ECLI:NL:RBROT:2016:8881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
C/10/490970 / HA ZA 15-1246
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ladingschade binnenvaart en vorderingsgerechtigdheid

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van ladingschade binnenvaart, heeft de rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2016 uitspraak gedaan in drie samenhangende zaken. De kern van het geschil betreft de aansprakelijkheid voor schade aan een lading zout die is ontstaan tijdens het vervoer over de binnenwateren van Nederland naar België. De eiseres, Allianz Global Corporate & Specialty SE, stelt dat zij als leidend verzekeraar is gesubrogeerd in de rechten van de ladingbelanghebbende, Prayon S.A., en vordert betaling van schadevergoeding van de gedaagden, Lubbers & Partners Logistic Services B.V. en J&S Transport B.V.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Allianz niet voldoende heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk in de rechten van Prayon is getreden, en dat de gedaagden niet contractueel aan Prayon zijn gebonden. De rechtbank oordeelt dat Allianz niet kan vorderen op basis van de vervoerovereenkomst tussen Lubbers en Frisia, omdat Prayon als cognossementshouder de enige is die actief gelegitimeerd is. De rechtbank wijst de vorderingen van Allianz af en veroordeelt haar in de proceskosten van de gedaagden.

In de tweede zaak, waarin Lubbers vordert tegen J&S Transport, wordt de vordering afgewezen omdat deze afhankelijk was van de uitkomst van de eerste zaak. In de derde zaak, waarin J&S Transport vordert tegen een onbekende gedaagde, wordt ook deze vordering afgewezen, omdat het belang aan de vordering is ontvallen na de afwijzing van de vorderingen in de eerdere zaken. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Allianz, Lubbers en J&S Transport niet toewijsbaar zijn en legt de proceskosten bij de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
Vonnis van 5 oktober 2016
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/490970 / HA ZA 15-1246 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
ALLIANZ GLOBAL CORPORATE & SPECIALTY SE,
gevestigd te München, Duitsland,
eiseres,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUBBERS & PARTNERS LOGISTIC SERVICES B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. Bienfait te Capelle aan den IJssel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J & S TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/491682 / HA ZA 15-1291 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUBBERS & PARTNERS LOGISTIC SERVICES B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
eiseres,
advocaat mr. J.F. Bienfait te Capelle aan den IJssel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J & S TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda.
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/492710 / HA ZA 16-40 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J & S TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg,
eiseres,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda.
tegen
[gedaagde]
wonende de [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T. Roos te Capelle aan den IJssel,
Partijen zullen hierna Allianz, Lubbers, J&S Transport en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

in de zaak 15-1246 tussen Allianz en Lubbers en J&S Transport

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het voegingsincident van 24 februari 2016
  • de conclusie van antwoord van J&S Transport, met producties 1 tot en met 9
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde] ,
  • de brief van de rechtbank van 22 juni 2016 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie
  • de brief van de rechtbank van 20 juli 2016 waarbij een zittingsagenda is toegezonden
  • de akte uitlaten van [gedaagde] , met productie 1
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 augustus 2016, met daaraan gehecht de ter zitting overgelegde claimbrief van 1 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
in de zaak 15-1291 tussen Lubbers en J&S Transport
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het voegingsincident van 16 maart 2016
  • de conclusie van antwoord, met productie 3
  • de brief van de rechtbank van 22 juni 2016 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie
  • de brief van de rechtbank van 20 juli 2016 waarbij een zittingsagenda is toegezonden
  • de akte uitlaten van [gedaagde] , met productie 4
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 augustus 2016, met daaraan gehecht de ter zitting overgelegde claimbrief van 1 oktober 2015.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.
in de zaak 16-40 tussen J&S Transport en [gedaagde]
1.5.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het voegingsincident van 16 maart 2016
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9
  • de brief van de rechtbank van 22 juni 2016 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie
  • de brief van de rechtbank van 20 juli 2016 waarbij een zittingsagenda is toegezonden
  • de akte uitlaten van J & S Transport, met producties 3 tot en met 5
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 augustus 2016, met daaraan gehecht de ter zitting overgelegde claimbrief van 1 oktober 2015.
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in alle zaken

