ECLI:NL:RBROT:2016:9811

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
C/10/503468 / FA RK 16-4765
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.L. de Gruijl-van Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van stiefouderadoptie ondanks niet voldoen aan samenlevingstermijn en verzorgingstermijn, met nadruk op belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2016 een beschikking gegeven met betrekking tot de stiefouderadoptie van een minderjarige, geboren in Congo. De man, die de minderjarige sinds 2009 verzorgt, heeft verzocht om stiefouderadoptie, ondanks dat hij niet voldoet aan de wettelijke samenlevingstermijn van drie jaar met de biologische moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige al geruime tijd bij de man woont en dat er geen contact is met de biologische moeder. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geoordeeld dat de stiefouderadoptie in haar belang is, ondanks het niet voldoen aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft ook de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vrouw uitgesproken, omdat zij zich sinds 2009 niet meer met de verzorging van de minderjarige heeft bemoeid. De rechtbank heeft de man vervangende toestemming verleend voor de stiefouderadoptie en de geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd in die van de man. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie 2
zaaknummer / rekestnummer: C/10/503468 / FA RK 16-4765
Beschikking van 9 december 2016 betreffende de stiefouderadoptie, verklaring voor recht, beëindiging ouderlijk gezag en geslachtsnaamswijziging
in de zaak van:
[verzoeker], hierna te noemen de man,
wonende te [adres]
advocaat mr. M. Veken.
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[belanghebbende] ,
hierna te noemen de vrouw, zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland.
[minderjarige] ,hierna te noemen de minderjarige,
wonende te [adres] .
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage (hierna ABS),
zetelende te Den Haag,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de gemeente 's-Gravenhage] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen waaronder het advies van het Internationaal Juridisch Instituut, ingekomen op 10 juni 2016;
- het extract proces-verbaal van de zitting van 19 augustus 2016;
- de reacties van de ABS van 12 juli 2016 en 11 oktober 2016;
- een F9-formulier van de advocaat van de man van 24 augustus 2016 met bijlagen.
1.2.
De minderjarige heeft, gelet op haar leeftijd, haar mening kenbaar gemaakt.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 25 november 2016.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de advocaat van de man mr. Veken,
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegen-woordigd door de [vertegenwoordiger van de raad] .
De vrouw en de man zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De ABS te Den Haag is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De ABS heeft een bericht van verhindering naar de rechtbank gezonden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De minderjarige is geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] (Congo) als kind van de vrouw. Zij heeft de Congolese nationaliteit.
2.2.
De minderjarige is niet erkend. De biologische vader van de minderjarige is onbekend.
2.3.
De man en de vrouw zijn op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd. In augustus 2009 zijn de minderjarige en de vrouw bij de man in Nederland komen wonen. In december 2009 heeft de vrouw de echtelijke woning met onbekende bestemming verlaten. Sindsdien is er tussen de man en de vrouw slechts éénmaal telefonisch contact geweest, dat was in januari 2010.
2.4.
Bij beschikking van 23 december 2010 is op verzoek van de man de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. Deze beschikking is op 7 maart 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5.
Bij beschikking van 6 december 2011 van deze rechtbank is het ouderlijk gezag van de vrouw over de minderjarige geschorst voor de duur dat de vrouw in de onmogelijkheid verkeert het gezag over de minderjarige uit te oefenen. De man is toen
benoemd tot voogd over de minderjarige.
2.6.
Bij beschikking van 5 april 2016 van deze rechtbank is het verzoek van de man tot adoptie van de minderjarige afgewezen omdat de vrouw slechts in het gezag is geschorst, en dat gezag dus nog altijd heeft.
2.7.
De minderjarige heeft op 19 augustus 2016 in een gesprek met de kinderrechter haar mening kenbaar gemaakt.

3.De beoordeling

3.1.
In het extract proces-verbaal van de zitting van 19 augustus 2016 is een verschrijving geslopen. Waar onderaan pagina 1 staat: De advocaat van de vrouw heeft […] moet gelezen worden: De advocaat van de man heeft […].
3.2.
