In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2017, heeft de voorzieningenrechter een vordering in kort geding afgewezen. De man vorderde primair dat de vrouw hem zou ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire verplichtingen van de woning die eigendom is van de vrouw. Subsidiair vorderde hij dat de vrouw zou meewerken aan de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de vrouw de lasten van de woning volledig voldoet en er geen betalingsachterstanden zijn. De voorzieningenrechter benadrukte dat de man niet kan worden ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid, omdat deze geldt jegens de bank die de hypothecaire lening heeft verstrekt. De vordering tot gedwongen verkoop van de woning ontbeert een wettelijke grondslag. De voorzieningenrechter concludeerde dat de enkele omstandigheid dat partijen een gezamenlijke hypotheek zijn aangegaan, niet betekent dat de man economisch eigendom heeft verworven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.