ECLI:NL:RBROT:2016:9053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
C/10/513642 / KG ZA 16-1272
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen bank en eigenaar woning met betalingsachterstand hypothecaire geldleningsovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de eiser, eigenaar van een appartement, dat ABN AMRO Bank de onderhandse verkoop van zijn woning staakt. De eiser heeft een betalingsachterstand op zijn hypothecaire lening en is van mening dat de bank onterecht de geldleningsovereenkomst heeft opgezegd. De eiser heeft zijn baan verloren, wat heeft geleid tot financiële problemen en een betalingsachterstand van € 6.791,32. De bank heeft de overeenkomst opgezegd en is voornemens het appartement te verkopen. De eiser stelt dat hij in staat is om zijn achterstand in te lopen en dat de verkoop van het appartement hem in een nog moeilijkere financiële situatie zal brengen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de opzegging van de geldleningsovereenkomst door ABN AMRO Bank niet onaanvaardbaar is, gezien de lange betalingsachterstand. Echter, de rechter komt tot de conclusie dat de voorgenomen verkoop van het appartement misbruik van bevoegdheid oplevert, gezien de bijzondere omstandigheden van de eiser, die suïcidaal is en een groot belang heeft bij het behoud van zijn woning. De rechter gebiedt de bank om de verkoop van het appartement te staken, maar legt hieraan de voorwaarde dat dit gebod vervalt als de eiser zijn betalingsverplichtingen niet nakomt. De proceskosten worden gecompenseerd, en de dwangsom voor de bank wordt gematigd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/513642 / KG ZA 16-1272
Vonnis in kort geding van 23 november 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G. Hamers te ’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van ABN AMRO Bank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een woning (appartementsrecht) op het adres [adres] . [eiser] heeft aan (een rechtsvoorganger van) ABN AMRO Bank hypotheek verleend op dit appartement uit hoofde van een met ABN AMRO Bank in 2005 gesloten geldleningsovereenkomst voor een bedrag van in totaal € 108.994,-. [eiser] is op enig moment zijn baan kwijtgeraakt, waarna een achterstand is ontstaan in de financiële verplichtingen van [eiser] tegenover ABN AMRO Bank, alsmede tegenover de vereniging van eigenaars van het complex waarvan het appartement van [eiser] deel uitmaakt (hierna: de VvE).
2.2.
ABN AMRO Bank heeft bij brief van 3 april 2015 de geldleningsovereenkomst met [eiser] opgezegd.
2.3.
[eiser] heeft op 27 juli 2015 volmacht verleend aan ABN AMRO Bank tot onderhandse verkoop van zijn appartement. Het appartement staat thans te koop voor
€ 95.000,- (bij een getaxeerde waarde van € 94.000,- op 22 april 2015).
2.4.
De VvE heeft op enig moment executoriaal beslag gelegd op het appartement van [eiser] , voor vorderingen van € 2.599,80 over 2014 en van € 1.198,25 over 2015. [eiser] heeft op 14 oktober 2015 een betalingsregeling getroffen met de VvE, waarbij is afgesproken om € 300,- per maand af te lossen op de vordering van de VvE. Inmiddels lost [eiser] geen € 300,- per maand maar € 150,- per maand af aan de VvE.
2.5.
[eiser] heeft ABN AMRO Bank op 2 november 2016 gesommeerd om de voorgenomen onderhandse verkoop van het appartement geen doorgang te laten vinden. ABN AMRO Bank heeft aan de sommatie geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - om ABN AMRO Bank onvoorwaardelijk te veroordelen het appartement niet te doen verkopen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. [eiser] stelt daartoe het volgende.
3.2.
ABN AMRO Bank was niet gerechtigd om de geldleningsovereenkomst te zeggen en evenmin is ABN AMRO Bank gerechtigd het appartement onderhands te doen verkopen. ABN AMRO Bank schendt de bijzondere zorgplicht die zij als bank heeft jegens haar cliënten en jegens derden. Deze zorgplicht impliceert onder meer dat voortijdige opzegging van een geldleningovereenkomst slechts geoorloofd is indien sprake is van een voldoende zwaarwegende grond, waarbij tenminste is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. ABN AMRO Bank maakt (ook) misbruik van haar bevoegdheid. [eiser] heeft voorgesteld om de achterstand in te lossen met maandelijkse termijnen van € 250.-. Ten onrechte weigert ABN AMRO Bank dit voorstel te aanvaarden. Als in redelijkheid nog mogelijk lijkt dat door middel van een regeling een grotere schuld kan worden voorkomen, moet daarvoor worden gekozen. De betalingsachterstand van [eiser] bedraagt € 6.791,32, hetgeen een gering bedrag is in verhouding tot de lening van € 108.994,-. Bij verkoop tegen de getaxeerde waarde van € 94.000,- zal er een restschuld overblijven van € 14.994,-. [eiser] kan deze restschuld niet voldoen en zal daarom waarschijnlijk in de schuldsanering geraken. Alsdan zal de vordering van ABN AMRO Bank in slechts zeer beperkte mate voldaan worden. [eiser] heeft een spoedeisend belang. [eiser] is suïcidaal.
3.3.
ABN AMRO Bank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van [eiser] .
4.2.
