ECLI:NL:RBROT:2017:1086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
C/10/503484 / HA ZA 16-563
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door executeur in erfrechtelijke kwestie

In deze zaak vorderen eisers, erfgenamen van de overleden erflaatster, dat gedaagde, de voormalige executeur, hen inlichtingen verschaft en rekening en verantwoording aflegt over de nalatenschap. De erflaatster overleed op 23 april 2015 en had bij testament een executeur benoemd, gedaagde, die deze benoeming aanvankelijk aanvaardde. Eisers betwisten de rechtsgeldigheid van een geschrift waarin gedaagde als rechthebbende op de inboedel en woning van erflaatster wordt aangeduid. De rechtbank oordeelt dat de vordering niet ontvankelijk is, omdat gedaagde inmiddels geen executeur meer is en de nieuwe executeur, Stichting Kooijman Autar Executele, de procedure had moeten starten. Bovendien is er geen vordering ingesteld over de rechtsgeldigheid van het geschrift, waardoor de rechtbank hierover niet kan beslissen. De rechtbank wijst erop dat de erfgenamen gezamenlijk moeten optreden in deze kwestie, en dat de oude executeur verplicht is om rekening en verantwoording af te leggen aan de nieuwe executeur. De rechtbank verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/503484 / HA ZA 16-563
Vonnis van 8 februari 2017
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. P.H. de Bruin te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. Drost te Leusden.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagde genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de overgelegde producties,
  • de conclusie van antwoord,
  • de “antwoordakte naar aanleiding van gestelde feiten” van eisers,
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 31 oktober 2016,
  • de antwoordakte van eisers,
  • de brief (akte) van eisers van 21 november 2016,
  • de antwoordakte van gedaagde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 april 2015 is overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster was laatstelijk woonachtig in een verpleeghuis. Erflaatster liet geen kinderen na.
2.2.
Erflaatster heeft bij testament van 8 november 2013 beschikt over haar nalatenschap, met benoeming van gedaagde als executeur. Gedaagde heeft deze benoeming in eerste instantie aanvaard. Het testament legt vast dat de executeur bevoegd is om een andere executeur in haar plaats te stellen (subrogatie).
2.3.
In het testament zijn tot enige erfgenamen benoemd, zulks tezamen en voor gelijke delen, de kinderen van de broers en zusters van erflaatster.
2.4.
De notaris heeft op 12 oktober 2015 een brief gestuurd naar de 9 erfgenamen die hem tot dan bekend waren. Tot deze erfgenamen behoren, naast eisers en gedaagde, ook de na te melden personen [persoon 1] en [persoon 2] . In de brief staat voorts onder meer dat volgens opgave van de executeur de nalatenschap bestaat uit een appartement, vrij van hypotheek, met een WOZ-waarde van € 105.000,- en banktegoeden van circa € 18.000,-.
2.5.
[persoon 1] heeft gedaagde een brief gedateerd 21 oktober 2015 geschreven. In de brief staat onder meer dat deze is opgesteld “
in mandaat van de acht overige erfgenamen” (de rechtbank begrijpt: de overige 7 erfgenamen). De brief vermeldt voorts, zakelijk weergegeven en voor zover van belang: - dat de executeur de woning van erflaatster heeft ontruimd zonder overleg met/ instemming van de erfgenamen, - dat verkoop niet nodig was vanwege het boedelactief van € 18.000,-, - dat een gedetailleerd overzicht wordt geëist van de opbrengst van de inboedelgoederen dan wel, voor zover deze nog aanwezig zijn, opgave waar deze goederen zich bevinden, - dat om een boedelbeschrijving wordt verzocht, alsmede om een financieel overzicht van de bankrekening van erflaatster vanaf 1 januari 2013 tot heden.
2.6.
Namens gedaagde heeft een rechtsbijstandsjurist op 9 februari 2016 een brief gestuurd naar de advocaat van eisers. Daarin staat onder meer, zakelijk weergegeven en voor zover van belang:
- betwist wordt dat erflaatster dement was,
- gedaagde heeft in februari 2015 de woning van erflaatster ontruimd, waartoe gedaagde gerechtigd was omdat erflaatster een schriftelijke verklaring heeft opgesteld waarin dit recht aan gedaagde is gegeven. Deze brief gaat vergezeld van een kopie van het bedoelde geschrift. Daarop staat vermeld (niet handgeschreven maar getypt):