2.1.
In de nacht van 2 op 3 oktober 2014 is het binnenschip ‘Isala’ gezonken als gevolg van een aanvaring met het binnenschip ‘Amelia’.
2.2.
De ‘Isala’ had op dat moment een lading zout, afkomstig van Frisia Zout B.V. (hierna: Frisia) in Harlingen, aan boord die als gevolg van de aanvaring is beschadigd.
2.3.
De lading zout was, op basis van de leveringsconditie CIF, verkocht aan Prayon S.A. door Esco Benelux S.A., een Belgische vennootschap binnen de Esco-groep waartoe ook Frisia behoort, en werd over de binnenwateren vervoerd van Harlingen naar Ruisbroek/Puurs in België.
2.4.
Ter zake van dit vervoer had Frisia een vervoerovereenkomst met Lubbers gesloten, had Lubbers een bevrachtingsovereenkomst met J&S Transport gesloten en had J&S Transport een vervoerovereenkomst met [gedaagde] gesloten. Voor het vervoer was een cognossement afgegeven op 30 september 2014, dat door of namens de schipper van de ‘Isala’ is ondertekend en strekt tot aflevering aan Prayon S.A. als geadresseerde.

3.Het geschil

in de zaak 15-1246 tussen Allianz en Lubbers en J&S Transport

3.1.
Allianz vordert samengevat - hoofdelijke veroordeling van Lubbers en J&S Transport, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 52.614,83, vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf 3 oktober 2014 en de proceskosten.
3.2.
Lubbers voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Allianz in de proceskosten inclusief nakosten met rente.
3.3.
J&S Transport voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Allianz in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak 15-1291 tussen Lubbers en J&S Transport
3.5.
Lubbers vordert samengevat - veroordeling van J&S Transport, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 52.614,83, vermeerderd met wettelijke handelsrente daarover vanaf 3 oktober 2014 en de proceskosten inclusief nakosten met rente.
3.6.
J&S Transport voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Lubbers in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak 16-40 tussen J&S Transport en [gedaagde]
3.8.
J&S Transport vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 51.624,83 en tot betaling van al hetgeen waartoe J&S Transport mocht worden veroordeeld in de hoofdzaken tegen Allianz en Lubbers met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.9.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van J&S Transport in de proceskosten.