De man verzoekt: primair:
- de stiefouderadoptie van de minderjarige uit te spreken;
- voor recht te verklaren, althans te bepalen dat bij toewijzing van het verzoek tot stiefouderadoptie de familierechtelijke betrekking tussen de minderjarige en de vrouw in stand blijft;
- te bepalen dat de geslachtsnaam van de minderjarige wordt gewijzigd in de geslachtsnaam van de man;
- te bepalen dat het ouderlijk gezag van de vrouw over de minderjarige wordt beëindigd;
en
subsidiair:
de uitspraak over de adoptie aan te houden in afwachting van de beslissing ter zake van het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag over de minderjarige.
3.3.
Ten aanzien van voornoemde verzoeken is op basis van het bepaalde in artikel 10:105, eerste lid BW, Nederlands recht van toepassing aangezien dit verzoeken zijn die betrekking hebben op een in Nederland uit te spreken adoptie.
Stiefouderadoptie
3.4.
De minderjarige heeft de Congolese nationaliteit, terwijl de man de Nederlandse nationaliteit heeft. De minderjarige woont al sinds augustus 2009, dus ruim 7 jaar, in Nederland.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande, voldoende aanknopingspunten met de Nederlands rechtssfeer aanwezig om van de onderhavige verzoeken van de man kennis te nemen.
3.5.
In verband met de Congolese nationaliteit van de minderjarige is op basis van het bepaalde in artikel 10:105, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, op de toestemming tot adoptie dan wel de raadpleging of voorlichting van de ouders van de minderjarige het Congolese recht van toepassing. Naar Congolees recht is voor een adoptie de toestemming van, in dit geval, de vrouw vereist. Volgens het Internationaal Juridisch Instituut zou deze toestemming kunnen worden vervangen door een rechterlijke beslissing.
De advocaat van de man heeft ter zitting van 25 november 2016 deze vervangende toestemming, voor zover nodig, verzocht.
3.6.
Gelet op het gegeven dat de vrouw niet ter zitting is verschenen en ook niet heeft gereageerd op het verzoek van de man, en al bijna 7 jaar geen contact met de man de minderjarige heeft gehad, en eigenlijk niet te verwachten is dat zij ooit nog contact met de man en de minderjarige zal opnemen, verleent de rechtbank - voor zover nodig - namens de vrouw, de vervangende toestemming voor de adoptie.
3.7.
Uit de processtukken en het verhandelde tijdens de zittingen van 19 augustus 2016 en 25 november 2016 is het volgende gebleken.
De minderjarige woont sinds augustus 2009 bij de man. Sindsdien heeft de man de minderjarige verzorgd en ook de verantwoording voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich genomen. De man beschouwt de minderjarige als zijn eigen dochter en wenst de verantwoordelijkheid voor de minderjarige op zich te nemen. De minderjarige voelt zich thuis bij de familie van de man en zij heeft bijna dagelijks contact met de ouders en andere familieleden van de man. De minderjarige heeft geen contact met de vrouw en haar (onbekende) biologische vader en hun familie. Het staat min of meer vast dat voor de toekomst niet is te verwachten dat er nog contact zal komen. De minderjarige is er van op de hoogte dat de man haar biologische vader niet is, maar ze beschouwt de man wel als haar vader. Met dit laatste is de statusvoorlichting een gegeven.
De verblijfsvergunning van de minderjarige loopt af op 11 januari 2017. Een belangrijk rechtsgevolg van adoptie is dat de geadopteerde de nationaliteit krijgt van de adoptant. Dat betekent dat de minderjarige, als het verzoek tot stiefouderadoptie wordt toegewezen, net zoals de man de Nederlandse nationaliteit zal krijgen en dus in Nederland kan blijven.
3.8.
Tijdens het kindgesprek van 19 augustus 2016 heeft de minderjarige aangegeven dat het goed met haar gaat. Zij heeft verteld dat zij weet dat de man haar wil adopteren. De minderjarige heeft geen herinnering meer aan haar moeder. Ook heeft ze gezegd dat ze blij is dat de man haar wil adopteren en dat ze graag de geslachtsnaam van de man wil krijgen.
