In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is [eiser] één van de erfgenamen van de op 22 oktober 2013 overleden [persoon 1]. De overige erfgenamen zijn twee broers en een zuster van [eiser]. De vereffenaar, MR. W. Kreukniet Q.Q., is benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van [persoon 1] en heeft een vonnis van de kantonrechter van 29 juni 2017 laten betekenen, waarin ontruiming van een aantal panden is gelast. [eiser] vordert in deze procedure dat de vereffenaar wordt verboden tot ontruiming van de panden, zolang er nog lopende procedures zijn over de rekening en verantwoording door de vereffenaar en de verdeling van de nalatenschap.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] niet toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de stellingen van [eiser] niet betrekking hebben op het vonnis van de kantonrechter, maar op een geschil met de vereffenaar en mede-erfgenamen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis van de kantonrechter en dat er ook geen noodtoestand is die een schorsing van de executie rechtvaardigt. De vorderingen van [eiser] zijn dan ook afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de vereffenaar en de overige erfgenamen.
De uitspraak is gedaan door mr. C. Bouwman op 17 november 2017, waarbij de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.