Hierbij geef ik, [erflaatster] , geboren 30 augustus 1931, opdracht aan mijn nicht [gedaagde] , wonende aan de [adres] om zorg te dragen voor de verkoop van mijn huis gelegen aan het [adres] . Een en ander in verband met mijn definitieve opname in een verzorgingstehuis aangezien het fysiek niet meer verantwoord is om alleen te wonen.
De opbrengst van mijn huis, alsmede de inboedel van mijn huis is bestemd voor mijn nicht [gedaagde] .
Getekend in aanwezigheid van [persoon 3]
Rotterdam 2 augustus 2014.
Onder dit geschrift zijn twee (gestelde) handtekeningen geplaatst.
2.7.
De notaris ( [notaris] ) heeft op 10 februari 2016 een verklaring van erfrecht en executele opgesteld. In deze verklaring staat onder meer, samengevat:
- dat voormelde 9 personen (definitief) de erfgenamen zijn van erflaatster,
- dat de nalatenschap deels zuiver en deels beneficiair is aanvaard,
- dat gedaagde, als executeur, gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om een andere executeur in haar plaats te benoemen. De nieuwe executeur is de Stichting Kooijman Autar Executele.

3.De vordering

3.1.
Eisers verzoeken (de rechtbank leest: vorderen) de rechtbank, bij vonnis:
a. a) gedaagde te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, inlichtingen te verschaffen en het afleggen van rekening en verantwoording, aangaande haar bemoeienissen omtrent de inboedel van de woning aan het [adres] , waaronder de financiële afwikkeling van het te gelde maken van de inboedel, alsmede haar beheer over de bankrekeningen van de overledene;
b) gedaagde te veroordelen tot een boete van € 500,-, per dag (de rechtbank begrijpt dat een dwangsomveroordeling wordt gevorderd), waarnaar (de rechtbank leest: wanneer) gedaagde binnen de onder a) gestelde termijn de inlichtingen niet verschaft en de rekening en verantwoording niet aflegt, tot een maximum van € 10.000,-;
c) gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding;
d) hetgeen onder a t/m c wordt gevorderd uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Eisers stellen daartoe het volgende.
3.2.
Eisers betwisten de rechtsgeldigheid van het geschrift gedateerd 2 augustus 2014 waarin staat dat gedaagde rechthebbende zou zijn geworden op huis en inboedel van erflaatster. Erflaatster was in 2014 al dement. Gedaagde heeft zich ten onrechte de gelden toegeëigend afkomstig uit de verkoop van de inboedel. Deze inboedel was veel geld waard. Bovendien is geld van de bankrekening van erflaatster verdwenen. Gedaagde handelde als lastnemer/executeur. In beide hoedanigheden is zij gehouden om rekening en verantwoording af te leggen. Een dwangsom is gerechtvaardigd omdat gedaagde ieder gesprek uit de weg gaat.

4.Het verweer

Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring, of althans afwijzing van het gevorderde.

