ECLI:NL:RBROT:2017:1013

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
515927
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor een 18-jarige met ernstige psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 januari 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot de gesloten jeugdzorg van een 18-jarige jeugdige, hierna te noemen [de jeugdige]. De ouders van [de jeugdige] zijn benoemd tot mentor en bewindvoerder, maar kunnen niet zonder haar instemming bepalen dat zij gesloten geplaatst moet worden. De kinderrechter oordeelt dat er zeer bijzondere en zwaarwegende omstandigheden zijn die maken dat voor een korte periode een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in het belang van [de jeugdige]. De GI heeft een machtiging verzocht om [de jeugdige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen voor de duur van zes maanden, omdat zij sinds november 2015 bij JJC verblijft voor haar ernstige psychiatrische problematiek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor gesloten jeugdhulp is voldaan, ondanks het verzet van [de jeugdige]. De ouders hebben ingestemd met de continuering van het verblijf van [de jeugdige] in de gesloten accommodatie, omdat zij geloven dat dit in haar belang is. De kinderrechter heeft de machtiging verleend met ingang van 30 januari 2017 tot 15 april 2017, en de zaak voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/515927 / JE RK 16-3762
datum uitspraak: 24 januari 2017

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
namens

het college van B&W [plaats] ,

hierna te noemen het college, gevestigd te [plaats] ,
betreffende

[Naam jeugdige] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[Naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 december 2016, ingekomen bij de griffie op 5 december 2016,
- de verklaring van 12 december 2016 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder,
- het faxbericht met bijlagen van de GI van 12 december 2016,
- het faxbericht met bijlagen van de GI van 3 januari 2017,
- het faxbericht met bijlagen van de GI van 4 januari 2017 inzake de verleningsbeschikking,
- de instemmende verklaring van 10 januari 2017 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper,
- het faxbericht met bijlagen van de GI van 16 januari 2017.
Op 24 januari 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [de jeugdige] , bijgestaan door haar advocaat mr. T.M. Briggeman,
- de ouders,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- een vertegenwoordig(st)er van het college.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de jeugdige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 25 juli 2016 is een machtiging verleend om [de jeugdige] in gesloten jeugdhulp te doen verblijven tot uiterlijk 30 januari 2017.
[de jeugdige] verblijft bij de gesloten jeugdhulpinstelling JJC, een instelling voor intensieve psychiatrische behandeling.
[de jeugdige] wordt op 30 januari 2017 achttien jaar.

Het verzoek

De GI heeft namens het college een machtiging verzocht om [de jeugdige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
[de jeugdige] verblijft sinds november 2015 bij JJC, waar zij behandeld wordt voor haar problematiek. [de jeugdige] is thans aangemeld bij de Jutters en zij kan naar verwachting binnen zes maanden geplaatst worden bij de Zilvermeeuw. Plaatsing bij Dimence bleek uiteindelijk niet passend (mogelijk wel op de langere termijn). Er is ook een aanmelding gedaan bij LIZ (Langdurige intensieve zorg, Amsterdam), waar de wachttijd momenteel een jaar is. De GI is van mening dat het belang van [de jeugdige] vergt dat zij tot de plaatsing bij de Zilvermeeuw bij JJC blijft; de medewerkers van JJC kennen [de jeugdige] goed en zijn bekend met haar problematiek. Ook is [de jeugdige] gewend aan de routines en medewerkers van JJC en krijgt zij daar behandeling van haar vaste psychiater.
De GI is van mening dat aan de gestelde criteria voor gesloten jeugdhulp voor een jeugdige die achttien jaar is wordt voldaan, nu reeds een behandeling is gestart, een hulpverlenings-plan is opgesteld - dat bestaat uit het Evaluatieformulier Trajectplan Jeugdzorg van JJC en het Gezinsplan van de GI -, er toegewerkt wordt naar plaatsing bij de Zilvermeeuw - niet zijnde gesloten jeugdhulp - en [de jeugdige] daar binnen zes maanden na haar achttiende verjaardag terecht kan.
Dat [de jeugdige] niet instemt met een continuering van de gesloten plaatsing is naar mening van de GI ondervangen nu de ouders door de kantonrechter tot mentor zijn benoemd. Van belang daarbij is te realiseren dat [de jeugdige] dwangmatig wegloopgedrag vertoont. Indien geen machtiging gesloten jeugdhulp wordt verleend zal [de jeugdige] vermoedelijk met een rechterlijke machtiging op een crisisplek geplaatst worden. Zij zal dan naar verwachting de komende periode, in afwachting van haar plaatsing bij de Zilvermeeuw, van crisisplek naar crisisplek gaan. Dat acht de GI zeker niet in haar belang.

