In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om een geschil tussen Saipem Ltd., een vennootschap gevestigd in Engeland, en STC Repairs B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd in Bergen op Zoom. De procedure begon met een tussenvonnis op 7 juni 2017, waarin de rechtbank de partijen vroeg om uitlatingen te doen over de algemene voorwaarden die door Saipem waren ingediend. STC Repairs betwistte de redelijkheid van een vrijwaringsbeding in deze voorwaarden, stellende dat het beding onredelijk bezwarend was volgens artikel 6:233 sub a van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank oordeelde dat artikel 6:233 sub a BW niet van toepassing was, omdat de overeenkomst tussen partijen tot stand was gekomen in de uitoefening van hun beroep of bedrijf en niet beide partijen in Nederland gevestigd waren. Dit leidde tot de conclusie dat de voorwaarden van Saipem geldig waren, ondanks de bezwaren van STC Repairs. STC Repairs voerde verder aan dat het beroep van Saipem op het beding in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW. De rechtbank besloot dat Saipem de gelegenheid moest krijgen om hierop te reageren.
De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor verdere uitlatingen door Saipem, waarbij de rechtbank elke verdere beslissing aanhield. Het vonnis werd uitgesproken op 18 oktober 2017 door rechter C. Sikkel, en de verdere procedure zou zich richten op de reactie van Saipem op de argumenten van STC Repairs.