In geschil is of ABN AMRO Bank de geldleningsovereenkomst met [eiser] mocht opzeggen alsmede of ABN AMRO Bank gerechtigd is om het appartement van [eiser] onderhands te doen verkopen.
4.3.
Een geldleningovereenkomst is voortijdig opzegbaar door een bank indien een daartoe overeengekomen voorwaarde tussen banken en cliënt is vervuld. Eerst indien deze opzegging naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar is, is deze opzegging niet geoorloofd (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). Voor zover [eiser] , met een beroep op andersluidende jurisprudentie van lagere rechters, een andere maatstaf voor opzegging bepleit, stuit dit hierop af.
4.4.
De opzegging van de geldleningsovereenkomst door ABN AMRO Bank is gebaseerd op de betalingsachterstand van [eiser] . Niet in geschil is dat een betalingsachterstand (met een omvang als hier in geding) aan ABN AMRO Bank het contractuele recht geeft tot voortijdige opzegging van de geldleningsovereenkomst. De achterstand van [eiser] bedraagt € 6.568,71. Dit komt overeen met ruim 29 maandtermijnen van [eiser] . De achterstand is ontstaan in augustus 2012, hetgeen bijna drie jaar vóór de opzegging is. Onder deze omstandigheden kan in beginsel niet geoordeeld worden dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.5.
[eiser] heeft volmacht verstrekt aan ABN AMRO Bank om het appartement van [eiser] onderhands te doen verkopen. Daarmee is de bevoegdheid van ABN AMRO Bank tot deze verkoop gegeven.
4.6.
Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Van misbruik van bevoegdheid is onder meer sprake indien men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (artikel 3:13, leden 1 en 2 BW).
4.7.
In de bijzondere omstandigheden van dit geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat de voorgenomen onderhandse verkoop misbruik van bevoegdheid oplevert. [eiser] heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat hij thans daadwerkelijk in staat is om met betaling van € 250,- extra per maand in te lossen op zijn betalingsachterstand aan ABN AMRO Bank en dat hij er een groot belang bij heeft de woning te kunnen blijven bewonen. Er bestaat concreet zicht op aflossing van de achterstand binnen afzienbare tijd. [eiser] heeft dit verband verklaard:
-de inkomenssituatie van [eiser] is thans gereguleerd. [eiser] geniet schuldhulpverlening en het zicht op zijn financiën is weer terug. [eiser] geniet inmiddels een WW-uitkering van € 1.136,- netto per maand, in ieder geval tot augustus 2017.
- [eiser] voldoet inmiddels weer zijn lopende verplichtingen aan ABN AMRO Bank.
-de VvE is bereid gebleken de aflossing van [eiser] op zijn betalingsachterstand aan de VvE te halveren van € 300,- naar € 150,- per maand, zodat [eiser] € 150,- aflossingscapaciteit heeft verkregen ten behoeve van ABN AMRO Bank.
- [eiser] had een schuld, te betalen aan [bedrijf1] , waarop hij afloste met betalingen van € 100,-. Deze schuld is inmiddels volledig afgelost, zodat [eiser]
€ 100,- extra aflossingscapaciteit heeft verkregen ten behoeve van ABN AMRO Bank.
- [eiser] heeft inmiddels geen andere schulden meer.
Uit hetgeen over en weer is gesteld en gebleken, begrijpt de voorzieningenrechter dat [eiser] , die op de voorzieningenrechter is overgekomen als een kwetsbare persoon, er zeer veel aan is gelegen om in het appartement te kunnen blijven wonen. Dat het voor [eiser] thans mogelijk zal zijn om de door hem aan ABN AMRO Bank gedane financiële toezeggingen na te komen, is goed denkbaar. Hoewel ABN AMRO Bank er zonder meer een gerechtvaardigd belang bij heeft om in het geval van wanbetaling een onderpand als het onderhavige te gelde te kunnen maken, weegt in dit specifieke geval en onder de bijzondere omstandigheden van dit geval het persoonlijke belang van [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter zoveel zwaarder, dat het gerechtvaardigd is om aan ABN AMRO Bank een verbod opleggen om het appartement onderhands te doen verkopen, zij het niet, zoals gevorderd, onvoorwaardelijk.
4.8.
Indien en zodra zou blijken dat [eiser] toch niet bereid of in staat is om de door hem toegezegde reguliere maandelijkse en de extra betalingen van € 250,- per maand aan ABN AMRO Bank te voldoen, vervalt de grond voor het bij dit vonnis aan ABN AMRO Bank op te leggen gebod. Om die reden zal de voorzieningenrechter een voorwaarde van die strekking aan het gebod verbinden.
4.9.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en beperkt op na te melden wijze. Een dwangsom kan niet worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld. Daarmee zal in de beslissing rekening worden gehouden. Voorts zal aan ABN AMRO Bank een termijn worden geboden voordat zij een dwangsom kan verbeuren.
4.10.
Nu partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt ABN AMRO Bank de verkoop van het appartement, staande en gelegen te [adres] vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-, met dien verstande dat dit gebod vervalt zodra [eiser] vanaf 30 dagen na dit vonnis in gebreke blijft met het tijdig voldoen van de reguliere verplichtingen en/of de extra aan ABN AMRO Bank te verrichten betaling van € 250,- per maand,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2016.
2517/1729