Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 juli 2016 en de daaraan ten grondslag liggende stukken, waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich bij akte uit te laten over bepaalde vragen in verband met een aan een deskundige op te dragen onderzoek naar de echtheid van de handtekening van [gedaagde] op de door Hoist ingeroepen kredietovereenkomst,
- de akte van Hoist,
- de antwoordakte van [gedaagde] .
2.De verdere beoordeling
[persoon]’ geplaatste handtekening op de overeenkomst afkomstig is van [gedaagde] , dient Hoist het voorschot te storten.
3.De beslissing
[persoon]’ geplaatste handtekening op de overeenkomst ‘limiet krediet’ afkomstig is van [gedaagde] ;
- Met welke mate van waarschijnlijkheid is, na vergelijking van de handtekening van [gedaagde] op de in het tussenvonnis van 20 juli 2016 onder 4.10 vermelde stukken met de handtekening namens [persoon] op de overeenkomst ‘limiet krediet’, laatstbedoelde handtekening volgens u door [gedaagde] gezet?
- Wilt u zoveel mogelijk onderbouwen op welke gronden u tot uw beantwoording bent gekomen?
- Heeft u nog iets op te merken dat u voor de beoordeling van deze zaak van belang acht?
binnen vier wekenna deze beslissing het volledige procesdossier in afschrift aan de deskundige doet toekomen;
- een afschrift van dit vonnis;
- de Leidraad deskundigen in civiele zaken;
- de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken;