In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 17 juli 2017 een verzoek ingediend om het gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De minderjarige verblijft momenteel bij het MKT Oostvoorne en is sinds 6 januari 2012 onder toezicht gesteld. De moeder heeft sinds februari 2013 geen gezag meer over [voornaam minderjarige] omdat deze met een machtiging van de kinderrechter uit huis is geplaatst. Tijdens de zitting op 17 juli 2017 heeft de Raad zijn verzoek tot gezagsbeëindiging ingetrokken, na advies van de bijzondere curatoren, die van mening zijn dat gezagsbeëindiging nadelige gevolgen zal hebben voor de ontwikkeling van de minderjarige en de relatie met de moeder.
De bijzondere curatoren hebben in hun rapport vier mogelijke woonsituaties voor [voornaam minderjarige] benoemd, waarbij de voorkeur uitgaat naar plaatsing in een ervaren pleeggezin. De GI heeft aangegeven dat er nog geen geschikt pleeggezin is gevonden, maar dat zij hier actief naar op zoek zijn. De moeder heeft aangegeven dat zij het liefst heeft dat [voornaam minderjarige] bij haar teruggeplaatst wordt en is tevreden met het rapport van de bijzondere curatoren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, nu de Raad zijn verzoek heeft ingetrokken, de gronden voor beëindiging van het gezag niet meer onderzocht kunnen worden. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad dan ook afgewezen en de bijzondere curatoren ontslagen uit hun benoeming, met dank voor hun werkzaamheden. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door rechter J. van Driel, in aanwezigheid van griffier L.E. van Damme.