4.De beoordeling

in alle zaken

4.1.
Het gaat in deze zaken om schade aan een lading zout, ontstaan tijdens vervoer van dat zout over de binnenwateren vanaf een laadadres in Nederland naar een losadres in België. Tussen partijen staat vast dat de lading zout werd vervoerd onder cognossement.
4.2.
Op alle hier relevante vervoerovereenkomsten is het CMNI-verdrag van toepassing, nu de laadhaven en loshaven zijn gelegen in twee verschillende staten waarvan er ten minste één partij is bij dit verdrag (artikel 2 CMNI).
in de zaak 15-1246 tussen Allianz en Lubbers en J&S Transport
4.3.
Allianz heeft aan haar vorderingen tegen Lubbers en J&S Transport in de dagvaarding het volgende ten grondslag gelegd.
Lubbers is als contractueel vervoerder en J&S Transport is als feitelijk vervoerder tekortgeschoten in de nakoming van de vervoerovereenkomst. De lading zout is immers niet in dezelfde goede en gezonde staat gelost als waarin zij ten vervoer in ontvangst is genomen. Lubbers en J&S Transport zijn voor de schade aan de lading aansprakelijk, nu van vervoerdersovermacht of andere hen van aansprakelijkheid bevrijdende omstandigheden niet is gebleken. De schade beloopt € 51.953,83 te vermeerderen met expertisekosten groot € 671,00. Hierover is wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag dat de schade ontstond, 3 oktober 2014.
Allianz heeft, daartoe ingevolge verzekeringsovereenkomst gehouden, deze ladingschade en expertisekosten vergoed en is als gevolg daarvan in de rechten van haar verzekerde getreden. Voor zoveel nodig hebben ladingbelanghebbenden aan Allianz volmacht gegeven om de vordering in eigen naam geldend te maken en te incasseren.
4.4.
Lubbers heeft bij conclusie van antwoord onder meer het vorderingsrecht van Allianz betwist, en erop gewezen dat geen stukken zijn overgelegd waaruit de gestelde subrogatie uit hoofde van een verzekeringsrelatie of de gestelde volmacht kan blijken. Lubbers wijst erop dat Allianz in de dagvaarding niet duidelijk maakt wiens verzekeraar zij is, maar dat zij in correspondentie heeft aangegeven de verzekeraar van Frisia te zijn.
Lubbers wijst erop dat bij een CIF-verkoop niet de verzekerde van Allianz maar koper Prayon S.A. het vervoersrisico draagt en daarmee als ladingbelanghebbende moet worden beschouwd. Prayon heeft van Lubbers echter niets te vorderen.
Uitsluitend Prayon, die geadresseerde is in en houder van het naamcognossement, is actief gelegitimeerd.
Indien Frisia, de afzender onder het cognossement, de verzekerde van Allianz was, kan dat niet tot een vorderingsrecht leiden omdat Frisia geen schade heeft geleden.
4.5.
J&S Transport heeft zich bij het verweer van Lubbers aangesloten en betoogd dat zowel naar Belgisch als naar Nederlands recht uitsluitend Prayon als houder van het naamcognossement actief gelegitimeerd is.
4.6.
Gelet op deze verweren heeft de rechtbank in de zittingsagenda aangegeven dat ter comparitie onder meer aan de orde zou komen:
- in de rechten van welke partij(en) Allianz stelt te zijn gesubrogeerd, en naar welk recht deze subrogatie heeft plaatsgevonden, en waaruit blijkt dat aan de door dat recht gestelde eisen voor subrogatie is voldaan;
- of de partij(en) in wiens rechten Allianz stelt te zijn gesubrogeerd naar het op die vraag toepasselijke recht actief gelegimiteerd was (waren) de hier door Allianz ingestelde vordering in te stellen;
- waaruit de gestelde last en volmacht aan Allianz blijkt, en door wie die zou zijn verschaft;
en medegedeeld dat tot uiterlijk voor de zitting nog een toelichtende akte of nieuwe producties konden worden toegezonden. Allianz heeft geen verdere stukken toegezonden.
4.7.
Ter comparitie heeft Allianz ter verduidelijking van haar positie het volgende verklaard.
Er is vervoerd onder cognossement.
