ECLI:NL:RBROT:2017:1475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
10/775509-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van politieman voor het schoppen van een arrestant tijdens een aanhouding

Op 1 februari 2017 deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak in de zaak tegen een politieman die werd verdacht van het schoppen van een arrestant, die geboeid op de grond lag. De verdachte, een hoofdagent bij de verkeerspolitie, was betrokken bij de aanhouding van de bestuurder van een vluchtauto na een overval. Tijdens de aanhouding zou de verdachte de aangever, die op de grond lag, met zijn schoen hebben geraakt, wat letsel aan het gezicht van de aangever veroorzaakte. De officier van justitie eiste een taakstraf van 150 uren, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever en getuigen niet consistent waren en dat de verdachte mogelijk per ongeluk de aangever had geraakt. Hierdoor ontbrak de overtuiging dat de verdachte opzettelijk had gehandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten van de benadeelde partij werden begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/775509-15
Datum uitspraak: 1 februari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
[woonplaats] ,
raadsvrouw mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.

4.Bewijs

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van de verklaringen van de aangever en de verklaringen van getuige [naam getuige] . Op grond daarvan gaat de officier van justitie er van uit dat de verdachte de aangever twee keer tegen het hoofd heeft geschopt en dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. De officier van justitie acht daarbij mede van belang dat de aangever en de verdachte een woordenwisseling hadden, waaruit volgens hem moet worden afgeleid dat de verdachte geïrriteerd was ten tijde van het incident.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verdere onderzoek op de terechtzitting staat het volgende vast. Op 13 oktober 2014 vond in [plaats] een overval plaats, waarbij een vluchtauto met inzittenden was weggereden. De verdachte, op dat moment hoofdagent bij de verkeerspolitie, reed samen met een collega in een dienstauto. Zij zagen de vluchtauto rijden en besloten deze te volgen. De vluchtauto stopte voor een rood verkeerslicht, waarna vier van de vijf inzittenden wegrenden. De bestuurder van de vluchtauto, de latere aangever [naam benadeelde] , is door getuige [naam getuige] aan de bijrijderskant uit de auto getrokken, tegen de grond gewerkt en op straat afgeboeid. De verdachte kwam, op het moment dat de bestuurder geboeid op straat lag, te voet bij de vluchtauto aan. Daar aangekomen heeft hij aangever [naam benadeelde] op of tegen het hoofd geraakt met één van zijn schoenen, ten gevolge waarvan de aangever letsel heeft opgelopen aan zijn gezicht. Op dat moment zat getuige [naam getuige] bovenop de aangever.
De verdachte heeft ontkend dat hij de aangever opzettelijk letsel heeft toegebracht. Hij heeft verklaard dat hij rennend langs de voorzijde van de vluchtauto aankwam. Volgens zijn verklaring stond het portier aan de bijrijderskant op dat moment open en heeft hij het openstaande portier gesloten om zicht te maken. De aangever lag volgens hem haaks op de auto op de grond, met zijn hoofd naar de auto toe en met zijn linkerwang op de grond. Hij had de aangever niet zien liggen vanwege het openstaande portier en heeft hem in zijn snelheid per ongeluk tegen of op het hoofd geraakt met één van zijn schoenen. Hij zag dat de lip van de aangever vervolgens ging bloeden. Over de woordenwisseling met de aangever heeft hij verklaard dat de aangever hem aansprak nadat hij hem had geraakt en dat hij daarop heeft gereageerd door iets te zeggen als “Als je geen overval had gepleegd, dan had je hier niet gelegen”.
Tegenover de verklaring van de verdachte staat de verklaring van de aangever dat een politieagent, naar later bleek de verdachte, hem met de zool van zijn schoen tegen zijn hoofd trapte waardoor hij met zijn hoofd tegen de grond botste. Direct daarop trapte de verdachte hem met diezelfde voet vol in het gezicht waarbij hij op zijn mond en kin werd geraakt. De schoenen die de verdachte droeg betroffen veiligheidsschoen met stalen neus. Volgens zijn verklaring kwam de verdachte vanaf de achterkant van de auto en vond er een woordenwisseling plaats voorafgaand aan het trappen, waarbij de verdachte heeft gezegd: “Niets gedaan? Je hebt zeker iets gedaan”.