5.De beoordeling

5.1.
Eisers vorderen dat gedaagde, als (voormalig) executeur, rekening en verantwoording aflegt. Gedaagde voert als verweer onder meer aan dat zij geen rekening en verantwoording hoeft af te leggen omdat zij, niet als executeur maar als begunstigde onder het geschrift van 2 augustus 2014, de enige rechthebbende is op de inboedel en de woning van erflaatster.
5.2.
Gedaagde is inmiddels geen executeur meer. De executeur is thans Stichting Kooijman Autar Executele. Gedurende zijn beheer vertegenwoordigt de executeur bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte (art. 4:145 lid 2 BW). Onder beheer valt ook: opkomen in rechte namens de erfgenamen, in dit geval tegen gedaagde als voormalig executeur en als persoon die -betwiste- rechten claimt ter zake van de nalatenschap. Niet eisers, maar de nieuwe executeur had gedaagde in rechte moeten betrekken. In zoverre zijn eisers niet-ontvankelijk in hun vordering.
Overigens wisten eisers al dat gedaagde niet meer de executeur was toen eisers met de onderhavige procedure begonnen. De verklaring van de notaris waaruit blijkt van de nieuwe executeur behoort tot de producties bij dagvaarding.
In het midden kan blijven of een geschil over het afleggen van rekening en verantwoording door een (voormalig) executeur niet bij de kantonrechter had moeten worden aangebracht.
5.3.
Daarbij komt het volgende. Partijen houdt blijkens hun stellingname weliswaar verdeeld of het geschrift van 2 augustus 2014 rechtsgeldig is, maar over dit geschil is geen enkele vordering ingesteld, niet door eisers en ook niet door gedaagde (als eis in reconventie). Zonder vordering kan de rechtbank hierover niets beslissen.
5.4.
Zou hierover wel een vordering zijn ingesteld, en zou deze vordering niet door de executeur moeten worden ingesteld, dan stelt de rechtbank vast dat in deze procedure in ieder geval één erfgenaam ontbreekt, namelijk [persoon 2] (die blijkens opgave van de notaris als enige niet in Nederland woont maar in Duitsland). [persoon 2] behoort niet tot de 3 erfgenamen namens wie zich in deze procedure een advocaat heeft gesteld. Eisers hebben na het aanhangig maken van de onderhavige procedure alsnog een machtiging overgelegd van 5 van de 6 overige erfgenamen, waarin staat (zo begrijpt de rechtbank de tekst) dat eisers mede namens deze 5 erfgenamen mogen procederen. Van [persoon 2] ontbreekt echter deze machtiging. Tussen de 9 erfgenamen is sprake van een ondeelbare rechtsverhouding. Een nalatenschap kan immers maar op één manier verdeeld worden. Aan een vonnis waarbij [persoon 2] geen partij is, is [persoon 2] niet gebonden. Ook om deze reden kan de rechtbank niet beslissen over deze kwestie.
5.5.
Nu dit niet tot financieel nadeel kan lijden voor de niet verschenen
[persoon 2] , zal de rechtbank wel enige overwegingen wijden aan hetgeen partijen verdeeld houdt, zij het dat één en ander dus niet in een beslissing kan worden gegoten.
5.6.
De wet voorziet in de mogelijkheid om een uiterste wilsbeschikking te herroepen. Voor het rechtsgeldig herroepen van een uiterste wilsbeschikking gelden echter dezelfde vormvoorschriften als voor het maken van deze beschikking (art. 4:111 BW). Tot deze vormvoorschriften behoort in beginsel, behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen, ook de eis dat de uiterste wilsbeschikking notarieel is verleden (art. 4:94 BW). Het geschrift waarop gedaagde zich beroept is niet notarieel verleden. Het testament van erflaatster is dus nog steeds geldig. Erfgenamen zijn de 9 neven en nichten en niet alleen gedaagde.
5.7.
De rechtbank begrijpt dat eisers een beroep doen op vernietigbaarheid van het geschrift (ex art. 4:109 lid 4 BW). Het door gedaagde ingeroepen geschrift is niet “
geheel met de hand geschreven.” Aldus is evenmin voldaan aan één van de wettelijke voorwaarden waaronder erflaatster bepaalde inboedelgoederen (en dus niet een gehele onbepaalde inboedel) onderhands, per codicil, zou kunnen nalaten aan gedaagde (art. 4:97 BW). Ook in zoverre is het testament van erflaatster nog steeds geldig. Rechthebbend op de inboedel zijn de 9 neven en nichten en niet alleen gedaagde.
5.8.
De oude executeur is wettelijk gehouden om rekening en verantwoording af te leggen aan de nieuwe executeur (art. 4:151 BW).
5.9.
Partijen zijn elkaars nichten (en neven, aangenomen dat 5 van de 6 overige erfgenamen hier ook partij zijn). Dit is geen familierelatie die compensatie van proceskosten mogelijk maakt. Niettemin zullen de proceskosten worden gecompenseerd, nu ook gedaagde, in ieder geval materieel bezien, deels in het ongelijk wordt gesteld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2017. [1]

Voetnoten

1.2517/1980