Allianz is de leidend verzekeraar op een door Duits recht beheerste polis, waarvan zij 55 procent van het risico draagt. Deze polis is uitgenomen door een vennootschap behorend tot de groep waartoe ook Esco Benelux behoort, de partij die het zout aan Prayon heeft verkocht. Met de polis zijn de door Esco Benelux verkochte zendingen zout verzekerd en in dit geval is Prayon de verzekerde. Onder de polis is op 17 maart 2015 aan Prayon € 31.953,83 uitgekeerd, zijnde het factuurbedrag verminderd met het eigen risico van € 20.000. Hierdoor zijn de verzekeraars onder de polis naar Duits recht gesubrogeerd in de rechten van Prayon tot het uitgekeerde bedrag. Allianz stelt dat zij ingevolge de
Führungsklauselin de polis volmacht heeft om de rechten van de andere verzekeraars uit te oefenen. Voor de incasso van het eigen risico heeft Prayon aan Allianz een volmacht verleend. Ter voorkoming van legitimatiediscussies hebben Esco en Frisia aan Allianz ook volmacht verleend.
Omdat er een vervoerovereenkomst met Lubbers was, kan Allianz Lubbers als vervoerder aanspreken. Dat er daarnaast een cognossementsvervoerder was wiens identiteit onbekend is, doet niet ter zake omdat in deze procedure niet de vervoerder onder cognossement wordt aangesproken, aldus nog steeds Allianz.
Allianz heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van deze gewijzigde stellingen. Haar raadsman heeft toegelicht dat hij laattijdig enige incomplete stukken had ontvangen.
4.8.
Lubbers en J&S Transport hebben in reactie betwist dat Prayon de verzekerde van Allianz is en erop gewezen dat in de claimbrief van Allianz en in de correspondentie Frisia als verzekerde is genoemd zonder dat Prayon daarbij staat. Zij betogen dat nooit binnen de termijn namens Prayon enig vorderingsrecht is gepretendeerd zodat de vordering van Prayon is verjaard, behoudens voor zover Allianz in de rechten van Prayon is gesubrogeerd. Hierop strandt de vordering tot vergoeding van door Prayon gedragen eigen risico.
Lubbers heeft betwist dat zij een vervoerrechtelijke band met Prayon heeft en J&S Transport heeft zich daarbij aangesloten.
Voorts hebben Lubbers en J&S Transport erop gewezen dat in de dagvaarding slechts staat dat Allianz last en volmacht van ladingbelanghebbenden heeft, maar niet is aangegeven dat Allianz ook vorderde als gevolmachtigde van haar medeverzekeraars, terwijl dit wel is vereist wanneer als gevolmachtigde van een ander wordt gevorderd. Het aandeel van het uitgekeerde bedrag dat de medeverzekeraars aangaat, kan Allianz dus niet vorderen, aldus Lubbers en J&S Transport.
4.9.
Het verweer treft doel.
Uit de verklaring van Allianz ter comparitie volgt dat zij Lubbers en J&S Transport niet aanspreekt als vervoerder onder cognossement. Dit betekent dat zij geen vorderingsrechten uit hoofde van het cognossement pretendeert, maar haar vordering grondt op de met Lubbers gesloten vervoerovereenkomst waarvan Allianz stelt dat J&S Transport deze feitelijk heeft uitgevoerd.
Allianz oefent echter - blijkens haar toelichting ter comparitie - hoofdzakelijk rechten uit die toekomen of eerder toekwamen aan Prayon. Gesteld noch gebleken is echter dat aan Prayon enige aanspraak toekomt jegens Lubbers of J&S Transport. Het verwijt jegens Lubbers en J&S Transport is dat zij als juridisch respectievelijk feitelijk vervoerder zijn tekortgeschoten in de nakoming van de vervoerovereenkomst die tussen Frisia en Lubbers is gesloten. Allianz neemt echter geen stellingen in die de conclusie kunnen dragen dat Prayon partij is bij deze vervoerovereenkomst of daartoe is toegetreden dan wel dat aan Prayon op andere grond - naar het op die vraag toepasselijke recht - een vorderingsrecht in verbinding met die overeenkomst toekomt. Voor zover Allianz vorderingsrechten uitoefent - krachtens subrogatie en/of volmacht van Prayon of medeverzekeraars - van (oorspronkelijk) Prayon, kan haar vordering om deze redenen niet worden toegewezen. Aan beoordeling van het beroep op verjaring komt de rechtbank niet toe.
