ECLI:NL:RBROT:2017:10949

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
C/10/536902 / JE RK 17-3323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot spoeduithuisplaatsing zonder voorafgaand horen van belanghebbenden

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot spoeduithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling (GI), vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, verzocht om de minderjarige met spoed uit huis te plaatsen zonder voorafgaand horen van de ouders, [naam moeder] en [naam vader]. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen en geoordeeld dat de ouders gehoord dienen te worden voordat er een beslissing kan worden genomen over de uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders al geruime tijd in een heftige strijd verwikkeld zijn over de zorg voor [voornaam minderjarige], wat schadelijk is voor haar ontwikkeling. De GI had aangegeven dat er ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zijn, maar de kinderrechter oordeelde dat een spoeduithuisplaatsing een ingrijpende maatregel is die alleen mag worden toegepast als er geen minder ingrijpende alternatieven zijn. De kinderrechter wees erop dat de GI de mogelijkheid heeft om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en dat er minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn dan een uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft besloten dat de GI en de belanghebbenden op een zitting op 18 oktober 2017 om 13:30 uur gehoord zullen worden. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/536902 / JE RK 17-3323
datum uitspraak: 11 oktober 2017

beschikking spoeduithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2013 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de GI bekend adres,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te Rotterdam.

Het procesverloop

Gelet is op het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 oktober 2017, ingekomen bij de griffie op 11 oktober 2017.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 28 augustus 2017 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 11 augustus 2017.

Het verzoek

De GI heeft verzocht [voornaam minderjarige] met spoed, zonder het voorafgaand horen van de belanghebbenden, uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.
Het bij het verzoek gevoegde plan van aanpak was geldig tot 10 september 2017. Telefonisch is namens de GI gezegd dat er nog geen nieuw geldend plan van aanpak beschikbaar is.
Telefonisch is namens de GI voorts gezegd dat [voornaam minderjarige] in ieder geval vandaag, maar waarschijnlijk ook maandag en dinsdag, weer naar school is gegaan.

De beoordeling

Uit het verzoek blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig bedreigd wordt in haar ontwikkeling. De ouders zijn al langdurig in een heftige strijd om [voornaam minderjarige] met elkaar verwikkeld. Uit onderzoek blijkt dat een dergelijke strijd zeer schadelijk voor een kind kan zijn.
De GI tracht ouders te bewegen tot het uitvoeren van een goede omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de vader. De moeder lijkt hieraan onvoldoende mee te werken. Zo heeft zij zich niet opgegeven voor begeleide omgang via BOR. Daarnaast lijkt de moeder ten onrechte gestopt te zijn met logopedie.
Onder het kopje
Conclusieop pagina 4 van het verzoekschrift somt de GI de punten op die ten grondslag liggen aan het verzoek tot spoeduithuisplaatsing. De kinderrechter is van oordeel dat deze punten ontwikkelingsbedreigingen voor [voornaam minderjarige] vormen.
Echter, een spoeduithuisplaatsing is voor een kind vaak een traumatische ervaring. [voornaam minderjarige] heeft haar hele leven bij haar moeder gewoond en zal door een uithuisplaatsing op een neutrale plek per direct in een ander gezin gaan wonen en naar verwachting naar een andere school moeten gaan. Dit is een ingrijpende gebeurtenis, waarbij [voornaam minderjarige] uit haar vertrouwde woon- en schoolomgeving wordt gehaald. Een dergelijke maatregel mag alleen plaats vinden als er geen ander, minder ingrijpend alternatief voor handen is.
Uit de stukken blijkt onder meer dat de GI aan de ouders op 29 september 2017 een schriftelijke aanwijzing heeft gezonden, o.a. in verband met de omgangsregeling. In het besluit op pagina 5 van de schriftelijke aanwijzing is geen alinea opgenomen over de logopedie. De beroepstermijn tegen de aanwijzing loopt nog. De moeder heeft aangekondigd beroep te zullen instellen, zodat naar verwachting over enige tijd de kinderrechter een oordeel zal vellen over de inhoud van de schriftelijke aanwijzing.
De GI heeft de mogelijkheid om de kinderrechter om bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing te vragen en om bijvoorbeeld oplegging van een dwangsom te verzoeken. Van deze mogelijkheden heeft de GI tot op heden geen gebruik gemaakt, terwijl het voor [voornaam minderjarige] minder ingrijpende dwangmiddelen zijn dan een uithuisplaatsing.
Op grond van vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat, zoals het uitgangspunt van de wetgever is, de belanghebbenden gehoord dienen te worden op dit verstrekkende verzoek van de GI.
De GI heeft nog aangegeven dat zij vreest dat de moeder naar bijvoorbeeld Groningen zal afreizen, indien haar het verzoek om uithuisplaatsing ter ore komt. De moeder draagt samen met de vader het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] . Dit houdt onder meer in dat zij niet zonder instemming van de vader mag verhuizen met [voornaam minderjarige] . Zou zij dit toch doen, dan kan het aanleiding zijn de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de vader te bepalen. Immers, Ambulante Spoedhulp heeft beoordeeld dat [voornaam minderjarige] bij beide ouders veilig lijkt en vader heeft tegenover de GI gezegd dat hij het liefst ziet dat [voornaam minderjarige] bij hem wordt geplaatst.
Daarnaast mag de moeder [voornaam minderjarige] niet aan het toezicht van de GI onttrekken, nu sprake is van een ondertoezichtstelling. De GI kan maatregelen nemen, indien de moeder zich hier niet aan houdt.
De kinderrechter stelt de GI en de belanghebbenden in de gelegenheid hun mening te geven op de hierna genoemde zitting.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI om zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden een beslissing te nemen op het verzoek;
houdt het verzoek om spoeduithuisplaatsing aan en
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden zullen worden gehoord ter zitting van
18 oktober 2017 om 13:30 uur, welke zitting wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125.
De zaak zal op voornoemde zitting, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. O.E.M. Leinarts, kinderrechter.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.B. Hof, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.