3.9.
Op basis van artikel 1:227, tweede lid, tweede volzin, van het Burgerlijk Wetboek (BW), kan het verzoek door de man, als (voormalig) echtgenoot van de vrouw slechts worden gedaan als hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Vaststaat dat daaraan in het onderhavige geval niet is voldaan.
3.10.
Het vereiste van een samenlevingstermijn dient ertoe zekerheid te hebben dat een zekere bestendigheid kan worden verwacht van het milieu waarin het kind terecht komt. (Memorie van Toelichting, kamerstukken II, 30551, nummer 3, pagina 3).
In de onderhavige zaak verblijft de minderjarige al sinds augustus 2009 onafgebroken bij de man op hetzelfde adres. Daarmee is voornoemde bestendigheid een feit. De rechtbank zal daarom het belang van de minderjarige laten prevaleren boven de wettelijk voorgeschreven driejaarstermijn van samenleving.
3.11.
Een verzoek tot (stiefouder)adoptie kan alleen worden toegewezen, indien deze adoptie in het kennelijk belang van het kind is en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vast staat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft (artikel 1:227, lid 3 BW).
3.12.
Bovendien moet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW worden voldaan.
3.13.
Nu de biologische vader van de minderjarige onbekend is, staat wel vast dat de minderjarige van hem als ouder niets meer te verwachten heeft.
3.14.
Aan het vereiste van artikel 1:228, eerste lid, onder a. BW is voldaan omdat de minderjarige tijdens het kindgesprek tegenover de kinderrechter kenbaar heeft gemaakt dat zij het eens is met het (primaire) verzoek van de man.
3.15.
In artikel 1:228 lid 1, onder d. BW is bepaald dat de tegenspraak van een juridische ouder (het vetorecht) in de weg staat aan een adoptie. Ten aanzien van deze voorwaarde geldt het volgende. Het is onbekend wie de biologische vader van de minderjarige is. De vrouw heeft in december 2009 de echtelijke woning verlaten. Zij heeft vanaf toen, op één telefoontje in januari 2010 na, geen contact meer met de man en de minderjarige opgenomen. Zij is ook niet ter zitting verschenen. De rechtbank is op basis van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat geen van de biologische ouders het verzoek heeft tegengesproken. Sterker, uit het vertrek van de vrouw èn de omstandigheid dat de vrouw al bijna 7 jaar niets meer van zich heeft laten horen, leidt de rechtbank af dat het de wens van de vrouw was en is dat de man de minderjarige alleen opvoedt en verzorgt.
3.16.
Aan de voorwaarde genoemd in artikel 1:228, eerste lid onder f. tweede volzin BW is echter niet voldaan. De man heeft de minderjarige immers niet samen met de vrouw gedurende ten minste één jaar verzorgd en opgevoed. De rechtbank oordeelt evenwel, met inachtneming van de bepalingen van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK), dat het belang van de minderjarige prevaleert boven deze wettelijke termijn van één jaar gezamenlijke verzorging en opvoeding. In artikel 3 en artikel 20, derde lid, van dit Verdrag is immers (onder meer) bepaald dat de continuïteit in de opvoeding van de minderjarige gewaarborgd dient te blijven. Onverkort vasthouden aan deze wettelijke termijn, en dus afwijzing van het verzoek, zou mogelijk tot gevolg hebben dat de minderjarige naar Congo terug moet. Dat daarmee de continuïteit van de opvoeding zou worden doorbroken, is evident. Dat is niet in belang van de minderjarige.
3.17.
De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden van het geval en de uitdrukkelijke wens van de minderjarige tot het gezin en de familie van de man te gaan behoren en zijn achternaam te dragen, dan ook van oordeel dat de stiefouderadoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is.
3.18.
Ook de raadsvertegenwoordiger heeft ter zitting van 25 november 2016 verklaard dat toewijzing van het verzoek in het belang van de minderjarige is.
3.19.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de verzochte stiefouderadoptie uitspreken nu aan alle voorwaarden daarvoor geacht wordt te zijn voldaan.
Verklaring voor recht
3.20.
