ECLI:NL:RBROT:2016:9591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
C/10/501034 / HA ZA 16-447
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in reconventie en oproeping van individuele eigenaren in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 7 december 2016 een vonnis gewezen in de zaak tussen de vereniging Hof van Heden Hoogvliet en de Gemeente Rotterdam en Stichting Vestia. De zaak betreft een vordering in reconventie die door Vestia is ingesteld. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 30 september 2015 de vorderingen in conventie afgewezen. Vestia heeft vervolgens haar vordering onder I) ingetrokken, waardoor alleen de reconventionele vorderingen onder II) en III) overbleven. Hof van Heden heeft in haar antwoordakte aangegeven dat zij zich neerlegt bij de primaire vorderingen van Vestia, maar dat zij dit alleen namens zichzelf doet en niet namens de particuliere (mede)eigenaren die haar voor de vordering in conventie last en volmacht hebben gegeven. Vestia stelt echter dat Hof van Heden als lasthebber en gevolmachtigde de formele procespartij is, terwijl de last- en volmachtgevers de materiële procespartij zijn. De rechtbank oordeelt dat een vordering in reconventie door Vestia slechts kan worden ingesteld ten aanzien van hetgeen zij van haar processuele wederpartij heeft te vorderen. De reconventionele vorderingen richten zich echter tot de individuele eigenaren, die de materiële procespartij zijn. De rechtbank biedt Vestia de gelegenheid om de individuele eigenaren in het geding op te roepen, zodat zij als medegedaagden in reconventie verder kunnen procederen. De verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/501034 / HA ZA 16-447
Vonnis van 7 december 2016
in de zaak van
de vereniging
HOF VAN HEDEN HOOGVLIET,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.A.D. Blaauw,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M. Rus-van der Velde,
2. de stichting
STICHTING VESTIA,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.J. Linker.
Partijen zullen hierna Hof van Heden, Gemeente Rotterdam en Vestia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 september 2015, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken,
  • de akte na vonnis van Vestia van 28 oktober 2015,
  • de antwoordakte van Hof van Heden van 15 juni 2016,
  • de nadere akte van Vestia van 27 juli 2016,
  • de nadere antwoordakte van Hof van Heden van 24 augustus 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in reconventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 30 september 2015 heeft de rechtbank de vorderingen in conventie afgewezen.
2.2.
Vestia heeft bij akte na vonnis haar vordering onder I) (zie 6.1 van voormeld tussenvonnis) ingetrokken, zodat resteren de reconventionele vorderingen onder II) en III).
2.3.
Hof van Heden voert in haar antwoordakte van 15 juni 2016 aan dat zij zich neerlegt bij de primaire vorderingen van Vestia onder II) en III). Zij doet dit louter namens zichzelf en niet namens de particuliere (mede)eigenaren die haar voor de vordering in conventie last en volmacht hadden gegeven. Hof van Heden stelt dat deze last- en volmachtgevers geen partij zijn in de reconventie. Zij vertegenwoordigt de last- en volmachtgevers niet in reconventie.
2.4.
Vestia stelt – kort gezegd – dat Hof van Heden in de hoedanigheid van lasthebber en gevolmachtigde de formele procespartij is in de onderhavige procedure en dat de last- en volmachtgevers de materiële procespartij zijn. Vestia kan daarom in reconventie (ook) vorderingen instellen tegen deze materiële procespartij.
2.5.
De rechtbank oordeelt als volgt.
In de onderhavige procedure is Hof van Heden – naar Vestia terecht stelt – als lasthebber en gevolmachtigde de formele procespartij en zijn de last- en volmachtgevers de materiële procespartij. Een vordering in reconventie kan door Vestia slechts worden ingesteld ten aanzien van hetgeen zij van haar processuele wederpartij heeft te vorderen. De vorderingen in reconventie onder II) en III) richten zich echter tot de individuele eigenaren, waarvan een deel de last- en volmachtgevers in conventie betreft. Zij zijn, zoals hiervoor reeds is overwogen, de materiële procespartij. De reconventionele vorderingen kunnen dus niet worden ingesteld tegen de individuele eigenaren. Gelet echter op de wens van zowel Vestia als Hof van Heden om de eigendomssituatie met betrekking tot de rioleringen vast te stellen en daarmee de vraag te beantwoorden wie verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud daarvan, ziet de rechtbank aanleiding om Vestia de gelegenheid te bieden om de betreffende individuele eigenaren in dit geding op te roepen op de wijze voorzien in artikel 118 Rv, om daarin als medegedaagden in reconventie verder te procederen.
2.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt Vestia in de gelegenheid de individuele eigenaren van de in de reconventionele vorderingen bedoelde percelen bij exploot van dagvaarding overeenkomstig artikel 118 Rv als partij in dit geding op te roepen tegen de rolzitting van deze rechtbank van
18 januari 2017, opdat zij zich dan (bij conclusie van antwoord) over de reconventionele vorderingen kunnen uitlaten,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Muilwijk-Schaaij en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.
2083/2053