Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.De vordering (na wijziging van eis)
4.Het verweer
5.De beoordeling
6.De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen Inforcontracting B.V. De eisers werkten op basis van een uitzendovereenkomst en vorderden naleving van de CAO voor uitzendkrachten, betaling van achterstallig loon, reiskostenvergoeding en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De procedure begon met een dagvaarding op 18 augustus 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 9 december 2016. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van [eiser 1] was aangegaan voor een periode van drie maanden, wat betekent dat de opzegtermijn zeven kalenderdagen bedroeg. Inforcontracting had verweer gevoerd tegen de vorderingen van eisers, onder andere met betrekking tot de reiskostenvergoeding, en stelde dat zij geen reiskostenvergoeding verschuldigd was omdat zij voor bedrijfsvervoer had gezorgd. De kantonrechter oordeelde dat de cao geen ruimte biedt voor het in rekening brengen van kosten voor bedrijfsvervoer aan werknemers, en dat Inforcontracting de kosten die zij voor vervoer in rekening heeft gebracht, moest terugbetalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers gedeeltelijk toegewezen, waaronder de betaling van een bedrag aan loon en de verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 4 mei 2017 voor verdere behandeling.