De stiefouderadoptie heeft niet tot gevolg dat de juridische band tussen de minderjarige en de vrouw wordt verbroken. Het brengt juist mee dat de minderjarige in het vervolg twee juridische ouders heeft. Nu dat ook hetgeen is dat de man voor ogen staat, heeft hij bij dit verzoek geen belang.
Geslachtsnaam
3.21.
De man heeft verzocht te bepalen van de minderjarige zijn geslachtsnaam zal dragen.
De rechtbank zal dit verzoek toewijzen, nu de vrouw hiertegen geen bezwaren heeft geuit en de minderjarige tijdens het kindgesprek heeft ingestemd met het verzoek en het belang van de minderjarige zich daartegen niet verzet.
3.22.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat sprake is van een buitenlandse geboorteakte. De ABS heeft in zijn brief van 11 oktober 2016 verklaard dat de (gescande) geboorteakte van de minderjarige voldoet aan de legaliteitsvereisten. Tegen een last tot inschrijving van deze geboorteakte heeft de ABS geen bezwaar.
3.23.
De ABS zal tevens worden gelast een latere vermelding van de stiefouderadoptie alsook van een latere vermelding van de geslachtsnaam van de minderjarige aan de geboorteakte van de minderjarige toe te voegen.
Ouderlijk gezag
3.24.
De man is, op basis van 1:267 lid 1 tweede volzin BW, bevoegd te verzoeken dat het gezag van de vrouw over de minderjarige wordt beëindigd.
3.25.
De rechtbank kan op basis van artikel 1:266 BW het gezag van een ouder beëindigen indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn of
de ouder het gezag misbruikt.
Het gezag van de ouder kan ook worden beëindigd indien het gezag is geschorst, mits aan het eerste lid is voldaan.
3.26.
Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat de vrouw zich sinds december 2009 aan de verzorging en opvoeding van de minderjarige heeft onttrokken. Om die reden is voorafgaande aan de onderhavige procedure haar ouderlijk gezag over de minderjarige geschorst. Zij verblijft op een onbekend adres. Het is niet te verwachten dat dit feitencomplex binnenkort anders zal worden.
3.27.
Ter zitting van 19 augustus 2016 heeft de raad zich achter het verzoek van de man geschaard. Volgens de raad is de minderjarige het beste gebaat met eenhoofdig gezag van de man.
3.28.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande het verzoek van de man toewijzen en het (geschorste) ouderlijk gezag van de vrouw over de minderjarige beëindigen onder de opschortende voorwaarde dat de stiefouderadoptie in gezag van gewijsde is.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.29.
De man heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Gelet op het bepaalde in artikel 288 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering jo. artikel 1:230 lid 1 BW is dit echter niet mogelijk.
Proceskosten
3.30.
De proceskosten worden gelet op het familierechtelijke karakter van de procedure gecompenseerd.

4.De beslissing

de rechtbank:
4.1.
verleent, voor zover nodig, de man vervangende toestemming voor de stiefouderadoptie van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats] (Congo);
4.2.
spreekt uit de stiefouderadoptie van de minderjarige: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats] (Congo) door: [verzoeker] , geboren op [geboortedatum 3] 1980 te [geboorteplaats] (Congo);
4.3.
gelast de inschrijving van de akte van geboorte van voornoemde minderjarige in het register van geboorten van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage;
4.4.
gelast de toevoeging van een latere vermelding van stiefouderadoptie aan de akte van geboorte;
4.5.
stelt vast dat de man (en de minderjarige) hebben verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal hebben en gelast de toevoeging van een latere vermelding daarvan aan de akte van geboorte;
4.6.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage op voet van het bepaalde in artikel 1:20e, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek;
4.7.
beëindigt het ouderlijk gezag van [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum 4] 1987, over de voornoemde minderjarige onder de opschortende voorwaarde dat de stiefouderadoptie in kracht van gewijsde is;
4.8.
wijst af het meer of anders verzochte;
4.9.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.L. de Gruijl-van Benthem, rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier
mr. G.J. Daams op 9 december 2016.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.