ECLI:NL:RBROT:2016:9098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
5007878 CV EXPL 16-17381
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van onredelijk bezwarend beding in algemene voorwaarden in huurovereenkomst voor afvalcontainer

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een geschil ontstaan tussen eiser, die afvalcontainers verhuurt, en gedaagde, die een container heeft gehuurd voor het afvoeren van puin. De eiser vorderde betaling van extra kosten omdat de container niet alleen puinafval bevatte, maar ook bouw- en sloopafval. Gedaagde betwistte deze vordering en voerde aan dat de container niet het verkeerde afval bevatte en dat eiser zijn zorgplicht niet was nagekomen door de container niet tijdig op te halen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst tussen partijen een consumentenovereenkomst betreft, en dat de algemene voorwaarden van eiser onderworpen zijn aan de regels van de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft ambtshalve de verplichting om te toetsen of het beding in de algemene voorwaarden dat gedaagde verplicht tot betaling van extra kosten onredelijk bezwarend is. Dit is relevant omdat gedaagde een consument is en de wet bescherming biedt tegen onredelijke bedingen.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het beding in artikel 18e van de algemene voorwaarden mogelijk onredelijk bezwarend is, omdat eiser geen tijdsindicatie heeft gegeven voor het ophalen van de container, waardoor gedaagde niet in staat was om te voldoen aan haar verplichtingen. De rechter heeft besloten dat eiser de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over de vraag of het beding als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt, waarna gedaagde hierop kan reageren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5007878 CV EXPL 16-17381
uitspraak: 11 november 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam]
eiser,
gemachtigde: Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. K. Abarkan.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 14 april 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 9 juni 2016, met producties;
  • het vonnis van 9 juni 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 22 augustus 2016 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], verhuurt afvalcontainers voor verschillende soorten afval.
2.2.
[gedaagde] heeft met [eiser] een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) gesloten om in de zomer van 2015 een afvalcontainer (hierna: de container) te kunnen gebruiken voor het afvoeren van puin.
2.3.
In artikel 11 lid 1 van de door [eiser] gehanteerde algemene voorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) staat:
‘De ondernemer zal de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht nemen bij het in ontvangst nemen en bij de uitvoering van bestellingen en bij de beoordeling van aanvragen tot verlening van diensten.’
In artikel 18e van de algemene voorwaarden staat:
‘De consument zal zich houden aan de vooraf gekozen afvalsoort. Ook is de consument verantwoordelijk voor afval welke derden in de gehuurde afvalcontainer deponeert. (…) Indien de consument afwijkt van het gekozen afvalsoort en heeft de ondernemer hiervan niet op de hoogte gesteld zal de ondernemer het verschil van afvalsoort in rekening brengen middels een factuur vermeerderd met € 20,00 exclusief BTW aan administratie kosten. (…)’
2.2.
Op 3 september 2015 heeft [gedaagde] middels een digitaal formulier verzocht om de container op te halen. Op dit formulier staat het volgende vermeld:
‘Als u het onderstaand formulier op werkdagen voor 16.00 opstuurd is het vaak mogelijk uw container de volgende werkdag op te halen.’
2.3.
Op 4 september 2015 is de container opgehaald.
2.4.
Op 4 september 2015 om 14.58 uur ontving [gedaagde] een e-mail namens [handelsnaam] met daarin de volgende tekst:
‘U heeft een afvalcontainer bij ons besteld. Echter hebben wij hiervan een afkeur ontvangen van de dienstverlener. Hierdoor moeten wij aan u extra kosten in rekening brengen.
U heeft de afvalcontainer besteld op: puin afval
De afvalcontainer is afgekeurd naar: bouw en sloop afval.
In de bijlage vind u foto’s hiervan. Binnenkort ontvangt u van ons een factuur welke binnen de gestelde termijn voldaan moet worden.’
2.4.
Op 4 september 2015 om 15.02 uur ontving [gedaagde] een factuur voor een bedrag van € 200,21.
2.5.
