf is ingevuld als ‘notify address’. Een
cognossement is een zakenrechtelijk waardepapier en levering van de roerende zaken
waarvoor het cognossement is afgegeven vindt naar Nederlands recht dan ook plaats door
middel van overgave van het waardepapier aan de beoogde verkrijger van vorenbedoelde
roerende zaken, die door het bezit van dit waardepapier bezitter wordt van deze roerende
zaken. Gesteld noch gebleken is dat beoogd was dat Ville de Kinshasa voorafgaande aan de
betaling door haar van de voertuigen het bezit van de cognossementen zou verkrijgen om
daarmee afgifte van de desbetreffende voertuigen door de zeevervoerder te bewerkstelligen.
Gelet op het uitblijven van betaling door Ville de Kinshasa van de onderhavige voertuigen
kan dan ook niet gezegd worden dat levering van deze voertuigen aan Ville de Kinshasa al
heeft plaatsgehad. Van een schadebrengend feit in het rechtsgebied van deze rechtbank in de
zin van artikel 102 Rv is derhalve geen sprake geweest, zodat niet voldaan is aan de hierboven onder 2.1 sub b genoemde voorwaarde voor bevoegdheid van deze rechtbank.
2.10.
De rechtbank compenseert de proceskosten in deze zaak, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen van Van Vliet Handelsonderneming;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2016.
901/1573