ECLI:NL:RBROT:2017:10370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
10/691132-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door meerdere personen met oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 8 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren in [geboorteland verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in PI Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen oogmerk had tot wederrechtelijke toe-eigening en dat er geen sprake was van medeplegen.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal, ondanks dat hij niet de uiteindelijke uitvoerder was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met anderen, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor reclassering.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De verdachte heeft een verleden met justitie, maar de rechtbank hield rekening met de lange tijd sinds zijn laatste veroordeling. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling en begeleiding voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691132-17
Datum uitspraak: 8 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, waaronder de verplichting zich te melden, zich ambulant te laten behandelen, en zich in te spannen voor het zoeken van een geschikte huisvesting, een dagbesteding en stabilisatie van zijn financiën.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe - kort weergegeven - aangevoerd dat er geen oogmerk bij de verdachte heeft bestaan tot wederrechtelijke toe-eigening van enig goed. Voorts heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is van medeplegen, omdat een nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt. Volgens de raadsman wilde de verdachte juist het incident waarbij zijn broer betrokken was, de-escaleren. De verdachte zou volgens de raadsman geprobeerd hebben de jongens uit elkaar te halen.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte blijkens de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen niet heeft getracht het incident op de [plaats delict] te de-escaleren. Uit de camerabeelden blijkt evident dat een persoon, die later als de verdachte wordt herkend, een wezenlijke bijdrage aan de beroving levert door de aangever in te sluiten met zijn mededaders en door later aan de tas van de aangever te trekken. De verdachte maakt op geen enkele wijze de indruk dat hij mensen uit elkaar wil halen, hetgeen door de raadsman is betoogd. De stelling dat de verdachte het incident heeft willen de-escaleren wordt ook overigens op geen enkele wijze ondersteund. Gelet op de feiten en omstandigheden wordt de verklaring van de verdachte dat hij heeft willen de-escaleren door de rechtbank volstrekt onaannemelijk geacht en wordt dit verweer verworpen.
In het licht van het overzichtsarrest van de Hoge Raad omtrent medeplegen van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) benadrukt de rechtbank dat het feit dat niet wordt waargenomen dat het de verdachte is die uiteindelijk geld wegneemt, niet in de weg staat aan een bewezenverklaring ter zake van het medeplegen van diefstal van geweld. Niet doorslaggevend is immers dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd. Door met medeverdachten ter plaatse rond te hangen, zich op te dringen aan de aangever, de aangever aan te spreken en uiteindelijk aan de tas van de aangever te trekken is er ontegenzeggelijk sprake geweest van een dergelijke wezenlijke bijdrage van de verdachte.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, dat medeplegen van diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld bewezen kan worden geacht.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 juli 2017 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen 100 euro, geheel toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het - zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en - beetpakken en vasthouden van een tas in de handen van die [naam slachtoffer] en (vervolgens) (met kracht) rukken en trekken aan voornoemde tas in de handen van die [naam slachtoffer] en die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en vervolgens openritsen van voornoemde tas en vervolgens wegnemen van 100 euro uit deze tas.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof, door met geweld en in vereniging met anderen, geld van de aangever te stelen. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het gebruikte geweld niet heel heftig is, nu het fysieke geweld uitsluitend op de tas gericht is geweest. Dat bekent niet dat het geen ernstig feit is. Aangever stond immers nietsvermoedend bij een vriend voor de deur, toen hij ineens intimiderend en gewelddadig benaderd werd door de verdachte en zijn mededaders. De verdachte heeft samen met anderen aan de tas van de aangever getrokken. De aangever is vervolgens ook ten val gekomen. Daarna bleven de verdachte en de mededaders aan de tas trekken, waarna uiteindelijk geld bij de aangever is weggenomen. Het spreekt voor zich dat de aangever erg geschrokken is van het voorval en dat hij zich erg geïntimideerd heeft gevoeld.
De aangever is door de verdachte en zijn mededaders aangevallen en beroofd. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke delicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De verdachte en zijn mededaders hebben hiervoor geen oog gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank houdt echter rekening met het feit dat dit een veroordeling betreft die dateert in 2003.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 november 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering rapporteert dat de verdachte na een verblijf op Curaçao in de periode van 2009 tot en met 2015, tot aan onderhavig delict niet meer in Nederland is veroordeeld. Op Curaçao en daarvoor in Nederland, is de verdachte wel met justitie in aanraking gekomen. De reclassering zegt moeilijk een verband te kunnen leggen tussen het delictgedrag en de aanwezige probleemgebieden omdat de verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd.
