Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de oorspronkelijke dagvaarding van [eiser] met producties van 11 december 2009;
- het verstekvonnis van 10 februari 2010;
- de verzetdagvaarding (aan te merken als conclusie van antwoord) van [gedaagde] met producties van 10 juni 2016;
- het tussenvonnis in verzet (althans de brieven van) 24 augustus 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief met bijlagen van mr. Kuster van 19 oktober 2016;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 november 2016 met aangehecht de brief van
2.De feiten
3.Het geschil
€ 384,00 + € 78,25 =) € 782,98. De door [eiser] gevorderde invorderingsrente en incassokosten zijn afgewezen.