Zo blijft over de stelling dat Allianz krachtens last en volmacht de rechten van ladingbelanghebbenden uitoefent, meer in het bijzonder die van Esco en Frisia. Allianz heeft echter niet concreet gesteld dat aan deze partijen enig vorderingsrecht toekomt, en evenmin toegelicht hoe deze rechten zich in haar visie verhouden tot de aanspraken van (oorspronkelijk) Prayon als cognossementshouder. De stukken geven de rechtbank geen aanleiding te vermoeden dat aan Esco een vorderingsrecht toekomt. Frisia heeft weliswaar een vervoerovereenkomst met Lubbers gesloten en is in de claimbrief als verzekerde van Allianz genoemd, maar partijen zijn het erover eens dat de lading zout voor rekening en risico van CIF-koper Prayon reisde, en Allianz stelt aan Prayon de schade te hebben uitgekeerd. Prayon was geadresseerde en uit door Lubbers overgelegde e‑mailcorrespondentie blijkt dat zij tijdens de beredding als partij die het beschikkingsrecht uitoefende werd beschouwd. Aan haar werd immers gevraagd of zij afstand wilde doen van het restant van de lading zout. Aldus is het standpunt van Allianz op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Daarbij komt dat ook de gestelde last en volmacht onvoldoende is onderbouwd, nu Allianz geen last en volmacht heeft overgeleg terwijl het bestaan daarvan uitdrukkelijk is betwist en de rechtbank hiernaar al voorafgaand aan de zitting had gevraagd. Ook het beroep op last en volmacht van ladingbelanghebbenden wordt verworpen.
4.10.
De conclusie is dat de vorderingen van Allianz moeten worden afgewezen.
4.11.
Allianz zal als in de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Lubbers en J&S Transport.
Deze kosten worden aan de zijde van Lubbers begroot op € 619 voor griffierecht en € 904 voor salaris van de advocaat (2 punten x € 452 per punt), in totaal € 1.523.
Deze kosten worden aan de zijde van J&S Transport begroot op € 613 voor griffierecht en € 1.130 voor salaris van de advocaat (2,5 punten x € 452 per punt), in totaal € 1.743.
in de zaak 15-1291 tussen Lubbers en J&S Transport
4.12.
De vordering van Lubbers tegen J&S Transport strekt tot vrijwaring tegen de vorderingen van Allianz tegen Lubbers in de zaak 15-1246. Nu de vorderingen van Allianz tegen Lubbers zullen worden afgewezen, is aan de vrijwaringsvordering het belang ontvallen. De vordering zal worden afgewezen.
4.13.
Lubbers zal als in de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van J&S Transport. Deze worden begroot op € 904 voor salaris van de advocaat (2 punten x € 452 per punt). Aangezien J&S Transport ten behoeve van de comparitie vrijwel identieke akten heeft genomen in alle zaken, en voor deze akte in de zaak tegen Allianz al advocatensalaris zal worden toegewezen, wordt voor deze akte in de onderhavige zaak geen vergoeding toegekend.
in de zaak 16-40 tussen J&S Transport en [gedaagde]
4.14.
De vordering van J&S Transport tegen [gedaagde] strekt tot vrijwaring tegen de vorderingen van Allianz en Lubbers tegen J&S Transport in de zaken 15-1246 en 15-1291. Nu de vorderingen van Allianz en Lubbers tegen J&S Transport zullen worden afgewezen, is aan de vrijwaringsvordering het belang ontvallen. De vordering zal worden afgewezen.
4.15.
J&S Transport zal als in de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] . Deze worden begroot op € 876 voor griffierecht en € 904 voor salaris van de advocaat (2 punten x € 452 per punt), in totaal € 1.780. Aangezien J&S Transport ten behoeve van de comparitie vrijwel identieke akten heeft genomen in alle zaken, en voor deze akte in de zaak tegen Allianz al advocatensalaris zal worden toegewezen, wordt voor deze akte in de onderhavige zaak geen vergoeding toegekend.

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 15-1246 tussen Allianz en Lubbers en J&S Transport
5.1.
wijst af de vorderingen van Allianz,
5.2.
veroordeelt Allianz in de proceskosten aan de zijde van Lubbers, tot op heden begroot op € 1.523,
5.3.
veroordeelt Allianz in de proceskosten aan de zijde van J&S Transport, tot op heden begroot op € 1.743,
in de zaak 15-1291 tussen Lubbers en J&S Transport
5.4.
wijst af de vorderingen van Lubbers,
5.5.
veroordeelt Lubbers in de proceskosten, aan de zijde van J&S Transport tot op heden begroot op € 904,
in de zaak 16-40 tussen J&S Transport en [gedaagde]
5.6.
wijst af de vorderingen van J&S Transport,
5.7.
veroordeelt J&S Transport in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.780,
in alle zaken
5.8.
verklaart dit vonnis wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2016.
1885/
901