ECLI:NL:RBROT:2017:1084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
C/10/487988 / HA ZA 15-1106, C/10/487990 / HA ZA 15-1107, C/10/487999 / HA ZA 15-1110, C/10/488001 / HA ZA 15-1112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentieel vonnis inzake verzoek om afschrift van dagvaardingen en correspondentie in civiele procedure

Op 8 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een incidenteel vonnis gewezen in een civiele procedure tussen BOGENDA REPAIR B.V. en verschillende rechtspersonen, waaronder AKEORE VENTURES LIMITED, ATRAILIA VENTURES LIMITED, DINASKQUE VENTURES LIMITED en PRO-EXPORTS VENTURES LIMITED. De zaak betreft een verzoek van Atrailia c.s. aan Bogenda om afschrift van dagvaardingen en correspondentie met betrekking tot vier sleepboten. Atrailia c.s. stelt dat zij de dagvaardingen nooit heeft ontvangen en dat zij daardoor niet in staat is om verweer te voeren. Bogenda heeft echter aangeboden de dagvaardingen alsnog ter beschikking te stellen, waardoor dit onderdeel van de vordering van Atrailia c.s. is afgewezen.

Daarnaast vorderde Atrailia c.s. afschrift van alle correspondentie en berichtgeving met betrekking tot de schepen, maar deze vordering werd afgewezen omdat de rechtbank van oordeel was dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder deze gegevens gewaarborgd kon worden. De rechtbank benadrukte dat het aan Bogenda is om haar vordering voldoende te onderbouwen en dat Atrailia c.s. in staat is om afdoende verweer te voeren. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal worden voortgezet met een conclusie van antwoord op 22 maart 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/487988 / HA ZA 15-1106
C/10/487990 / HA ZA 15-1107
C/10/487999 / HA ZA 15-1110
C/10/488001 / HA ZA 15-1112
Vonnis in incident van 8 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOGENDA REPAIR B.V.,
gevestigd te Zuidland,
eiseres,
verweerster in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. R.L. Latten,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
AKEORE VENTURES LIMITED,
gevestigd te Mahé (Republiek der Seychellen),
gedaagde,
eiseres in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei,
en in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOGENDA REPAIR B.V.,
gevestigd te Zuidland,
eiseres,
verweerster in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. R.L. Latten,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
ATRAILIA VENTURES LIMITED,
gevestigd te Mahé (Republiek der Seychellen),
gedaagde,
eiseres in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei,
en in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOGENDA REPAIR B.V.,
gevestigd te Zuidland,
eiseres,
verweerster in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. R.L. Latten,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
DINASKQUE VENTURES LIMITED,
gevestigd te Mahé (Republiek der Seychellen),
gedaagde,
eiseres in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei,
en in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOGENDA REPAIR B.V.,
gevestigd te Zuidland,
eiseres,
verweerster in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. R.L. Latten,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
PRO-EXPORTS VENTURES LIMITED,
gevestigd te Mahé (Republiek der Seychellen),
gedaagde,
eiseres in het incident ex artikel 843a en 843b Rv,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei,
Partijen zullen hierna Bogenda en Atrailia c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 november 2016 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a en 843b Rv;
  • de namens Atrailia c.s. op 12 januari 2017 en 13 januari 2017 overgelegde sets producties;
  • de brief van mr. Van der Klei van 3 januari 2017;
  • de brief van mr. Van der Klei van 6 januari 2017;
  • de door mr. Latten en mr. Van der Klei op de zitting van 19 januari 2017 overgelegde pleitaantekeningen;
  • de brief van mr. Van der Klei van 24 januari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Atrailia c.s. vordert dat Bogenda wordt veroordeeld tot het verstrekken van afschrift van de dagvaardingen waarmee de onderhavige procedures zijn ingeleid en van alle correspondentie en berichtgeving tussen Bogenda en Atrailia c.s. inzake de vier schepen South, East, North en West, een en ander op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Bogenda in de proceskosten, een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
2.2.
Bogenda concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Atrailia c.s. in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
2.3.
In deze procedure gaat het, heel kort weergegeven, om werkzaamheden die Bogenda heeft verricht aan een viertal sleepboten (de South, de North, de East en de West) en de financiële afwikkeling daarvan. Bogenda stelt zich op het standpunt dat zij van Atrailia c.s. als de onderscheidenlijke eigenaren van de schepen voor die werkzaamheden opdracht heeft gekregen. Uit de in het onderhavige incident genomen conclusie blijkt dat Atrailia c.s. deze stelling betwist.
2.4.
In het onderhavige incident heeft Atrailia c.s. zich op het standpunt gesteld dat de inleidende dagvaardingen nooit bij haar terecht zijn gekomen, dat zij die stukken niet kent en dus niet in staat is verweer te voeren. Op de zitting van 19 januari 2017 hebben partijen met elkaar afgesproken dat Bogenda de dagvaardingen alsnog vrijwillig aan Atrailia c.s. ter beschikking zal stellen. Uit de onder 1.1 genoemde brief van 24 januari 2017 blijkt dat dit inmiddels is gebeurd. Hieruit volgt dat Atrailia c.s. geen belang meer heeft bij dit onderdeel van haar vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
2.5.
Atrailia c.s. vordert daarnaast afschrift van “alle correspondentie en berichtgeving […] waaronder begrepen brieven, e-mail, Whatsapp, sms, en andere vormen van berichtenuitwisseling op papier en/of elektronisch” ter zake de vier schepen. Deze vordering zal worden afgewezen op de grond dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling – in elk geval in deze fase van de procedure – ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Het is aan Bogenda als eiseres haar vordering voldoende te onderbouwen, waartoe ook gerekend moet worden de stelling dat de overeenkomsten waarop zij haar vorderingen baseert zijn gesloten met Atrailia c.s., en zo nodig de relevante feiten te bewijzen. Gelet op het stelsel van artikel 149 en 150 Rv valt niet in te zien dat Atrailia c.s. thans geen afdoende verweer zou kunnen voeren. De rechtbank ziet zich in dit oordeel bevestigd door de uitlatingen namens Atrailia c.s. op de zitting.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank had het in de rede gelegen dat Bogenda eigener beweging de dagvaardingen ter beschikking zou hebben gesteld, ook als zij van mening was (en is) dat deze correct zijn uitgebracht en dat Atrailia c.s. thans niet rechtsgeldig in dit proces zijn vertegenwoordigd. Zo bezien was het aanhangig maken van dit incident dus niet zonder reden. Aldus worden beide partijen feitelijk deels in het gelijk gesteld. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren.
2.7.
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen voor conclusie van antwoord.
2.8.
Gelet op de verplichting van de rechtbank te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure (artikel 20 Rv), wijst de rechtbank uitdrukkelijk op het volgende. De dagvaardingen in deze procedures zijn uitgebracht in oktober 2015. Sindsdien is er veel gebeurd (omdat een derde een incident tot tussenkomt heeft geopend, Bogenda een incidentele vordering heeft ingesteld inzake zekerheidsstelling voor de proceskosten door die tussenkomende partij en Atrailia c.s. het onderhavige incident is begonnen, terwijl voorts de tussenkomende partij inmiddels niet-ontvankelijk is verklaard), maar met de inhoudelijke behandeling van de zaken is nog geen begin gemaakt. Tegen deze achtergrond wordt van Atrailia c.s. verwacht eventuele andere incidenten gelijktijdig met de conclusie van antwoord in de hoofdzaak naar voren te brengen (artikel 128 lid 3 Rv).

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 maart 2017voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.
1980/
1729