ECLI:NL:RBROT:2016:8806

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
512275
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor jeugdige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, hierna te noemen [de jeugdige]. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting had verzocht om [de jeugdige] in een gesloten accommodatie op te nemen voor een periode van zes maanden. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de Jeugdwet, omdat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren die de ontwikkeling van [de jeugdige] ernstig belemmerden.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat [de jeugdige] momenteel bij Schakenbosch verblijft en dat er al eerder maatregelen waren getroffen, waaronder een ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp. De GI stelde dat er nog geen behandeling was gestart, maar dat er wel positieve ontwikkelingen waren in de huidige situatie van [de jeugdige]. De ouders en [de jeugdige] zelf verzetten zich echter tegen het verzoek van de GI, omdat zij van mening waren dat de vereisten van de Jeugdwet niet waren nageleefd. Er was geen hulpverleningsplan opgesteld en het psychodiagnostisch onderzoek was nog niet afgerond.

De kinderrechter oordeelde dat het verzoek van de GI moest worden afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten. Er was geen concreet uitzicht op afronding van de behandeling en er was geen duidelijk plan voor verdere jeugdhulp. De kinderrechter benadrukte het belang van een goede overdracht aan het wijkteam, gezien de aanstaande verjaardag van [de jeugdige], waarop haar ondertoezichtstelling zou eindigen. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er werd aangegeven dat hoger beroep mogelijk was.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/512275 / JE RK 16-3154
datum uitspraak: 3 november 2016

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting

Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[Naam jeugdige] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats]

hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 oktober 2016, ingekomen bij de griffie op 14 oktober 2016,
- de instemmende verklaring d.d. 13 oktober 2016 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper,
- een perspectiefplan van Schakenbosch, ingekomen bij de griffie op 1 november 2016,
- een brief van de ouders van 2 november 2016.
Op 3 november 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de [jeugdige] , bijgestaan door haar advocaat mr. Y.L. Zandbergen,
- de ouders,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan mw. [naam]

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de jeugdige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[de jeugdige] verblijft bij Schakenbosch.
Bij beschikking van 7 maart 2016 is [de jeugdige] onder toezicht gesteld tot 9 november 2016.
Bij beschikking van 7 juni 2016 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 9 november 2016.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging verzocht om [de jeugdige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het diagnostisch onderzoek dat bij [de jeugdige] is afgenomen, is nog niet helemaal afgerond. Er is nog niet gestart met traumaverwerking, aangezien [de jeugdige] daar nog niet aan toe was. De GI ziet stapsgewijze vorderingen in de ontwikkeling van [de jeugdige] . Op dit moment gaat [de jeugdige] naar school en zij gaat ook het gesprek aan met de hulpverlening. Het is merkbaar dat de omgeving en de structuur die [de jeugdige] thans worden geboden haar goed doen. Zij ontwikkelt zich positief en heeft nu ook een gezond dag- en nachtritme. De komende maanden moet een goede basis voor haar toekomst worden gelegd. De behandeling houdt onder meer in dat [de jeugdige] bij Schakenbosch structuur geboden krijgt. Tevens doet zij bij Schakenbosch mee aan activiteiten. Een terugplaatsing bij de ouders is op dit moment niet haalbaar, aangezien de positieve ontwikkelingen nog pril zijn en de kans dat [de jeugdige] terugvalt in haar oude gedrag groot is.

De standpunten van [de jeugdige] en haar ouders

Namens [de jeugdige] is bepleit het verzoek van de GI af te wijzen, aangezien niet is voldaan aan de vereisten die de Jeugdwet aan een dergelijk verzoek stelt. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de behandeling van [de jeugdige] reeds is aangevangen. Er hebben ook nog geen gesprekken plaatsgevonden over een eventuele behandeling. De uitslag van het psychodiagnostisch onderzoek is nodig om het vervolgtraject van [de jeugdige] te bepalen, echter dit onderzoek is op dit moment nog niet afgerond. Daarnaast zou een hulpverleningsplan worden vastgesteld, maar dat is niet gebeurd. [de jeugdige] wil heel graag terug bij haar ouders worden geplaatst. Zij vindt het jammer dat er geen behandeling heeft plaatsgevonden.
De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat het verzoek van de GI moet worden afgewezen. [de jeugdige] is meerdere malen geslagen en bedreigd met de dood door jongeren die bij Schakenbosch verblijven. Zij wordt hiertegen niet beschermd vanuit Schakenbosch. De afgelopen maanden is er vrijwel niets gebeurd om de situatie van [de jeugdige] te verbeteren. De ouders zouden het fijn vinden indien er hulp in de thuissituatie wordt ingezet als [de jeugdige] weer thuis komt wonen.

De beoordeling

Ingevolge artikel 6.1.2. lid 1 van de Jeugdwet (Jw) kan de kinderrechter op verzoek een
machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te
doen verblijven.
Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2. lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het
oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- en
opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig
belemmeren en de opnemen en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de
jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Een machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige die achttien jaar is, kan slechts worden
verleend indien:
a. sprake is van een behandeling die reeds is aangevangen voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;
b. voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld;
c. toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan, en
d. de gesloten jeugdhulp niet langer duur dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
De kinderrechter is van oordeel dat ook onder de huidige Jw de jurisprudentie die is gevormd ten aanzien van artikel 29a Wet op de jeugdzorg (vervallen per 01-01-2015) nog onverkort en overeenkomstig van toepassing is. Uit de gevormde jurisprudentie maakt de kinderrechter op dat afronding van een tijdens de minderjarigheid ingezette en inmiddels gevorderde behandeling die gericht is op het wegnemen van belemmeringen in de ontwikkeling naar volwassenheid, slechts onder zeer bijzondere en zwaarwegende omstandigheden binnen de grenzen van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) mogelijk is.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [de jeugdige] en haar ouders zich verzetten tegen het verzoek van de GI. Daarnaast staat vast dat er geen hulpverleningsplan voorhanden is, zoals volgens artikel 6.1.2. lid 4 Jw is vereist. Niet is gebleken van een concreet uitzicht op afronding van de behandeling van [de jeugdige] binnen afzienbare tijd na het bereiken van de achttienjarige leeftijd. Evenmin is duidelijk geworden naar welke andere vorm van jeugdhulp wordt toegewerkt. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI moet worden afgewezen nu niet is voldaan aan de vereisten die de Jeugdwet aan een dergelijk verzoek stelt.
[de jeugdige] is over zes dagen jarig. Haar ondertoezichtstelling eindigt op die dag. Gelet op de problematiek van [de jeugdige] is van groot belang dat de GI zorgt voor een goede overdracht aan het wijkteam.

De beslissing

De kinderrechter:
Wijst af het verzoek van de GI.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.L.G. van Mourik als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.