ECLI:NL:RBROT:2017:10843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
5321678 CV EXPL 16-6569
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg artikel 20.2 cao Glastuinbouw en geschil over uitzendovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen Inforcontracting B.V. De eisers werkten op basis van een uitzendovereenkomst en vorderden naleving van de CAO voor uitzendkrachten, betaling van achterstallig loon, reiskostenvergoeding en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De procedure begon met een dagvaarding op 18 augustus 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 9 december 2016. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van [eiser 1] was aangegaan voor een periode van drie maanden, wat betekent dat de opzegtermijn zeven kalenderdagen bedroeg. Inforcontracting had verweer gevoerd tegen de vorderingen van eisers, onder andere met betrekking tot de reiskostenvergoeding, en stelde dat zij geen reiskostenvergoeding verschuldigd was omdat zij voor bedrijfsvervoer had gezorgd. De kantonrechter oordeelde dat de cao geen ruimte biedt voor het in rekening brengen van kosten voor bedrijfsvervoer aan werknemers, en dat Inforcontracting de kosten die zij voor vervoer in rekening heeft gebracht, moest terugbetalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers gedeeltelijk toegewezen, waaronder de betaling van een bedrag aan loon en de verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 4 mei 2017 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5321678 CV EXPL 16-6569
uitspraak: 20 april 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiser 1]en
[eiser 2],
beiden wonende te [plaatsnaam],
eisers,
gemachtigde: F.W. Roguski,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Inforcontracting B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. van der Voet.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser 1]’, ‘[eiser 2] en ‘Inforcontracting’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 18 augustus 2016, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 29 september 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
de akte wijziging van eis van eisers van 9 december 2016;
de aantekening dat de comparitie heeft plaatsgevonden op 9 december 2016.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
Eisers werkten op basis van een uitzendovereenkomst voor Inforcontracting. In de arbeidsovereenkomst van [eiser 1] stond – voor zover thans van belang – het volgende:
“1.3 De werknemer is werkzaam in fase A. (…)
1.4
De onderhavige uitzendovereenkomst is een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding.
1.5
Beide partijen kunnen de uitzendovereenkomst per aangetekende brief tussentijds opzeggen tegen de eerstvolgende werkdag met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand voor de werkgever, en 14 kalenderdagen voor de werknemer.”
2.3
Op de tussen partijen gesloten overeenkomst is de ABU-CAO van toepassing. Daarin staat – voor zover thans van belang – het volgende:
“Artikel 14 -Beëindiging van de uitzendovereenkomst met uitzendbeding
1. In geval van een uitzendovereenkomst met uitzendbeding, is het de uitzendkracht toegestaan de uitzendovereenkomst tussentijds met onmiddellijke ingang op te zeggen. (…)
Artikel 15 –Beëindiging van de detacheringsovereenkomst
1. de detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd kan te allen tijde door de uitzendkracht en door de uitzendonderneming tussentijds worden opgezegd tegen de eerstvolgende werkdag, met inachtneming van de hierna in lid 2 vermelde opzegtermijnen, (…)
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde opzegtermijnen bedragen voor de uitzendkracht:- bij een detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd van drie maanden of korter: zeven kalenderdagen;- bij een detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan drie maanden maar korter dan zes maanden: veertien kalenderdagen; (…)”
2.4
Eisers waren uitgeleend aan Brabant Plant B.V. Op de werknemers van Brabant Plant B.V. is de cao Glastuinbouw van toepassing. Daarin staat – voor zover thans van belang – het volgende:
“2.Reiskosten woon-werkDe werknemer ontvangt een reiskostenvergoeding voor de afstand boven de 10 km van zijn woning tot de plaats van aanvang van de werkzaamheden volgens de volgende tabel. De vergoeding geldt per gewerkte dag.(…)4. De werknemer maakt geen aanspraak op de vergoeding woon-werk wanneer de werkgever voor zijn rekening voor bedrijfsvervoer zorgt.”

3.De vordering (na wijziging van eis)

3.1
Eisers vorderen dat Inforcontracting bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot:
I. naleving van de CAO voor uitzendkrachten op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 1.000,- per dag voor elke dag dat Inforcontracting na 14 dagen na het vonnis in gebreke is;
II. betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 631,- bruto en € 1.671,56 netto en betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 1.616,78 netto, vermeerderd met de wettelijke verhoging, onder verstrekking van een deugdelijke netto/bruto specificatie alsmede betaalbewijzen binnen 14 dagen na het vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat Inforcontracting hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-;
III. betaling van de wettelijke rente over bovenstaande bedragen, vanaf de gemiddelde datum van de tekortkomingen in de nakoming tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. betaling aan eisers van de buitengerechtelijke kosten van € 217,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitspraak;
V. betaling aan [eiser 1] van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging;
VI. tot betaling van de proceskosten, waaronder een bedrag aan nakosten.
3.2
Eisers leggen (een tekortkoming in de) nakoming van de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomsten en de daaruit voortvloeiende verplichtingen aan hun vordering ten grondslag.

4.Het verweer

4.1
Inforcontracting heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1
Eisers hebben onder meer een algemeen geformuleerde vordering tot nakoming van de cao gevorderd. De kantonrechter begrijpt dat deze vordering betrekking heeft op betaling van het loon conform de cao. Niet valt echter in te zien waarom eisers op dit punt geen specifieke vordering hadden kunnen instellen. Voor zover dit deel van de vordering al voldoende is gespecificeerd, moet daarnaast worden geoordeeld dat eisers dit deel van hun vordering onvoldoende hebben onderbouwd. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
5.2
[eiser 1] vordert verder een bedrag van € 631,- aan loon. Dit deel van de vordering ziet op het loon over week 42. Inforcontracting heeft daartegen als verweer gevoerd dat zij het loon van week 42 heeft verrekend met de schade die zij heeft geleden wegens de onregelmatige opzegging door [eiser 1]. [eiser 1] op zijn beurt heeft betwist onregelmatig te hebben opgezegd.
5.3
Volgens Inforcontracting bedroeg de door [eiser 1] in acht te nemen opzegtermijn op grond van artikel 15 lid 2 ABU-CAO veertien kalenderdagen omdat sprake is van een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding. Volgens [eiser 1] was sprake van een uitzendovereenkomst met uitzendbeding.
5.4
In de door eisers overgelegde arbeidsovereenkomsten staat geen uitzendbeding. Dat betekent dat de opzegtermijn voor [eiser 1] op grond van artikel 15 lid 2 ABU-CAO zeven kalenderdagen bedraagt indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor drie maanden of korter, en veertien kalenderdagen indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor meer dan drie maar minder dan zes maanden.
5.5
De arbeidsovereenkomst van [eiser 1] is aangegaan voor de periode van 2 januari 2015 tot 2 april 2015. De arbeidsovereenkomst is daarmee aangegaan voor de duur van precies drie maanden. De opzegtermijn die [eiser 1] in acht diende te nemen bedroeg daarom op grond van de cao zeven kalenderdagen. Hiervan kon niet ten nadele van [eiser 1] worden afgeweken. Niet in geschil is dat [eiser 1] bij zijn opzegging in het geheel geen opzegtermijn in acht heeft genomen. Inforcontracting heeft daarom recht op schadevergoeding, die zij mocht verrekenen met het nog aan [eiser 1] uit te betalen loon. Nu Inforcontracting de hoogte van het bedrag verder niet heeft weersproken, zal een bedrag van € 315,50 (de helft van € 631,--), vermeerderd met de wettelijke verhoging, worden toegewezen. Voor matiging van de wettelijke verhoging ziet de kantonrechter geen aanleiding nu, anders dan Inforcontracting heeft betoogd, niet kan worden gezegd dat haar standpunt, dat voor [eiser 1] een opzegtermijn gold van veertien dagen, verdedigbaar was.
5.6
