In deze zaak vorderden de Gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam (hierna: de Gemeenten) van Connexxion Taxiservices B.V. (hierna: Connexxion) nakoming van een overeenkomst inzake leerlingenvervoer. De Gemeenten hadden in januari 2014 een Europese openbare aanbesteding gestart voor leerlingenvervoer, waarbij Connexxion de winnende inschrijver was. De overeenkomst was op 1 juli 2014 gesloten en had een looptijd van twee jaar met de mogelijkheid tot verlenging. Connexxion had echter in oktober 2016 aangegeven niet langer aan de overeenkomst te willen voldoen, omdat zij verlies leed op het vervoer. De Gemeenten weigerden echter om de overeenkomst te beëindigen en stelden dat Connexxion gehouden was de overeenkomst na te komen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeenten voldoende spoedeisend belang hadden bij hun vordering, omdat zij anders genoodzaakt zouden zijn een nieuwe aanbestedingsprocedure te starten. De rechter overwoog dat de overeenkomst duidelijk was en dat Connexxion, door in te schrijven, de risico's van wijzigingen in leerlingenaantallen en bestemmingen had aanvaard. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van onaanvaardbare gevolgen voor Connexxion en dat de Gemeenten gerechtigd waren om nakoming te vorderen. De vordering van de Gemeenten werd toegewezen, met een dwangsom voor Connexxion bij niet-nakoming.
De uitspraak benadrukt het belang van de contractuele verplichtingen die voortvloeien uit een aanbestedingsprocedure en de verantwoordelijkheid van de inschrijver om de risico's van de overeenkomst te aanvaarden. De rechter wees erop dat Connexxion niet kon aantonen dat er sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die het onaanvaardbaar zouden maken dat de Gemeenten nakoming van de overeenkomst vorderden.