De standpunten

[de jeugdige] heeft zich, deels bij monde van haar advocaat, verzet tegen het verzoek van de GI. De advocaat stelt dat de thans door de GI overgelegde stukken niet voldoen aan de wettelijke vereisten van het hulpverleningsplan; ter zitting is door de GI nog wijziging van beleid benoemd dat niet beschreven is in de stukken. [de jeugdige] wil niet langer bij JJC blijven, omdat zij daar niets meer kan leren en het daar niet naar haar zin heeft. Zij verblijft liever op een crisisplek in afwachting van haar plaatsing bij de Zilvermeeuw, ook als dat betekent dat zij van crisisplek naar crisisplek zal gaan de komende periode. Zij weet hoe het toegaat op crisisplekken en dat accepteert zij. [de jeugdige] is bovendien van mening dat het mentorschap van de ouders niet betekent dat zij handelingsonbekwaam is. Zij vindt dat zij degene is die moet instemmen met plaatsing in gesloten jeugdhulp; deze instemming kan niet worden vervangen door de instemming van haar ouders.
De ouders realiseren zich dat zij op dit punt een ander standpunt hebben dan hun dochter; daarom staan zij er dubbel in. Na rijp beraad stemmen zij in met continuering van het verblijf van [de jeugdige] in de gesloten accommodatie. Ook zij vinden dat een overbrugging op diverse crisisplekken niet in het belang van [de jeugdige] is. Binnen JJC staat een goed team rondom [de jeugdige] ; dit team heeft het afgelopen jaar keihard gewerkt aan haar welzijn. Men heeft toegewerkt naar een open plek bij Dimence, doch dit bleek helaas niet haalbaar. Bij JJC kan [de jeugdige] aan de opgestelde doelen blijven werken, zodat straks sprake is van een naadloze overgang naar de Zilvermeeuw. Daar zal zij door dezelfde psychiater en therapeut behandeld worden als nu bij JJC. De ouders zijn van mening dat hun mentorschap de weigering van [de jeugdige] kan ondervangen. De ouders hebben juist, met instemming van [de jeugdige] , het mentorschap aangevraagd, zodat zij in deze situatie - die voorzien was gezien het dwangmatige wegloopgedrag van [de jeugdige] - een beslissing kunnen nemen namens [de jeugdige] . De ouders begrijpen dat [de jeugdige] niet langer bij JJC wil blijven; zij heeft daar geen aansluiting, maar het is beter voor haar dan achtereenvolgende crisisplekken. Er moet zeker naar [de jeugdige] geluisterd worden, maar op dit punt moet op een hoger niveau gekeken worden. [de jeugdige] heeft altijd de drang om ergens niet meer te willen zijn; dat is iets dat bij haar hoort. Het is een herhaald patroon dat telkens terug komt. Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat zij begrepen heeft, o.a. na overleg met de psychiater, dat het mentorschap in deze een voldoende waarborg biedt en dat de dieper ingrijpende maatregel van curatele niet nodig is.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, vierde lid, van de Jeugdwet kan een machtiging voor een jeugdige die achttien jaar is, bovendien slechts worden verleend indien:
a. sprake is van een behandeling die reeds aangevangen is voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;
b. voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld;
c. toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan, en
d. de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
[de jeugdige] wordt op 30 januari 2017 achttien jaar. Zij verblijft sinds november 2015 vanwege haar ernstige psychiatrische problematiek bij JJC. Zij heeft al jarenlang angsten, depressies en persoonlijkheidsproblematiek. Begin 2015 is geconstateerd dat er tevens sprake is van autismespectrum problematiek. De behandelend psychiater heeft deze classificatie bevestigd met de toevoeging van het type MCDD. Daarnaast is sprake van relatieproblemen gebonden aan een psychische stoornis en een stoornis in de ouder-kindrelatie. Ook heeft [de jeugdige] de neiging zich te onttrekken aan haar behandeling. De gedragswetenschapper concludeert daarover dat het wegloopgedrag van [de jeugdige] een diepgewortelde impuls is die al jaren bestaat en die niet zal veranderen. [de jeugdige] blijft personen voelen en zien die er niet zijn wat beangstigend is. [de jeugdige] is vanwege haar problematiek gebaat bij langdurige klinische behandeling op een gesloten psychiatrische behandelafdeling. De Zilvermeeuw bij de Jutters kan haar dat bieden. Daar wordt intensieve zorg voor adolescenten met complexe chronische psychiatrische problematiek geboden, wat aansluit bij de problematiek van [de jeugdige] . De huidige behandelaar en EMDR-therapeute van [de jeugdige] zullen haar ook bij de Zilvermeeuw blijven behandelen. [de jeugdige] heeft met haar beide behandelaren een klik. Helaas is bij de Zilvermeeuw nog geen plek voor [de jeugdige] . Alternatieven die door de GI, in samenspraak met [de jeugdige] , de ouders en de behandelaars de afgelopen periode zijn onderzocht, bleken uiteindelijk niet passend. Voor de komende overbruggingsperiode is JJC de meest passende en beschikbare plek voor [de jeugdige] .
Niet in geschil is dat op grond van vorenstaande aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.1.2, tweede lid, en artikel 6.1.2, vierde lid onder a en d van de Jeugdwet is voldaan.
Namens [de jeugdige] is gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen omdat haar instemming met verblijf in gesloten jeugdhulp na haar achttiende verjaardag een vereiste is en deze instemming ontbreekt. Daarnaast voldoen volgens haar de door de GI overgelegde stukken niet aan de vereisten die artikel 6.1.2, vierde lid, onder b. en c. van de Jeugdwet aan een hulpverleningsplan stelt.
Uit de in dit kader gevormde jurisprudentie volgt dat een voortgezet verblijf in een gesloten jeugdhulp-instelling van een jeugdige die achttien jaar is en daar zelf niet mee instemt in beginsel een onaanvaardbare inbreuk levert op de persoonlijke vrijheid van de jeugdige. Afronding van een tijdens de minderjarigheid ingezette en inmiddels gevorderde behandeling die gericht is op het wegnemen van belemmeringen in de ontwikkeling naar volwassenheid, is slechts onder zeer bijzondere en zwaarwegende omstandigheden binnen de grenzen van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat het recht op vrijheid waarborgt, mogelijk.
[de jeugdige] heeft ter zitting laten weten dat zij het niet eens is met continuering van haar verblijf bij JJC ter overbrugging naar de Zilvermeeuw. De ouders menen dat zij in plaats van [de jeugdige] toestemming voor haar verblijf bij JJC kunnen geven. De ouders zijn bij beschikking van 23 december 2016 met ingang van 30 januari 2017 samen tot mentor (en bewindvoerder) van [de jeugdige] benoemd. Het mentorschap houdt – kort gezegd – in dat zij beslissingen kunnen nemen over bijvoorbeeld verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding van [de jeugdige] . Zij behoren die beslissingen zoveel mogelijk in overleg met [de jeugdige] te nemen. De kinderrechter is echter van oordeel dat de ouders, in hun hoedanigheid van mentor, niet zonder instemming van [de jeugdige] kunnen bepalen dat zij tijdens haar meerderjarigheid gedwongen in een gesloten jeugdhulpinstelling moet verblijven.
De kinderrechter is echter met de GI, de ouders, de behandelaars en de gedragsweten-schapper van oordeel dat een tijdelijke overplaatsing van [de jeugdige] naar (naar verwachting) meerdere opeenvolgende crisisplekken niet in haar belang is. Zij is vanwege haar ernstige problematiek juist zeer gebaat bij het continueren van haar verblijfplaats en behandeling en bij stabiliteit in haar leven. Bovendien heeft [de jeugdige] altijd een half jaar nodig om hulpverleners vertrouwen te schenken en zich voor hen open te stellen. Indien [de jeugdige] geplaatst wordt op opeenvolgende crisisplekken is de kans groot dat zij zich opnieuw zal onttrekken aan haar behandeling met een mogelijke terugval tot gevolg. De kinderrechter is van oordeel dat sprake is van zeer bijzondere en zwaarwegende omstandigheden, die maken dat voor een korte periode, te weten tot 15 april 2017, een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk en in het belang van [de jeugdige] is.
Anders dan namens [de jeugdige] betoogd is de kinderrechter van oordeel dat voor die korte periode voldaan is aan de vereisten van het hulpverleningsplan ex artikel 6.1.2, vierde lid, onder b. en c. van de Jeugdwet. Daartoe volstaan de volgende overgelegde stukken, bezien in onderlinge samenhang en in samenhang met de verklaring van de GI ter zitting: het actuele Evaluatieformulier Trajectplan Jeugdzorg met verwijzing naar de medische verklaring van psychiater [naam] , het onderwijsperspectiefplan van 15 januari 2017, het gezinsplan van 12 december 2016, de bepaling gesloten jeugdhulp van 18 november 2016 en het plan van aanpak van 28 september 2016.
Op grond van vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat tevens is voldaan aan de vereisten van artikel 6.1.2., vierde lid, onder b en c van de Jeugdwet, alsmede aan de gevormde jurisprudentie.
Vanwege het complexe karakter van de zaak zal de kinderrechter het verzoek, voor behandeling van het overig verzochte, aanhouden en verwijzen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank van 20 maart 2017. Daarbij wordt de GI verzocht om de rechtbank tegen die tijd schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken, onder overlegging van een geactualiseerd hulpverleningsplan en een actuele instemmingsverklaring.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 30 januari 2017 tot 15 april 2017 betreffende [de jeugdige] ;

en alvorens verder te beslissen:

verwijst de zaak voor het overige verzochte naar de meervoudige kamer van deze rechtbank en bepaalt dat het verhoor van de [de jeugdige] , de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
20 maart 2017 te 15:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden;
gelast de oproeping van [de jeugdige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI
uiterlijk één week voor de genoemde datumde rechtbank, onder gelijktijdige toezending aan de belanghebbenden, de verzochte stukken te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.