Uitspraak
[naam verdachte vennoot] ,
De officier van justitie draagt de zaak voor.
U houdt mij voor dat uit ik blijkens proces-verbaal van bevindingen [proces-verbaalnummer 1] zou hebben verklaard dat ik tijdens het plaatsten van de fuiken met mijn boot van dezelfde kant kwam als de politie toen die een dag later de fuiken ontdekte, namelijk komende vanaf de N214, gaande naar Giessenburg. Dat lijkt me niet juist. De politie kwam denk ik vanaf Giessenburg en ik kwam vanaf Groot-Ammers, dus van de andere kant.
Voorts vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen fuiken.
De officier van justitie merkt ter toelichting van haar vordering op:Het gaat al jaren slecht met de paling. De EU neemt beschermende maatregelen. Het regime van de Flora- en faunawet was ten tijde van de tenlastegelegde feiten van toepassing. Artikel 9 van die wet bepaalde dat het verboden was om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Op grond van artikel 4, lid 3 van genoemde wet en artikel 3 van de op die wetsbepaling gebaseerde Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet behoorde de aal tot de beschermde inheemse diersoorten. In artikel 20a van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten was bepaald dat voor de aal vrijstelling werd verleend van de verboden bedoeld in artikel 9 (en 10) van de Flora- en Faunawet als voldaan was aan het bij of krachtens de Visserijwet 1963 bepaalde. De verdachte vennootschap beschikte over zo’n vrijstelling / ontheffing. Deze ontheffing had evenwel geen betrekking op de in artikel 4, lid 2 (thans artikel 4, lid 3) van het (indirect op artikel 16 van de Visserijwet 1963 gebaseerde) Reglement voor de binnenvisserij gestelde eisen aan (ontsnappingsringen in) aalfuiken. Laatstbedoelde eisen waren onverkort blijven gelden. De verdachte vennootschap had in het onderhavige geval niet aan die eisen voldaan. Daardoor had zij op dit punt evenmin voldaan aan de voorwaarden van de in artikel 20a van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten bedoelde vrijstelling, zodat voor haar in zoverre de hoofdregel c.q. het vangverbod van artikel 9 van de Flora- en faunawet was blijven gelden .
Ik vorder een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete, omdat de verdachte vennootschap zich nog steeds bezighoudt met het vangen van beschermde inheemse vissen, al dan niet ten behoeve van visstandonderzoek.
Inhoud van de tenlastelegging
zij, al dan niet handelend onder de naam [handelsnaam 1 verdachte rechtspersoon] , op of omstreeks 23 mei 2015 te Giessenburg (gemeente Giessenlanden), in de [plaats delict] , opzettelijk een of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten paling (Anguilla anguilla), heeft gedood, verwond, gevangen en/of bemachtigd en/of met het oog daarop heeft opgespoord;
zij, al dan niet handelend onder de naam [handelsnaam 1 verdachte rechtspersoon] , op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 mei 2015 tot en met 23 mei 2015 te Giessenburg (gemeente Giessenlanden), in een water gelegen in de [plaats delict] aldaar, met 20 (althans een of meer) aalfuiken met 300 of minder mazen opzet om de eerste hoepel achter de vleugels, heeft gevist, terwijl de maaswijdte van genoemde fuiken (telkens) kleiner was dan 20 mm en in de buitenwand daarvan niet tenminste twee zuiver ronde ringetjes van metaal of enige andere niet rekbare stof met een middellijn van tenminste 13 mm binnenwerks waren geplaatst binnen 20 mazen achter de aanhechting van de laatste inkeling of de laatste hoepel aan de bovenzijde van deze fuiken, in elk geval voldeden een of meer van die fuiken niet aan de eis(en) gesteld in artikel 4 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;
Bewijsmiddelen en voor bewijs redengevende feiten en omstandigheden
verklaring van de vertegenwoordiger van de verdachte vennootschapop de terechtzitting, voor zover hiervoor weergegeven onder A.
Bewijsmotivering
Nadere bewijsmotivering
Bewezenverklaring
zij, handelend onder de naam [handelsnaam 1 verdachte rechtspersoon] , op 23 mei 2015 te Giessenburg (gemeente Giessenlanden), in de [plaats delict] , opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten paling (Anguilla anguilla), heeft gevangen ;
zij, handelend onder de naam [handelsnaam 1 verdachte rechtspersoon] , in de periode van 22 mei 2015 tot en met 23 mei 2015 te Giessenburg (gemeente Giessenlanden), in een water gelegen in de [plaats delict] aldaar, met 20 aalfuiken met 300 of minder mazen opzet om de eerste hoepel achter de vleugels, heeft gevist, terwijl de maaswijdte van genoemde fuiken (telkens) kleiner was dan 20 mm en in de buitenwand daarvan niet tenminste twee zuiver ronde ringetjes van metaal of enige andere niet rekbare stof met een middellijn van tenminste 13 mm binnenwerks waren geplaatst binnen 20 mazen achter de aanhechting van de laatste inkeling of de laatste hoepel aan de bovenzijde van deze fuiken, in elk geval voldeden een of meer van die fuiken niet aan de eis(en) gesteld in artikel 4 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985.