ECLI:NL:RBROT:2017:10353

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
10/750047-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de bereiding van synthetische drugs door het ter beschikking stellen van een pand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de bereiding van synthetische drugs. De verdachte had een pizzeria ter beschikking gesteld voor de productie van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wist dat er een laboratorium voor synthetische drugs in zijn pand was, maar dat hij wel op de hoogte had moeten zijn van de activiteiten die daar plaatsvonden. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het in vereniging produceren van synthetische drugs, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de productie door zijn pand beschikbaar te stellen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, waarbij rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de risico's voor de volksgezondheid in overweging genomen, maar besloot tot een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf, gezien de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750047-17
Datum uitspraak: 11 september 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. T. Sen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni en 28 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.J.V. Pols heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in vereniging produceren van synthetische drugs;
  • bewezenverklaring van medeplichtigheid aan de productie van synthetische drugs;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte in vereniging produceren van synthetische drugs niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van een laboratorium voor de productie van synthetische drugs in het pand waar ook zijn pizzeria gevestigd was. Er zijn geen dactyloscopische sporen van de verdachte aangetroffen en de telefoonmasten in de buurt van het pand die door verdachtes telefoon zijn aangestraald hebben een bereik van een paar honderd meter. Derhalve is niet vast te stellen dat de verdachte daadwerkelijk voor langere duur – langer dan alleen voor het ophalen van zijn post – in het pand geweest is in de periode dat daar een laboratorium werd opgebouwd of aanwezig was.
4.2.2.
Beoordeling
Op 21 december 2016 zijn [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] aangehouden in [naam pizzeria] aan de [adres delict] in [plaats delict] . Deze pizzeria stond toen op naam van verdachte. In het pand, meer bepaald in het boven de pizzeria gelegen appartement waartoe verdachte als huurder toegang had – bleek een laboratorium voor de productie van synthetische drugs, te weten amfetamine in bedrijf te zijn. In het gehele pand lagen en stonden apparatuur, flessen en jerrycans met chemische stoffen ten behoeve van het productieproces. De lozing van het afval daarvan vond plaats via de aansluiting op het riool in de badkamer. Er hing een sterke geur. De rechtbank leidt uit de door de verbalisanten gegeven beschrijving van de situatie ter plaatse en de daarbij gevoegde foto’s af dat wie het pand binnenging heeft gezien en geroken wat er gaande was.
Uit de historische verkeersgegevens betreffende verdachtes telefoon volgt dat hij in de periode van 3 november tot en met 18 december 2016 ten minste 22 keer in de directe omgeving van zijn pizzeria is geweest, en zich daar telkens gedurende enkele uren ophield. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte iedere keer “een frietje zou hebben gegeten bij de buurvrouw – zoals de raadsman bij pleidooi heeft geopperd. Dit geldt ook voor de verklaring van verdachte dat hij alleen de post van de deurmat raapte en het pand niet in ging. Een en ander zou immers betekenen dat verdachte zich gedurende anderhalve maand, veelvuldig, gedurende langere tijd in de onmiddellijke nabijheid van zijn pizzeria heeft opgehouden zonder deze binnen te gaan.
Bovendien blijkt uit tapgesprekken dat verdachte regelmatig telefonisch contact had met zijn medeverdachten [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] , die hij in de pizzeria en in een café in Rotterdam trof. Zo heeft verdachte op 22 november 2016 met [naam medeverdachte 2] een gesprek gevoerd over het boren van een gat dat onder de wasbak in de badkamer op de eerste verdieping moest uitkomen. Verdachte gaf daarin aan dit zelf te willen doen, omdat hij de situatie goed kende. Bij onderzoek door het LFO is vastgesteld dat op een RVS-combinatieketel in de badkamer een krachtstroomkabel was aangesloten, die via een gat in de vloer naar de begane grond ging, waar de kabel op de groepenkast in de pizzeria was aangesloten.
Gezien de situatie ter plaatse, de historische verkeersgegevens en de tapgesprekken moet verdachte hebben geweten dat in zijn pizzeria een laboratorium voor de productie van synthetische drugs aanwezig was. De verdachte heeft het bereiden van amfetamine bevorderd door zijn pizzeria daarvoor beschikbaar te stellen. Dat de verdachte wellicht niet precies wist welke drugs geproduceerd werden, doet daar niet aan af.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] in de periode van 26 september 2016 tot en met 21 december 2016, te Ouddorp tezamen en in vereniging, opzettelijk hebben bereid hoeveelheden Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet tot voornoemd misdrijf hij, verdachte, toen en daar opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door een deel van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres delict] te Ouddorp ter beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft – door zijn pizzeria beschikbaar te stellen aan [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] – het mogelijk gemaakt dat daar een laboratorium werd opgebouwd waar amfetamine werd bereid.
Daaraan kwamen verschillende gevaarlijke stoffen te pas, waarmee voorzichtig moet worden omgegaan. Het onoordeelkundig gebruik van die stoffen levert niet alleen gevaar op voor de omgeving waar de productie plaatsvindt maar ook voor de gebruikers van het eindproduct. Verdachte en zijn mededaders – die geen ervaren laboranten zijn – hebben zich dit blijkens een afgeluisterd gesprek gerealiseerd, maar zich er niets aan gelegen laten liggen. Kennelijk werden zij slechts gedreven door de winst die zij verwachtten te behalen. Daarop wijst ook de situatie ter plaatse waar de productie plaatsvond: giftig chemisch afval werd op het riool geloosd. Voorts is ook het gebruik van synthetische drugs die niet bij de productie vervuild zijn schadelijk voor de (geestelijke) volksgezondheid. Dergelijke middelen zijn bovendien verslavend, zodat het gebruik ervan verwervingscriminaliteit – met alle schade en overlast van dien – meebrengt.
Op feiten zoals ten laste van verdachte bewezen verklaard dient in beginsel – gezien de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd – te worden gereageerd met oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft echter kennis genomen van de omstandigheden dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten veroordeeld is, de laatste 2 decennia niet met justitie in aanraking is geweest en naar aanleiding van deze zaak zijn pizzeria heeft moeten sluiten. Ook kan de rechtbank de rol van de verdachte – anders dan dat hij een ruimte voor de productie ter beschikking heeft gesteld – en de wijze waarop de verdachte betrokken is geraakt, niet goed wegen. Ten slotte lijkt de verdachte die werkt en met zijn gezin een huurwoning in Vlaardingen bewoont, zijn leven goed op orde te hebben. Daarom zal de rechtbank afzien van oplegging van gevangenisstraf en een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2016 tot en met 21 december 2016, te Ouddorp en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] in de periode van 26 september 2016 tot en met 21 december 2016, te Ouddorp en/of Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
bij en/of tot voornoemd misdrijf hij, verdachte, toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door een deel van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres delict] te Ouddorp ter beschikking te stellen.
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet
art 48 WvSr
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2016 tot en met 21 december 2016 te Ouddorp en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens): - (een) grote hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur en/of mierenzuur en/of formamide en/of N-formylamfetamine en/of BMK en/of bio-ethanol en/of amfetamine-olie en/of caustic soda en/of pmk glycidezuur en/of zwavelzuur en/of - een vacuümpomp en/of een RVS koelspiraal tbv een destillatieopstelling en/of een gevulde propaan gasfles en/of jerrycans en/of een elektronische weegschaal en/of een klemdekselvat en/of een scheidtrechter en/of een digitale PH meter voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet