Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiseres sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de overgelegde producties,
- de conclusie van antwoord,
- de “antwoordakte naar aanleiding van gestelde feiten” van eisers,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 31 oktober 2016,
- de antwoordakte van eisers,
- de brief (akte) van eisers van 21 november 2016,
- de antwoordakte van gedaagde.
2.De feiten
in mandaat van de acht overige erfgenamen” (de rechtbank begrijpt: de overige 7 erfgenamen). De brief vermeldt voorts, zakelijk weergegeven en voor zover van belang: - dat de executeur de woning van erflaatster heeft ontruimd zonder overleg met/ instemming van de erfgenamen, - dat verkoop niet nodig was vanwege het boedelactief van € 18.000,-, - dat een gedetailleerd overzicht wordt geëist van de opbrengst van de inboedelgoederen dan wel, voor zover deze nog aanwezig zijn, opgave waar deze goederen zich bevinden, - dat om een boedelbeschrijving wordt verzocht, alsmede om een financieel overzicht van de bankrekening van erflaatster vanaf 1 januari 2013 tot heden.
Hierbij geef ik, [erflaatster] , geboren 30 augustus 1931, opdracht aan mijn nicht [gedaagde] , wonende aan de [adres] om zorg te dragen voor de verkoop van mijn huis gelegen aan het [adres] . Een en ander in verband met mijn definitieve opname in een verzorgingstehuis aangezien het fysiek niet meer verantwoord is om alleen te wonen.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
geheel met de hand geschreven.” Aldus is evenmin voldaan aan één van de wettelijke voorwaarden waaronder erflaatster bepaalde inboedelgoederen (en dus niet een gehele onbepaalde inboedel) onderhands, per codicil, zou kunnen nalaten aan gedaagde (art. 4:97 BW). Ook in zoverre is het testament van erflaatster nog steeds geldig. Rechthebbend op de inboedel zijn de 9 neven en nichten en niet alleen gedaagde.