ECLI:NL:RBROT:2017:10833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
10/710290-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, mishandeling van vader, belediging van ambtenaar en wapenbezit

Op 18 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, mishandeling van zijn vader, belediging van een politieagent en wapenbezit. De zaak kwam voor de rechtbank na een vechtpartij op 9 september 2017 in Ridderkerk, waarbij de verdachte een hamer gebruikte om het slachtoffer, [naam slachtoffer 1], te slaan. De verdachte ontkende met de hamer te hebben geslagen, maar getuigen bevestigden zijn betrokkenheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot zware mishandeling, evenals de andere ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en diverse voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/710290-17
Datum uitspraak: 18 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman H. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede zich inzet voor een dagbesteding en het behouden van werk, urinecontroles laat doen en zich eventueel ambulant laat behandelen bij Youz.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2, 3, subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte erkent dat verdachte betrokken is geweest bij de vechtpartij, maar dat er geen sprake was van het slaan met een hamer. De verdachte kwam die bewuste avond uit een discotheek met detectiepoortjes en is bij binnenkomst gefouilleerd. Bij de fouillering zou de hamer moeten zijn opgevallen. Dit is echter niet gebeurd. Daarnaast zou de verdachte de hamer in zijn broek naast zijn been hebben gestopt. Door op deze manier een hamer te vervoeren wordt het lopen belemmerd. Hier was echter geen sprake van. Ook zouden de verwondingen van het slachtoffer door het slaan met een hamer veel ernstiger moeten zijn geweest. De raadsman voert aan dat het heel goed mogelijk is geweest dat de ontstane verwondingen door de zegelring van verdachte zijn gekomen. Bij het slachtoffer is letsel geconstateerd aan de linkerzijde van het hoofd. De verdachte had de zegelring aan zijn rechterringvinger. Wanneer er geslagen wordt dan komt het aan de linkerzijde van het hoofd uit.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op zaterdag 9 september 2017 heeft er in Ridderkerk een vechtpartij plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] . Het slachtoffer had zichtbare verwondingen aan zijn hoofd en aan zijn rug. De verdachte verklaart dat hij heeft gevochten, maar hij spreekt tegen dat hij met een hamer heeft geslagen. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte ineens een hamer tevoorschijn haalde en hem daarmee op zijn hoofd heeft geraakt en daarna weer met de hamer werd geraakt. De twee getuigen verklaren dat zij gezien hebben dat verdachte een hamer vast hield.
De rechtbank beschouwt op grond hiervan de verklaring van verdachte dat hij geen hamer heeft gebruikt als onaannemelijk. Dat de verwondingen bij het slachtoffer niet veel ernstiger zijn geweest is niet aan verdachte te danken, maar veeleer aan het feit dat het slachtoffer geprobeerd heeft zich te verdedigen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen met een hamer heeft geslagen.
4.2.3.
Conclusie
Door de aangever met een hamer op, dan wel tegen het hoofd en het lichaam te slaan, bestond de aanmerkelijke kans dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De verdachte moet dit hebben geweten. Door niettemin te handelen zoals hij heeft gedaan heeft de verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans aanvaard. Dat in dit geval geen zwaar lichamelijk letsel is ontstaan is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Anders dan de raadsman kennelijk heeft willen betogen kan daaruit dus niet worden afgeleid dat de kans op zwaar letsel niet aanwezig was. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 09 september 2017 te Ridderkerk
ter uitvoering van het voornemen om
aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een hamer, op/tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 03 december 2017 te Ridderkerk
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat,
[naam slachtoffer 2] , heeft mishandeld door (meermalen)
- een kopstoot te geven en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;
3.
hij op 03 december 2017 te Ridderkerk
opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 3] , hoofdagent van de politie
eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
(mondeling) heeft beledigd,
door hem (meermalen)
- de woorden toe te voegen: Vuile kanker hoerenzoon, ik maak je dood!,
- in het gezicht en/of in zijn richting te spugen;
4.
hij op 03 december 2017 te Ridderkerk
opzettelijk en wederrechtelijk een politievoertuig,
geheel toebehorende aan Politie eenheid Rotterdam, heeft beschadigd;
5.
hij op 5 maart 2015 te Ridderkerk
een wapen als bedoeld in de Wet Wapens en munitie artikel 2 lid 1 categorie 1
onder 7, te weten een nabootsing van een vuurwapen, namelijk van een pistool
(dat wat betreft gelijkenis overeenkomt met het pistool Manuel, H1911A1
Pistol, 45 cal.), zijnde een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van de bij
de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage 1,
voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 5 maart 2015 te Ridderkerk
munitie als bedoeld in de Wet Wapens en munitie artikel 1 sub 4 categorie III,
te weten een knalpatroon, kaliber 7 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
Poging tot zware mishandeling;
Feit 2
Mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
Feit 3
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feit 4
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
Feit 5
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 6
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige misdrijven, te weten een poging zware mishandeling, een mishandeling van zijn vader, belediging van een politieagent, een vernieling en verboden wapenbezit. De verdachte heeft door het slaan met een hamer op één slachtoffer en door het geven van een kopstoot bij het andere slachtoffer inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. De verdachte mag van geluk spreken dat er geen erger letsel is ontstaan. Door zijn handelen heeft verdachte behalve letsel toegebracht aan de slachtoffers ook de mensen die ongewild getuige waren van de mishandelingen, angst aangejaagd.
Door de politieagent te beledigen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het gezag van de politie. Politieagenten, belast met het openbaar gezag, zouden hun werk moeten kunnen doen zonder daarbij beledigd en bespuugd te worden. Dergelijke feiten betekenen een ondermijning van het openbaar gezag. Hieraan heeft verdachte bijgedragen door zijn uitlatingen, die bovendien zijn gedaan in het bijzijn van anderen en daardoor des te grievender zijn geweest. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vernielen van het dak van het politievoertuig waarin hij vervoerd werd.
Ten slotte heeft de verdachte een imitatiewapen voorhanden gehad. Met dit voorwerp kan weliswaar geen fysiek letsel worden toegebracht, maar het is wel voor bedreiging en afdreiging geschikt en daarom verboden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 november 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Verdachte is veelvuldig voor geweldsdelicten en vermogensdelicten veroordeeld. Op basis van dossierinformatie wordt geconcludeerd dat er sprake is van een lacunaire gewetensfunctie en een tekort schietende agressieregulatie. Hoewel de verdachte het
ongewenste van zijn gedrag lijkt in te zien en pogingen doet om orde op zaken te stellen, lijkt de motivatie enkel toe te zien op praktische zaken, zoals het behouden van zijn werk, het vinden van huisvesting en het versterken van contacten met familie en zijn partner. De verdachte reflecteert niet op zichzelf en is niet bereid om op zichzelf te reflecteren en aan gedragsverandering te werken. Het is onbekend welke rol het alcoholgebruik van verdachte heeft gespeeld bij de totstandkoming van de geweldsdelicten. Gelet op de eerder gediagnosticeerde persoonlijkheidsproblematiek (en middelenproblematiek), problemen in de agressieregulatie en het justitieel verleden, wordt bij veroordeling de kans op recidive als hoog ingeschat. Het recidiverisico kan verlaagd worden indien de sociaalmaatschappelijke situatie stabiel blijft, verdachte doordrongen raakt van de noodzaak tot gedragsverandering en indien er een succesvolle behandeling gericht op zijn agressieproblematiek plaatsvindt.
Geadviseerd wordt om de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling voor zijn verslavingsgevoeligheid en agressieproblematiek bij Bouman GGZ of een soortgelijke instelling, een contactverbod met de heer [naam slachtoffer 1] zolang het openbaar ministerie het nodig acht en een inspanningsverplichting om mee te werken aan het in kaart brengen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank weegt in positieve zin mee dat de verdachte vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en heeft laten zien dat het hem spijt.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is. Nu de rechtbank, evenals de officier van justitie en de reclassering, begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 156,19 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 250,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert dat de vordering van [naam benadeelde 1] wat het immateriële deel aan de hoge kant is en vraagt de rechtbank om deze te matigen. Ook verzoekt de officier van justitie de rechtbank tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel en het opleggen van de wettelijke rente.
Met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 2] concludeert de officier van justitie tot toewijzing van die vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot de vordering van de heer [naam benadeelde 2] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de officier van justitie.
Wat betreft de vordering van de heer [naam benadeelde 1] is de raadsman van mening dat de vordering met betrekking tot het materiële gedeelte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat onvoldoende vast is komen te staan dat de jas en het shirt daadwerkelijk gescheurd zijn. Er zijn alleen foto’s van de nieuwe spullen ter onderbouwing gegeven. Foto’s van de kledingstukken zoals ze nu zijn, zijn niet overhandigd.
Wat betreft het immateriële deel dient de toewijzing gematigd te worden tot een bedrag van 250 euro, omdat de benadeelde partij zelf degene is geweest die de eerste klap heeft uitgedeeld aan de verdachte. De verdachte heeft daaraan een gebroken neus overgehouden.
8.3.
Beoordeling
Feit 1 Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering met betrekking tot de jas, het shirt en de reiskosten (€ 156,19) genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Vast is ook komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 september 2017.
Feit 3 Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 december 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 656,19 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 250,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 43a, 44, 45, 57, 302, 304, 267, 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 13 en 26 van Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 maanden (acht maanden) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
2. de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, ook als het een korte klinische opname betekent van maximaal 6 weken;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een agressie- en alcoholmisbruiktraining bij Youz, of een soortgelijke instelling;
4. de veroordeelde zal zich optimaal inspannen ten behoeven van het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen;
5. de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
6. de veroordeelde spant zich optimaal in voor het behouden van werk en het vinden van een dagbesteding;
geeft aan Bouman GGZ, afdeling reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 656,19 (zegge: zeshonderd zesenvijftig euro en negentien cent), bestaande uit € 156,19 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 250,00 (zegge: twee honderd en vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 656,19(hoofdsom,
zegge: zeshonderd zesenvijftig euro en negentien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 656,19 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
13 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 250,00(hoofdsom,
zegge: twee honderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 250,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld 18 december 2017.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 september 2017 te Ridderkerk
ter uitvoering van het voornemen om
aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een hamer, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover hot vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden;
hij op of omstreeks 09 september 2017 te Ridderkerk
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een hamer, althans een hard voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te slaan;
2.
hij op of omstreeks 03 december 2017 te Ridderkerk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 2] (vader van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, (meermalen)
- een kopstoot heeft gegeven en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het voorstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 december 2017 te Ridderkerk
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat,
[naam slachtoffer 2] , heeft mishandeld door (meermalen)
- een kopstoot te geven en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 03 december 2017 te Ridderkerk
opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 3] , hoofdagent van de politie
eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van dc rechtmatige uitoefening van
zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid,
(mondeling) heeft beledigd,
door hem (meermalen)
- de woorden toe te voegen: Vuile kanker hoerenzoon, ik maak je dood!, althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
- in het gezicht en/of in zijn richting te spugen;
4.
hij op of omstreeks 03 december 2017 te Ridderkerk
opzettelijk en wederrechtelijk een politievoertuig, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Politie eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
hoeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,;
5.
hij op of omstreeks 5 maart 2015 te Ridderkerk
een wapen als bedoeld in de Wet Wapens en munitie artikel 2 lid 1 categorie 1
onder 7, te weten een nabootsing van een vuurwapen, namelijk van een pistool
(dat wat betreft gelijkenis overeenkomt met het pistool Manuel, H1911A1
Pistol, 45 cal.), zijnde een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van de bij
de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage 1,
voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 5 maart 2015 te Ridderkerk
munitie als bedoeld in de Wet Wapens en munitie artikel 1 sub 4 categorie III,
te weten een knalpatroon, kaliber 7 mm, voorhanden heeft gehad.