Getuige [naam getuige] , evenals de verdachte politieman van beroep, heeft verklaard dat een collega, naar later bleek de verdachte, kwam aanlopen vanaf de achterkant van de auto en dat hij een trappende beweging maakte naar de aangever. Volgens deze getuige kwam de verdachte vanaf de achterkant van de auto en lag de arrestant, naar later bleek aangever [naam benadeelde] , evenwijdig aan de auto, met zijn hoofd naar de achterzijde en was zijn gezicht naar de linkerzijde gedraaid.
De rechtbank acht niet wettig bewezen dat de verdachte de aangever twee keer tegen het gezicht of hoofd heeft geschopt. De verklaring van de aangever dat de verdachte hem bij een van de schoppen vol in het gezicht heeft geraakt past niet bij het letsel dat de aangever heeft opgelopen. Daar komt bij dat ook getuige [naam getuige] niet meer weet of er een of twee keer is geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat er wel voldoende wettig bewijs is dat de verdachte de aangever een keer in het gezicht heeft geschopt. De rechtbank mist echter de overtuiging om op grond van dat bewijs tot een bewezenverklaring te komen. Met name wordt onvoldoende overtuigend bewezen dat de verdachte hierbij opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank acht daarbij van belang dat de verklaring die de verdachte geeft voor het met zijn schoen raken van het gezicht van aangever niet heel onaannemelijk is, mede gezien de verklaring van de aangever dat de trap (andere trap dan die hem vol in het gezicht raakte) werd gegeven met
de zoolvan de schoen van de verdachte waardoor hij met zijn hoofd tegen de grond
botste. Verder is van belang dat de verklaringen van [naam getuige] op een aantal punten geen uitsluitsel geven en voorts, ten aanzien van omstandigheden waarover de verklaringen van aangever en de verdachte wel op één lijn zitten, afwijken. In dit verband is van belang dat [naam getuige] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien of de trappende beweging die de verdachte naar zijn zeggen maakte, doel trof. Voorts heeft hij verklaard evenmin te weten of de verdachte één of twee schoppende bewegingen heeft gemaakt, noch is hem bekend of het bijrijdersportier open stond.
Daarnaast lag de aangever volgens [naam getuige] evenwijdig aan de auto, met zijn hoofd naar de achterzijde en was zijn gezicht naar de linkerzijde gedraaid. Dit stemt niet overeen met de verklaringen van de aangever en de verdachte over de positie van de aangever ten tijde van het incident. Verder ondersteunen de verklaringen van [naam getuige] die van de aangever en de verdachte niet waar het gaat om de woordenwisseling tussen de aangever en de verdachte zou hebben plaatsgevonden. Voorts verschillen de verklaringen van de aangever en de verdachte van elkaar wat betreft het moment waarop de woordenwisseling zou hebben plaatsgevonden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank er derhalve niet van overtuigd dat uit die woordenwisseling blijkt dat de verdachte geïrriteerd was over het handelen van de aangever en dat dit mogelijk een reden is geweest voor zijn actie.
Wegens het ontbreken van het overtuigend bewijs zal de verdachte van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.Benadeelde partij

Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] voornoemd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.525,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 2.525,- dient te worden toegewezen. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman- Versluis , voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
op of omstreeks 13 oktober 2014 te [plaats] , althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [naam benadeelde] , (terwijl die [naam benadeelde] met zijn handen op zijn rug
geboeid op de grond lag), tweemaal, althans eenmaal met geschoeide voet
op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het
lichaam, heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
op of omstreeks 13 oktober 2014 te [plaats] , althans in Nederland
[naam benadeelde 1] heeft mishandeld door tweemaal, althans eenmaal met geschoeide
voet op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het
lichaam van die [naam benadeelde] te schoppen/trappen(, terwijl die [naam benadeelde] met zijn
handen op zijn rug geboeid op de grond lag);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht