Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/496766 / HA ZA 16-239
Vonnis van 14 december 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAIN ENERGIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. P.P. Otte te Limmen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BELFOR (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Stam te Utrecht.
Partijen zullen hierna Main Energie en Belfor genoemd worden.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 januari 2016, met producties;
- het herstelexploot van 29 februari 2016, waarin de zittingsdatum waartegen is aangezegd is gerectificeerd;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de brief van 20 juli 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte inbreng producties van 7 oktober 2016 aan de zijde van Main Energie, met producties 7 tot en met 10;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 oktober 2016;
- de brief van 9 november 2016 aan de zijde van Main Energie naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.
Main Energie heeft vanaf 2012 uit hoofde van een tussen partijen bestaande overeenkomst energie geleverd aan onder meer bedrijfspanden van Belfor in [adres] . Daarvoor leverden de voormalige leveranciers, eerst Oxxio en later (overgenomen door) Eneco, energie aan Belfor.
2.2.
Op 2 juli 2015 heeft Main Energie aan Belfor een voorschotfactuur met [factuurnummer] gestuurd voor een bedrag van € 1.147,89 voor de in de maand augustus 2015 aan [adres] te leveren energie.
2.3.
Op 20 augustus 2015 heeft Main Energie aan Belfor een factuur met [factuurnummer] gestuurd voor een bedrag van € 25.075,00 voor niet eerder in rekening gebrachte maar wel verbruikte energie aan de [adres] . Op de factuur staat bij productomschrijving (onder meer) ‘correctie beginstand 2012-01-01’ en bij verbruik staat ‘41.571 m3’ vermeld.
2.4.
In een begeleidende brief bij de factuur van 20 augustus 2015 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
‘Betreft: verbruik gas [adres] te Rotterdam tot 1 januari 2012
[…]
In de leverperiode van 1 juli 2008 tot 1 januari 2015 is totaal 96.087 m3 verbruikt bij twee
energieleveranciers. Door de jarenlange schatting heeft MAIN Energie dit gasverbruik in rekening gebracht gekregen van jullie netbeheerder Stedin.Jullie hebben ons geïnformeerd het nog niet betaalde verbruik volledig via MAIN Energie te willen afrekenen. Wij hebben het verbruik tot 1 januari 2015 verdeeld over twee leverperioden:
Leverperiode 1: ingebruikname van het pand door Belfor tot 1 januari 2012 (47.131)
Leverperiode 2: 1 januari 2012 (47.131 m3) tot 1 januari 2015 (96.401 m3) (verbruik van 49.270 m3)
De facturatie van leverperiode 2 is inmiddels afgerond (de betrokken facturen zijn gecorrigeerd en de facturen zijn voldaan). Dit betekend wij leverperiode 1 (verbruik leverperiode 1 januari 2012) met elkaar kunnen afrekenen.
Oxxio heeft de beginstand van 314 aangehouden op datum 15 februari 2008. De startstand van 47.131 op 1 januari 2012 bij MAIN Energie is de eindstand leverperiode Oxxio. Het totale verbruik leverperiode 1 komt hiermee op 46.817 m3 (47.131 - 314). Jullie hebben bij ons aangegeven het niet eens te zijn met de beginstand Oxxio omdat jullie op 1 juli 2008 het pand hebben betrokken, echter niet te beschikken over documentatie welke de startdatum en meterstand zou kunnen weerleggen.
Op basis van opgenomen meterstanden hebben wij de beginstand Oxxio laten herberekenen. De beginstand per 1 juli 2008 komt hiermee op 955 m3. Het herberekende verbruik in leverperiode 1 komt hiermee op 46.176 m3 (47,131 - 955). Bij Oxxio hebben jullie reeds betaald voor het verbruik van 4.605 m3 welke in mindering worden gebracht op het nog te betalen verbruik van 46.176 m3.
Het verbruik nog te betalen voor leverperiode 1 komt hiermee op 41.571 m3. Voor dit verbruik hebben wij een factuur 027698 opgemaakt.’
2.5.
Door en namens Main Energie is Belfor gesommeerd het openstaande saldo te voldoen.
3.Het geschil
3.1.
Main Energie heeft bij dagvaarding gevorderd dat Belfor bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan Main Energie tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
‘ € 26.222,89 aan hoofdsom, op bovenvermelde gronden verschuldigd, vermeerderd met
- de BIK ex artikel 6:69 lid 2 sub c BW ten bedrag van € 1.037,23;
- de wettelijke handelsrente, op grond van artikel 6:119a BW over voornoemde bedragen vanaf voornoemde vervaldata, tot aan de dag der algehele voldoening;
en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten voor het salaris van de advocaat, inclusief nasalaris ad. € 131,00.’
3.2.
Main Energie legt aan haar vordering ten grondslag dat Belfor, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, in gebreke is gebleven met betaling van de hiervoor onder 2.1 en 2.2 vermelde facturen voor het leveren van gas en elektriciteit. Nu Belfor niet heeft betaald, is zij tevens wettelijke handelsrente alsmede buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
Primair verzoekt Belfor de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van Main Energie in de reële proceskosten, de nakosten daaronder begrepen. Subsidair verzoekt Belfor het door de rechtbank vast te stellen niet-verjaarde deel van de vorderingen toe te wijzen, met veroordeling Main Energie in de kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
Factuur 027730 van € 25.075,-
4.1.
Partijen twisten over de vraag in hoeverre Belfor gehouden is de niet eerder dan augustus 2015 in rekening gebrachte, maar wel door Belfor verbruikte elektriciteit aan Main Energie te betalen.
4.2.
Main Energie heeft gesteld dat op basis van schattingen – achteraf bezien – te lage voorschotten in rekening zijn gebracht. Ter onderbouwing heeft Main Energie verwezen naar het meetregister van Energie Data Services Nederland (hierna: het EDSN-meetregister) waaruit blijkt dat op 19 maart 2014 door de netbeheerder een verbruik 93.172 m3 is geconstateerd. In het EDSN-meetregister staat code 92 voor een meting, code 93 voor een schatting en code 22 voor een eigen opgave van, in dit geval, Belfor. Door de meting van de netbeheerder heeft Main Energie ontdekt dat sinds 2008 verkeerde meterstanden zijn verwerkt en dat er te weinig energie in rekening is gebracht. Op basis van het wettelijk systeem is Main Energie gehouden af te rekenen conform de standen in het EDSN-meetregister ook als over een deel van die periode een andere leverancier heeft geleverd. Om de discussie omtrent het meerverbruik te vereenvoudigen is in de begeleidende brief van 20 augustus 2015 het meerverbruik van 93.172 m3 en de kosten daarvoor in tweeën gesplitst en over twee periodes verdeeld.
4.3.
Belfor voert daartegen aan dat door haar in 2015 twee facturen zijn ontvangen, één voor de periode dat Oxxio (2008 tot 2012) nog leverancier was en de ander voor de periode vanaf 2012, toen Main Energie de leverancier was. Uit de begeleidende brief van 20 augustus 2015 volgt dat de factuur, ziende op de periode 2012 tot 2015 is betaald en dat de factuur die nog openstaat ziet op de periode 2008 tot 2012. Mede gelet op de door Belfor ontvangen eindnota’s is het niet juist om na acht jaar een factuur van € 25.075,- bij de kleine zakelijke gebruiker neer te leggen, aldus Belfor.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat Main Energie in beginsel betaling kan verlangen voor geleverde, maar nog niet betaalde elektriciteit. Ook indien op afrekeningen een geringere hoeveelheid elektriciteit is vermeld dan daadwerkelijk is afgenomen. Als de energiemeter lange tijd niet – door de leverancier van energie of de netbeheerder of de afnemer – wordt opgenomen kan dat tot aanzienlijke navorderingen leiden, omdat de betaalde bedragen voor het verbruik lager zijn dan het werkelijke verbruik. De achteraf bezien te lage in rekening gebrachte bedragen leiden in beginsel niet tot verval van de plicht om alsnog te betalen voor energie die daadwerkelijk is verbruikt.
4.5.
Van het uitgangspunt dat voor afgenomen energie moet worden betaald, kan worden afgeweken indien Belfor in de gegeven omstandigheden erop heeft mogen vertrouwen dat de aan haar toegezonden afrekeningen eindafrekeningen waren waarin definitief opgave wordt gedaan van de hoeveelheid geleverde elektriciteit, zodat zij er geen rekening mee behoefde te houden dat haar nog een nadere afrekening voor de desbetreffende perioden zou worden gezonden. In dat geval zou Main Energie in strijd met de redelijkheid en billijkheid kunnen handelen door alsnog betaling te verlangen voor geleverde elektriciteit die niet in rekening is gebracht. Bij de beantwoording van de vraag of een zodanig geval zich hier voordoet moet met alle omstandigheden van het geval rekening worden gehouden, zoals de tekst van de afrekening en in het bijzonder de mate waarin daaruit valt af te leiden dat zij een definitief karakter draagt, de mate waarin de afrekening overeenstemt met de voorafgaande afrekeningen, de deskundigheid van de afnemer en in verband daarmee diens vermogen om te begrijpen dat de in de afrekening vermelde hoeveelheid geleverde elektriciteit niet juist kon zijn, alsmede een eventueel nadeel voor de afnemer indien hij alsnog zou moeten betalen voor de niet in rekening gebrachte elektriciteit (HR 28 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1509).
4.6.
Belfor heeft de jaarnota uit 2011 (productie 2 bij CvA) en de eindnota uit 2012 (productie 4 bij CvA) van Eneco overgelegd. Overige afrekeningen over de jaren 2008 tot en met 2015 zijn niet door partijen in het geding gebracht. Op de wel door Belfor overgelegde jaar- en eindnota staat op pagina 2 achter de eindstanden een ‘*’ en is daaronder ‘* deze stand is geschat’ opgenomen. De rechtbank kan niet vaststellen hoe de precieze tekst van de niet overgelegde afrekeningen luidde. Als niet voldoende gemotiveerd bestreden is echter komen vast te staan dat de door Main Energie verstuurde afrekeningen aangegeven dat het bedrag is gebaseerd op een schatting. Aan het door Belfor ter comparitie ingenomen standpunt dat niet is vast te stellen of voormalige leveranciers op afrekeningen hebben vermeld dat het schattingen betreft, wordt voorbij gegaan. Niet valt in te zien waarom andere afrekeningen een ander karakter zouden hebben gehad waardoor er van moet worden uitgegaan dat de afrekeningen zijn opgesteld op basis van geschat verbruik en dat dit voor Belfor duidelijk had kunnen en moeten zijn. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schattingen zijn gebaseerd op de door Belfor doorgegeven meterstanden. Bovendien geldt dat zelfs indien de afrekeningen een ondubbelzinnig definitief karakter zouden hebben dat op zich nog niet voldoende is voor het oordeel dat Belfor er zonder meer op mocht vertrouwen dat deze afrekeningen werkelijk correct en daarmee werkelijk definitief waren. Voor een dergelijk vertrouwen is nodig dat Belfor niet heeft begrepen en gezien haar deskundigheid niet heeft behoeven te begrijpen dat de in de afrekeningen vermelde hoeveelheid geleverde elektriciteit niet juist kon zijn.
4.7.
In dit verband heeft Belfor gewezen op een uitspraak van de rechtbank Arnhem (ECLI:NL:RBARN:2007:BB8205) en aangevoerd dat zij, net als de afnemer in die procedure, een nieuw kantoorpand had betrokken waardoor zij geen referentiekader had ten opzichte van normaal energieverbruik en überhaupt geen bijzondere kennis heeft op dit gebied. In genoemde casus had de afnemer echter een geheel nieuw, op energiebesparing gericht, pand betrokken en hadden de door haar geraadpleegde deskundigen haar niet erop gewezen dat haar energieverbruik te laag was. Belfor heeft wellicht geen bijzondere deskundigheid en referentiekader voor energieverbruik voor dit pand gehad. Echter, Belfor heeft geen speciaal op energiebesparing gericht pand en geen deskundigen geraadpleegd over haar energieverbruik. Bovendien zijn de afrekeningen, blijkens code 22 in de uitdraai van het EDSN-meetregister, gebaseerd op door Belfor zelf doorgegeven meterstranden. Het risico dat deze doorgegeven meterstanden eventueel incorrect waren, komt dan ook voor rekening en risico van Belfor. Ten slotte geldt ten aanzien van alle afnemers de hoofdregel dat Main Energie in beginsel gerechtigd is betaling te verlangen voor nog niet afgerekende elektriciteit, tenzij daarvan uitdrukkelijk is afgeweken. Om kleinverbruikers een grotere bescherming te geven dan een bedrijfsmatige afnemer kan bijvoorbeeld worden afgeweken bij een onjuist gefunctioneerd hebbende meetinrichting. Belfor kan daaraan echter geen bescherming ontlenen, te meer nu hier geen sprake was van een ondeugdelijke meetinrichting. Belfor heeft dan ook – mede in het licht van het door Main Energie gevoerde verweer – onvoldoende onderbouwd waaruit zou kunnen blijken dat zij niet heeft kunnen begrijpen dat de afrekeningen niet juist konden zijn.
4.8.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, wordt geconcludeerd dat Belfor er niet op heeft mogen vertrouwen dat aan haar gezonden afrekeningen, eindafrekeningen waren waarin definitief opgave werd gedaan van de hoeveelheid geleverde energie, zodat zij er geen rekening mee behoefde te houden dat hem nog correctierekeningen voor in de desbetreffende periode geleverde energie zouden worden gezonden.
Verjaring
4.9.
Partijen zijn voorts verdeeld over de vraag of de vordering tot betaling van geleverde, maar nog niet betaalde elektriciteit ten dele verjaard is. Partijen twisten daarbij over de vraag wanneer de algemene verjaringstermijn van vijf jaar is gaan lopen. Main Enrgie stelt primair dat de verjaringstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de factuur van € 25.075,- is verzonden: 20 augustus 2015. Subsidiair stelt Main Energie zich op het standpunt dat de verjaring begint te lopen vanaf het moment van wetenschap, te weten 19 maart 2014 aangezien het hogere gasverbruik toen pas bij Main Energie bekend is geworden. Belfor stelt zich op het standpunt dat de verjaringstermijn begint te lopen op de datum van eindafrekeningen. De vordering is daardoor deels verjaard en het ligt op de weg van Main Energie om aan te tonen welke bedragen zijn toegerekend aan de verjaarde jaren en welke aan niet-verjaarde jaren.
4.10.
Partijen zijn het erover eens dat de verjaring is gestuit door de brief van Main Energie van 20 augustus 2015 waarin zij aanspraak maakte op betaling van de niet eerder in rekening gebrachte elektriciteit. Nu niet is weersproken dat eerst op 19 maart 2014 het hogere gasverbruik bij Main Energie bekend is geworden, kan haar bij een ontbreken van wetenschap daarvoor geen verwijt worden gemaakt dat zij niet voor 19 maart 2014 heeft geacteerd. De rechtsvordering verjaart immers door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop Main Energie bekend is geworden dat zij iets te vorderen had. Vervolgens heeft Main Energie voor afloop van de verjaringstermijn op 20 augustus 2015 een aanmaning gestuurd. Het vorenstaande brengt met zich dat Belfor geen geslaagd beroep op verjaring kan doen, zodat dit verweer wordt verworpen.
Factuur [factuurnummer] van € 1.147,89
4.11.
Partijen twisten voorts over de verschuldigdheid van de voorschotfactuur van € 1.147,89 voor de maand augustus 2015. Belfor heeft op dit punt ten verweer gesteld dat de nieuwe huurder, [huurder] , de verplichtingen per 1 juli 2015 heeft overgenomen en de factuur heeft betaald. Belfor heeft ter comparitie bewijs aangeboden door het horen van [huurder] en het overleggen van een mailwisseling tussen Belfor en [huurder] . Main Energie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor deze factuur geen betaling is ontvangen en dat het een probleem is tussen [huurder] en Belfor wie in de maand augustus 2015 de gebruiker van het pand was. Main Energie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewijsaanbod van Belfor op dit punt te laat komt.
4.12.
Nu het aan Belfor is om haar stelling – dat [huurder] haar verplichtingen per 1 juli 2015 heeft overgenomen en de factuur heeft betaald – deugdelijk te onderbouwen, volgt de rechtbank – mede in het licht van hetgeen Main Energie heeft aangevoerd – de stelling van Belfor niet. Immers, het is Belfor die zich erop beroept dat een openstaande vordering reeds is betaald. Dat is een zelfstandig verweer waarvoor Belfor de bewijslast draagt. Het had op de weg van Belfor gelegen in een eerder stadium inzichtelijk te maken dat er betaling heeft plaatsgevonden. Immers, al bij dagvaarding is duidelijk dat Main Energie zich op het standpunt stelt dat de factuur niet betaald is. Uit de stukken, onder meer pagina 2 van de conclusie van antwoord, volgt dat partijen expliciet op dit punt hebben gecommuniceerd. Het had dan ook minst genomen op de weg van Belfor gelegen om voor of ter comparitie een email of brief van [huurder] over te leggen waarin [huurder] aangeeft de factuur al te hebben betaald. Nu Belfor dit heeft nagelaten, terwijl zij hier wel ruimschoots de gelegenheid toe heeft gehad, wordt het eerst ter comparitie gedane bewijsaanbod op dit punt gepasseerd. Dat [huurder] en Belfor hierover onderling wellicht een afspraak hebben gemaakt, regardeert Main Energie niet. De rechtbank is dan ook van oordeel Belfor haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd, zodat het verweer om die reden wordt gepasseerd.
4.13.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering dient te worden toegewezen.
Kosten
4.14.
De verschuldigdheid van de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen is niet betwist, waardoor deze zal worden toegewezen.
4.15.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dat de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.16.
Belfor zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten zullen worden vastgesteld op
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht € 941,00
- salaris advocaat
Totaal € 2.176,75
4.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.De beslissing
De rechtbank:
5.1.
veroordeelt Belfor om aan Main Energie te betalen een bedrag van € 26.222,89 (zesentwintigduizend tweehonderdtweeëntwintig euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang vanaf de vervaldata van de facturen (respectievelijk 16 augustus 2015 voor factuur [factuurnummer] van € 1.147,89 en 4 oktober 2015 voor factuur [factuurnummer] van € 25.075,-) tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Belfor in de proceskosten, aan de zijde van Main Energie tot op heden begroot op € 2.176,75,
5.3.
veroordeelt Belfor in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Belfor niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2016.
2868/2053