ECLI:NL:RBROT:2017:10368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
10/701273-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wet wapens en munitie met oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 13 december 2015 in Rotterdam een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en wapens in zijn woning had. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs en wapens die in zijn woning waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte als hoofdbewoner verantwoordelijk was voor de aangetroffen goederen en dat de aanwezigheid van harddrugs en wapens een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en de veiligheid van de samenleving met zich meebracht. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701273-15
Datum uitspraak: 22 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 10 maart 2016 en 8 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de in zijn woning aangetroffen harddrugs en de goederen in de zin van de Wet wapens en munitie. Door de raadsman is bepleit dat de verdachte van meet af aan heeft verklaard dat zijn huis gebruikt werd als “chillhuis” en dat er meerdere personen in het bezit van een sleutel waren en daarom toegang tot de woning hadden. Volgens eigen zeggen was de verdachte vrijwel niet thuis in de betreffende periode en was hij uitsluitend thuis om te slapen. Voorts is aangevoerd dat de goederen voornamelijk zijn aangetroffen op plekken in het huis waar de verdachte nooit komt, te weten een kast in de woonkamer en een CV-kast.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank neemt voor waar aan dat er zich een grote verscheidenheid aan personen zich de toegang tot de woning van de verdachte kon verschaffen, om te feesten in dit “chillhuis” of omdat zij over een sleutel beschikten. De omstandigheid dat er veel verschillende mensen in de woning van de verdachte kwamen, doet evenwel niets af aan het feit dat de verdachte de hoofdbewoner was en dat hij in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen in zijn huis plaatsvindt of wat aldaar wordt aangetroffen.
De rechtbank stelt voorop dat het niet gaat om de beschikkings- of beheersbevoegdheid, maar om de vraag of hetgeen is aangetroffen zich in de machtssfeer bevond van de verdachte en of hij hier de wetenschap van had. Dat de verdachte anderen toeliet in de woning, van wie de zaken mogelijk zouden zijn geweest, is in dat opzicht dus niet relevant.
Vast staat dat in de woning van de verdachte een grote hoeveelheid harddrugs, alsmede voorwerpen die verband houden met handel hierin, zijn aangetroffen. Daarnaast zijn op verschillende plaatsen in het huis onderdelen van vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie aangetroffen. De verdachte was (en is) de hoofdbewoner van deze woning aan de [adres verdachte] te Rotterdam en had de zeggenschap over hetgeen in deze woning plaatsvond.
Reeds de enkele omstandigheid dat de zaken in verschillende ruimten van de woning zijn aangetroffen, maakt dat de rechtbank het verweer dat de voorwerpen en drugs door een ander dan de verdachte in het huis zouden zijn verborgen dan wel verstopt en de verdachte derhalve geen wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen, onaannemelijk vindt. De rechtbank hecht ook geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij op al deze plekken vrijwel nooit zou komen. Daarbij komt dat het volgens de rechtbank eveneens zeer onaannemelijk is dat een ander drugs van een dergelijke grote waarde onbeheerd en geenszins heimelijk in de woning van de verdachte zou achterlaten. De stelling dat door een ander spullen in het huis zijn verstopt of achtergelaten, vindt ook geen enkele steun in het dossier.
4.1.3.
Conclusie
De onder 1,2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1,2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 december 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1 kilogram, van een materiaal, zijnde
heroïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 13 december 2015 te Rotterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid heroïne, voor te bereiden of te bevorderen 5764,3 gram paracetamol en 53 gram cafeïne en weegschalen, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die zij bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
hij op 13 december 2015 te Rotterdam onderdel(en) van vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een patroonmagazijn, zijnde een onderdeel dat specifiek bestemd is en van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, kaliber: .40 en
- een patroonmagazijn, zijnde een onderdeel dat specifiek bestemd is en van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, model: 27, kaliber: .40 en
- een patroonmagazijn, zijnde een onderdeel dat specifiek bestemd is en van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, model: 17, kaliber: 9mm. en
- een patroonmagazijn, zijnde een onderdeel dat specifiek bestemd is en van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, model: 19, kaliber: 9 mm.
en munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 27 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: C.B.C. 9mm Luger) en
- 5 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: S&B 9mm Luger) en
- 29 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: S&B 9x19) en
- 16 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: S&B 9mm Luger) en
- 70 kogelpatronen van het kaliber: .40 (voorzien van bodemstempel: S&B.40 S&W) en
- 18 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: 9mm Luger) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 13 december 2015 een forse hoeveelheid harddrugs in zijn woning aanwezig gehad, geschikt voor de verdere verspreiding onder dealers en verslaafden. Daarnaast had de verdachte tevens goederen aanwezig die duiden op de handel in harddrugs. De verdachte heeft hierdoor meegewerkt aan het faciliteren van de handel in harddrugs, terwijl heroïne een ernstig gevaar vormt voor de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan deze verdovende middelen, de eindgebruikers, doorgaans niet over voldoende middelen beschikken om deze middelen te kopen. Dit gegeven brengt met zich mee dat deze gebruikers doorgaans vermogensdelicten (diefstallen, inbraken) plegen om aan de nodige financiële middelen te komen, zulks met alle gevolgen voor de samenleving van dien.
Voorts heeft de verdachte een viertal patroonmagazijnen en een grote hoeveelheid munitie aanwezig gehad in de woning. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, heeft hij daaraan bijgedragen.
De combinatie van de aanwezige hoeveelheid drugs en de wapens lijkt, zo leert de ervaring, te passen in de handel in heroïne. Vermoed wordt dat de essentiële onderdelen van vuurwapens in verdachtes woning aanwezig waren in verband met bescherming binnen het criminele milieu. Ondanks het feit dat de verdachte geen complete wapens voorhanden had, acht de rechtbank het voorhanden hebben hiervan in combinatie met een ruime hoeveelheid harddrugs en middelen die verband houden met de bewerking en de handel in harddrugs een zeer zorgelijke combinatie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte, naast veroordelingen voor andere feiten, eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Het uittreksel maakt bovendien melding van een veroordeling ter zake van een verdovende middelen gerelateerd feit in België in 2014.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 maart 2016. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport dat ten behoeve van de rechtszitting van 10 maart 2016 is opgesteld. Bij schuldigverklaring van de verdachte adviseerde de reclassering in deze rapportage een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een verplichte ambulante behandeling.
Voorts heeft de reclassering ten behoeve van de rechtszitting van 8 december 2017 een voortgangsverslag opgemaakt gedateerd 6 december 2017.
In het kader van het toezicht heeft de reclassering de verdachte in mei 2016 uitgenodigd voor een intakegesprek. De verdachte is verschenen op de afspraak en is sindsdien eens in de twee weken gesproken in het kader van het reclasseringstoezicht. Hij heeft zich gedurende het reclasseringstoezicht gehouden aan zijn afspraken in het kader van zijn meldplicht en heeft zich begeleidbaar opgesteld.
In juni 2016 heeft de reclassering de verdachte aangemeld voor een intakegesprek en, indien geïndiceerd, een behandeling bij Palier GGZ. Dit gesprek heeft in oktober 2016 plaatsgevonden. De behandeling was gericht op vermindering van het softdrugsgebruik en het stabiliseren van het leven van de verdachte. Omdat deze doelen blijken te zijn behaald, heeft de verdachte geen actieve behandeling meer. Als de verdachte of de reclassering dit weer noodzakelijk acht, dan kan er contact met de behandelaar worden opgenomen.
De reclassering is van mening dat, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, reclasseringstoezicht en/of een werkstraf meer bijdraagt aan het verminderen van het recidiverisico dan het opleggen van een gevangenisstraf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Daargelaten het standpunt van de reclassering over het verminderen van het recidiverisico overweegt de rechtbank dat gezien de ernst van de feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij een dergelijke grote hoeveelheid harddrugs en essentiële onderdelen van vuurwapens en munitie in zijn woning voorhanden heeft gehad en houdt daarnaast rekening met het feit dat de aangetroffen goederen verspreid over het huis zijn aangetroffen. Deze omstandigheid brengt met zich mee dat de goederen toegankelijk zijn geweest voor een ieder die zich in de woning van de verdachte heeft bevonden. Behalve het feit dat het voorhanden hebben van de voornoemde goederen een groot risico met zich mee brengt, vertegenwoordigen de aangetroffen harddrugs bovendien een aanzienlijke waarde binnen het criminele circuit.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, gezien de omstandigheid dat de feiten inmiddels 2 jaar geleden zijn gepleegd, bij de bepaling van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop en dat dit tijdsverloop voldoende is verdisconteerd in het voorwaardelijk op te leggen strafdeel.
Gelet op de lange tijd dat verdachte reeds op vrije voeten is, ziet de rechtbank geen aanleiding tot opheffing van de schorsing en voortzetting van de voorlopige hechtenis.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1,2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. A.J.L.M. van der Wildt en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Rotterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen 5764,3 gram paracetamol en/of 53 gram cafeïne en/of een of meer weegschalen, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige
redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van
dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Rotterdam (een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een patroon
magazijn, zijnde een onderdeel/hulpstuk dat specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, kaliber: .40 en/of
- een patroon
magazijn, zijnde een onderdeel/hulpstuk dat specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, model: 27, kaliber: .40 en/of
- een patroon
magazijn, zijnde een onderdeel/hulpstuk dat specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, model: 17, kaliber: 9mm. en/of
- een patroon
magazijn, zijnde een onderdeel/hulpstuk dat specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, model: 19, kaliber: 9 mm.
en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 27 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: C.B.C. 9mm Luger en/of
- 5 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: S&B 9mm Luger en/of
- 29 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: S&B 9x19 en/of
- 16 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: S&B 9mm Luger en/of
- 70 kogelpatronen van het kaliber: .40 (voorzien van bodemstempel: S&B.40 S&W en/of
- 18 kogelpatronen van het kaliber 9 mm. (voorzien van bodemstempel: 9mm Luger voorhanden heeft gehad;