Eisers maken voorts aanspraak op reiskostenvergoeding. [eiser 1] maakt aanspraak op een bedrag van € 1.671,56 netto en [eiser 2] op een bedrag van € 1.616,78 netto. Inforcontracting voert aan dat zij geen reiskostenvergoeding verschuldigd is omdat zij voor eisers bedrijfsvervoer heeft geregeld. Volgens eisers is Inforcontracting niettemin een reiskostenvergoeding verschuldigd, omdat zij voor het vervoer kosten bij eisers in rekening heeft gebracht.
5.7
Naar het oordeel van de kantonrechter biedt de cao geen ruimte voor de werkgever om op grond van artikel 20.2 cao Glastuinbouw aan werknemers geen reiskostenvergoeding te betalen en daarnaast van werknemers een vergoeding te vragen voor het door hem geregelde vervoer. De cao spreekt immers over bedrijfsvervoer ‘voor rekening van de werkgever’. Tekst noch strekking van de cao geeft aanleiding om aan te nemen dat daarmee is bedoeld dat de werkgever de kosten van het vervoer grotendeels voor zijn rekening dient te nemen.
5.8
Dat Inforcontracting in strijd met de cao een vergoeding heeft gerekend voor het door haar geregelde vervoer, betekent echter niet dat zij daarom nu de in de cao genoemde reiskostenvergoeding verschuldigd is. Dat zou er immers toe leiden dat werknemers een volledige reiskostenvergoeding krijgen terwijl zij gebruik hebben kunnen maken van grotendeels door de werkgever betaald vervoer. Inforcontracting zal daarom worden veroordeeld om de kosten die zij voor vervoer in rekening heeft gebracht, terug te betalen.
5.9
Op basis van de tot op heden door partijen ingediende stukken kan niet worden vastgesteld welk bedrag Inforcontracting in totaal voor het vervoer bij eisers in rekening heeft gebracht. Partijen zullen daarom in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte (uitsluitend) hierover uit te laten.
5.1
De vordering om aan eisers een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken zal worden toegewezen. Eisers hebben echter onvoldoende gesteld om aan deze verplichting een dwangsom te verbinden. In zoverre zal hun vordering dan ook worden afgewezen.
5.11
De vordering tot betaling van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen. De hoogte van de vergoeding kan thans echter – vanwege de nog door partijen te nemen akte – nog niet worden vastgesteld. De beslissing hierover zal daarom worden aangehouden.
5.12
De vordering van [eiser 1] tot betaling van een vergoeding voor onregelmatige opzegging zal worden afgewezen nu die vordering in het geheel niet is onderbouwd.
5.13
Samenvattend zal als volgt worden geoordeeld.
I. De algemene vordering tot nakoming en de vordering tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging zullen worden afgewezen.
II. Inforcontracting zal worden veroordeeld om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 315,50 bruto aan loon en € 157,75 aan wettelijke verhoging. De wettelijke rente over beide bedragen zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
III. Inforcontracting zal worden veroordeeld om de vergoedingen voor vervoer, die zij op het loon van eisers heeft ingehouden, terug te betalen. De wettelijke verhoging hierover zal worden afgewezen nu geen sprake is van loon als bedoeld in artikel 7:625 BW. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
IV. De vordering tot verstrekking van een deugdelijke netto/bruto specificatie zal worden toegewezen, maar aan die veroordeling zal geen dwangsom worden verbonden.
V. Inforcontracting zal worden veroordeeld om aan eisers een bedrag voor buitengerechtelijke kosten te betalen.
5.14
Inforcontracting zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De beslissing over de hoogte van de te vergoeden proceskosten zal worden aangehouden.
5.15
Uit praktische overwegingen zullen beide partijen tegelijk in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten (zie r.o. 5.9). Partijen dienen zich enkel uit te laten over het bedrag dat door Inforcontracting aan vervoersvergoeding is ingehouden. Partijen mogen ter onderbouwing producties overleggen. Alle overige stellingen en producties zullen in beginsel buiten beschouwing worden gelaten.

6.De beslissing

De kantonrechter
:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 mei 2017 voor het nemen van een akte door beide partijen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371