Uit het onderzoek van de reclassering zijn problemen geconstateerd op de gebieden, woonomgeving, sociaal netwerk, dagbesteding en financiën. Daarnaast gebruikt de verdachte softdrugs, maar zijn er geen aanwijzingen dat zijn drugsgebruik leidt tot delictgedrag. Voorts zijn er vermoedens van gedragsproblematiek en een laag cognitief functioneren. De verdachte is niet in staat gebleken zijn leven geheel zelfstandig op te bouwen. Met behulp van zijn moeder heeft de verdachte huisvesting gevonden. Tevens beheert de moeder van de verdachte zijn financiën, hetgeen enige stabiliteit in zijn leven lijkt te hebben gebracht. Toch is er volgens de reclassering nog steeds sprake van onvoldoende structuur in het leven van de verdachte. De verdachte heeft geen daginvulling en uit referenteninformatie blijkt dat hij reeds jaren zorgelijk gedrag vertoond. De verdachte zou bewoners uit de buurt bedreigen, mishandelen en afpersen. Uit angst voor de verdachte zou er door de bewoners geen aangifte zijn gedaan.
De verdachte heeft volgens de reclassering weinig inzicht in zijn gedrag en de oorzaak van zijn problemen legt hij buiten zichzelf, hetgeen de kans op delict gedrag in de toekomst kan verhogen. Het voornoemde en de gedragingen in onderhavige zaak baren de reclassering zorgen. De reclassering acht, bij een veroordeling, ter voorkoming van de delict gedrag in de toekomst, een reclasseringstoezicht, waarbinnen de verdachte deelneemt aan een persoonlijkheidsonderzoek en een behandeling noodzakelijk. Voorts achten zij begeleiding nodig om de verdachte te helpen om meer vorm te geven aan zijn leven en hem verdere praktische hulp aan te bieden. De reclassering vindt het positief dat de verdachte erkent dat de woonomgeving niet goed is en dat hij overweegt om bij zijn vriendin, die in Lelystad woont, in te trekken.
De reclassering adviseert de rechtbank om bij een bewezenverklaring, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, waarbinnen de verdachte een persoonlijkheidsonderzoek en behandeling zal ondergaan bij “Het Dok” of een soortgelijke instelling. Voorts acht de reclassering het nodig dat de verdachte praktische ondersteuning op het gebied van huisvesting, financiën, dagbesteding krijgt en dat er oog is voor zijn sociaal netwerk en softdrugsgebruik.
7.4.
Standpunt Officier van Justitie
In aanvulling op de eis heeft de officier van justitie betoogd dat het opleggen van een locatiegebod met elektronisch toezicht niet nodig is. Oplegging van deze door reclassering geadviseerde voorwaarde is praktisch ook lastig uitvoerbaar, omdat op dit moment onduidelijk is hoe lang en waar de verdachte zal wonen. Ook het door reclassering geadviseerde contactverbod wordt door de officier van justitie niet passend geacht, aangezien het juist medeverdachten zijn die contact zoeken met de verdachte en de verdachte door zijn persoonlijkheid moeilijk in staat is dat contact af te houden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank volgt de officier van justitie ten aanzien van zijn standpunt dat de verdachte zeer gebaat is bij begeleiding en ondersteuning vanuit de reclassering en zal daarom een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen met bijzondere voorwaarden. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat het belang dat de verdachte wordt behandeld aan zijn problematiek groter is dan dat hij langer gedetineerd blijft zitten, wijkt het onvoorwaardelijk opgelegde strafdeel af van de eis van de officier van justitie. De eerder genoemde beperkte mate van het fysieke geweld biedt daar ook ruimte toe. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voor wat de op te leggen bijzondere voorwaarden betreft, volgt de rechtbank de reclassering, met uitzondering van het locatiegebod, elektronisch toezicht en het contactverbod, zoals door de officier van justitie is voorgesteld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
78 (achtenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan onderzoek naar zijn persoon en zich - indien zulks voortvloeit uit dit onderzoek - onder ambulante behandeling stellen voor zijn problematiek bij de forensische psychiatrische polikliniek “Het Dok” of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar worden gegeven;
3. de veroordeelde zal, onder begeleiding van de reclassering, inspanningen verrichten voor wat het zoeken van een geschikte huisvesting betreft;
4. de veroordeelde heeft, onder begeleiding van de reclassering, de inspanningsverplichting om mee te werken aan begeleiding gericht op dagbesteding en het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of ander soort dagactiviteiten;
5. de veroordeelde heeft, onder begeleiding van de reclassering, een inspanningsverplichting om zijn financiën te stabiliseren.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en A.J.L.M. van der Wildt en mrs. A.A.T. Werner , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 100 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of - beetpakken en/of vasthouden van een tas in de handen van die [naam slachtoffer] en/of - (vervolgens) (met kracht) rukken en/of trekken aan voornoemde tas in de handen van die [naam slachtoffer] , als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en/of - (daarbij) (vervolgens) openritsen van voornoemde tas en/of (vervolgens) wegnemen van 100 euro (2 x 50 euro) uit deze tas.