Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
, zoek jij ook even een verhuurdersverklaring op het internet, er zijn vele voorbeelden. Ik kom er aan.” volgt dat [gedaagde sub 1] voordat hij naar het kantoor van [eiser] ging om die verklaring heeft gevraagd. Twee dagen daarvoor heeft [gedaagde sub 1] op 12 juni 2013 aan [eiser] het volgende bericht gestuurd: “
Ik heb het uitgezocht. De urgentie schijnt een week of 8 à 10 te duren. Dit moeten we opnieuw onder vier ogen bespreken.” Uit deze berichten in onderling verband bezien, kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] de verhuurders-verklaring nodig had in het kader van een urgentieaanvraag. Een andere uitleg heeft hij niet gegeven. Hieruit kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat [gedaagde sub 1] op 12 juni 2013 wist dat de huur was opgezegd. Immers kan niet worden ingezien waarom [gedaagde sub 1] anders binnen een maand na het betrekken van zijn nieuwe woning een urgentieaanvraag wilde indienen. Indien deze aanvraag geen verband hield met de opzegging, had [gedaagden] inzage kunnen geven in het urgentiedossier, hetgeen hij heeft nagelaten. [gedaagde sub 1] moet daarmee bekend zijn geweest omdat zonder die wetenschap niet kan worden ingezien waarom de duur van een dergelijke aanvraag “onder vier ogen” besproken moest worden, zoals [gedaagde sub 1] op 12 juni 2013 aan [eiser] schreef. Aldus is onvoldoende gemotiveerd betwist dat de huurovereenkomst door [eiser] met inachtneming van de op grond van de huurovereenkomst geldende opzegtermijn van drie maanden is opgezegd.
3.De beslissing
€ 11.000,00 (elf duizend Euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 119 BW over dat bedrag, met ingang van
8 oktober 2013, tot de dag van volledige betaling,