ECLI:NL:RBROT:2017:10336

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
10/173837-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en poging woninginbraak met voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 8 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en poging tot woninginbraak. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting PI Rijnmond. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De verdachte heeft de feiten bekend, met uitzondering van een specifiek onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een stofzuiger en/of schuurmachine, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor zijn verslaving. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.005,62 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/173837-17
Datum uitspraak: 8 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
feitelijke woon- of verblijfplaats: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting PI Rijnmond - HvB De IJssel Krimpen aan den IJssel,
raadsman: mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 23 oktober 2017;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot vergoeding van de materiële schade die de benadeelde partij inzake feit 2 heeft, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft het onder 1 en 2 ten laste gelegde bekend, met uitzondering van de onder 1 achter het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde diefstal van een stofzuiger en/of een schuurmachine. De rechtbank zal de verdachte wat deze goederen betreft vrijspreken. Voor het overige worden deze feiten zonder nadere bespreking bewezen verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 12 juni 2017 tot en met 13 juni 2017 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen:
- een centrale verwarmingsketel, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 26 mei 2017 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/inklimming,
- een raam (aan de achterzijde van voornoemde woning) heeft
ingegooid en
- de klink van dat raam heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
Feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft bij een woninginbraak een verwarmingsketel weggenomen. Daarnaast heeft hij geprobeerd bij een andere woning in te breken. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen flinke materiële schade, maar ook gevoelens van onveiligheid bij de eigenaars van de woningen en bij buurtbewoners. Weliswaar waren de woningen niet bewoond ten tijde van het plegen van de feiten, maar dat neemt niet weg dat het voor de eigenaren van de woningen een bijzonder onaangenaam idee zal zijn geweest dat een onbekende in hun woning is geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 oktober 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een geregistreerd veelpleger en stelt dat hij de feiten heeft gepleegd vanwege zijn financiële situatie en zijn drugsgebruik. Het gaat nu echter veel beter, omdat hij weer aan het werk kon bij zijn oude werkgever en bij zijn huidige vriendin is ingetrokken. Sindsdien heeft hij geen drugs meer gebruikt. Na zijn detentie kan hij weer bij zijn vriendin terecht. Ook zijn werkgever heeft te kennen gegeven dat de verdachte weer kan terugkeren. Verder heeft hij goed contact met zijn dochters en met hun moeder. Wel heeft hij nog steeds grote schulden, naar eigen zeggen tussen de € 10.000,- en € 20.000,-.
Geadviseerd wordt om de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling voor zijn verslaving bij Bouman GGZ of een soortgelijke instelling en een inspanningsverplichting om mee te werken aan het in kaart brengen van zijn schulden en aan de aanmelding en het volgen van een schuldhulpverleningstraject.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Ter terechtzitting heeft de verdachte blijk gegeven van inzicht in zijn daden. Hij heeft spijt van zijn criminele verleden en wil graag schoon schip maken. Daarnaast heeft zijn werkgever te kennen gegeven dat het zeer aannemelijk is dat hij weer als voorman kan werken in de steigerbouw wanneer hij weer op vrije voeten is. De rechtbank weegt dit in het voordeel van de verdachte mee. De rechtbank is niettemin van oordeel dat alleen een gevangenisstraf langer dan het voorarrest passend is. Daarbij speelt in het bijzonder mee dat de verdachte een lang strafblad heeft met veel soortgelijke delicten en dat hij heeft ingebroken in woningen.
Wel ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen onder de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vorderingen benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.646,12 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De schadeposten 1, 3, 5 en 6 met betrekking tot het herstel van het glas zijn toewijsbaar en dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De huur van het alarm (post 2) en de schade aan de badkamerdeur (post 4) zijn geen direct gevolg van de door de verdachte gepleegde feiten.
8.2.
Standpunt verdediging
De vorderingen met betrekking tot de huur van het alarm, de badkamerdeur en de opgenomen vrije dagen dienen te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende verband houden met het door de verdachte gepleegde feit. De overige opgevoerde posten zijn onvoldoende onderbouwd. Derhalve komt geen van de posten voor vergoeding in aanmerking.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze schade wordt op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden vastgesteld op € 1.005,62, bestaande uit de kosten voor het plaatsen van een noodvoorziening (glas) ad € 129,92 (post 1) en de kosten voor het herstel van inbraakschade ad € 875,70 (post 3). De vordering zal met betrekking tot de overige posten niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan tot het feit. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.005,62, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 43a, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4, (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
  • de veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, en hij dient zich daartoe te melden bij Reclassering Nederland, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Bouman GGZ of een soortgelijke instelling voor zijn drugsverslavingsproblematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met deze instantie verantwoord vindt;
  • de veroordeelde zal meewerken aan het in kaart brengen van zijn schulden en aan de aanmelding voor en het volgen van een schuldhulpverleningstraject;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte te betalen een bedrag van € 1.005,62 (zegge: duizend en vijf euro en tweeënzestig cent ), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 1.005,62 (hoofdsom, zegge: duizend en vijf euro en tweeënzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.005,62 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2017 tot en met 13 juni 2017 te
Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen
- een centrale verwarmingsketel, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1]
en/of
- een of meer gereedschap(pen) (een stofzuiger en/of een schuurmachine),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) en/of onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- een raam (aan de achterzijde van voornoemde woning) heeft
ingegooid/verbroken en/of
- de klink van dat raam heeft geforceerd/verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;