In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een verificatiegeschil in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen (WSNP). De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Lageweg, heeft een vordering ingediend tegen de bewindvoerder, mevrouw [curator], die optreedt in de hoedanigheid van bewindvoerder van de gedaagde, [gedaagde]. De eiser vordert erkenning van zijn regresvordering op de gedaagde, die voortvloeit uit een eerdere veroordeling tot betaling aan de heer [persoon]. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder een conclusie van eis en een conclusie van antwoord.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de eiser en de gedaagde waren vennoten van een vennootschap onder firma, die op 17 november 2010 is ontbonden. Tijdens de samenwerking is een aannemingsovereenkomst gesloten, die uiteindelijk is ontbonden, resulterend in een vordering van € 15.000,- op de gedaagde. Deze vordering is door de rechtbank Dordrecht bevestigd. De gedaagde is op 9 oktober 2012 toegelaten tot de WSNP, en de bewindvoerder heeft een vordering van [persoon] erkend, maar de regresvordering van de eiser betwist.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eiser recht heeft op erkenning van zijn regresvordering, ondanks de betwisting door de bewindvoerder. De rechtbank oordeelt dat de eiser, die de volledige vordering aan [persoon] heeft voldaan, recht heeft op een vergoeding van 50% van deze vordering van de gedaagde. De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is op 16 november 2016 openbaar uitgesproken door mr. P.C. Santema.