Betaling van het bedrag van € 200,21 is uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 242,49, vermeerderd met de wettelijke rente over € 200,21, en € 79,35 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De door [gedaagde] gehuurde container bevatte bouw- en sloopafval in plaats van puinafval. Op grond van de algemene voorwaarden is zij daarom gehouden de meerkosten voor deze afvalsoort te betalen alsmede € 20 aan administratiekosten. Op grond van de wet is zij tevens de wettelijke rente en de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] betwist dat de container bouw- en sloopafval bevatte op het moment dat deze bij haar woning werd opgehaald. Ter onderbouwing daarvan stelt zij dat zij de container had gehuurd voor het afval dat ontstond bij het wegbreken van een draagmuur in haar woning. Dit afval bestond uit baksteen en metselpuin. Zij betwist voorts dat het bouw- en sloopafval op de door haar ontvangen foto’s in de container zat op het moment dat deze bij haar woning werd opgehaald. Daarnaast stelt zij dat [eiser] de ingevolge de algemene voorwaarden op hem rustende zorgplicht niet is nagekomen, omdat hij de container niet op 3 september heeft opgehaald en ook niet heeft laten weten op welk moment deze dan wel zou worden opgehaald.
4.2.
Hoewel [gedaagde] betoogt dat zij, gezien bovengenoemd nalaten van [eiser], niet gehouden kan worden aan haar verplichtingen ingevolge artikel 18e van de algemene voorwaarden, heeft zij geen beroep gedaan op vernietiging van dit beding op grond van artikel 6:237 sub b BW. [gedaagde] is echter een natuurlijke persoon die bij het aangaan van de huurovereenkomst niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Zij is derhalve aan te merken als een consument en de huurovereenkomst als een consumentenovereenkomst in de zin van de Europese Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn) betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Het Hof van Justitie heeft onder meer in de uitspraak van 4 juni 2009, C 243/08 (Pannon) bepaald dat in het geval van een consumentenovereenkomst de nationale rechter verplicht is ambtshalve te beoordelen of een in algemene voorwaarden gebruikt beding oneerlijk is in de zin van de Richtlijn, indien (een deel van) de vordering op dit beding is gebaseerd. Daarbij dient het nationale recht richtlijnconform te worden geïnterpreteerd, zodat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6:233 BW gehouden is het beding buiten toepassing te laten indien hij vaststelt dat het onredelijk bezwarend is.
4.3.
Ingevolge 6:237 sub b BW wordt een beding in algemene voorwaarden dat de inhoud van de verplichtingen van de gebruiker wezenlijk beperkt ten opzichte van hetgeen de wederpartij, mede gelet op de wettelijke regels die op de overeenkomst betrekking hebben, zonder dat beding redelijkerwijs mocht verwachten, vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Gelet op de omstandigheden in het onderhavige geval, is de kantonrechter van oordeel dat dit van toepassing lijkt te zijn op het beding als verwoord in artikel 18e van de algemene voorwaarden.
4.4.
Daartoe is het volgende redengevend. Door geen tijdsindicatie te geven met betrekking tot het moment waarop de container zou worden opgehaald, heeft [eiser] het feitelijk onmogelijk gemaakt voor [gedaagde] om te voldoen aan de op haar rustende verplichting de container aan te leveren met daarin slechts puinafval. Zij werd nu immers niet in staat gesteld de container te controleren en eventueel te ontdoen van ander afval. De vermelding op het ophaalformulier dat het vaak mogelijk is dat een gehuurde container de volgende dag wordt opgehaald, acht de kantonrechter in dit opzicht onvoldoende. Dit zou immers met zich kunnen brengen dat [gedaagde] gedurende een of meerdere dagen naast de container zou moeten posten om te voorkomen dat derden daar ander afval dan puinafval in zouden deponeren. Als gevolg hiervan heeft [eiser] zijn verplichtingen als verhuurder, waaronder de ingevolge artikel 11 van de algemene voorwaarden op hem rustende verplichting de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht te nemen bij het leveren van de daarin genoemde diensten, wezenlijk beperkt.
4.6.
Artikel 6:237 BW formuleert echter slechts een vermoeden van onredelijk bezwarendheid en bovendien zijn partijen nog niet in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te spreken. [eiser] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of artikel 18e van de algemene voorwaarden is aan te merken als een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:237 sub b BW, waarna [gedaagde] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij akte te reageren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 22 december 2016 om 14:30 uurvoor akte uitlaten aan de zijde van [eiser] als bedoeld onder 4.6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Tijink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[29715/568]