ECLI:NL:RBROT:2017:1529

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
505349
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige en de noodzaak van deskundigenonderzoek naar opvoedcapaciteiten van de ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 februari 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin en het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder. De kinderrechter heeft eerder, op 23 september 2016, een machtiging verleend tot uithuisplaatsing tot 5 februari 2017. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om verlenging van deze uithuisplaatsing, omdat de ouders nog steeds niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien en er zorgen zijn over hun opvoedcapaciteiten. De gemeente en de gecertificeerde instelling (GI) zijn echter niet bereid de kosten van het noodzakelijke deskundigenonderzoek te financieren, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de GI op basis van de Jeugdwet verantwoordelijk is voor het uitvoeren van dit onderzoek en heeft hen opgedragen dit met spoed te laten uitvoeren. De kinderrechter heeft de uithuisplaatsing verlengd tot 5 mei 2017, met de opdracht aan de GI om te rapporteren over de voortgang van de zaak. De ouders zijn aangespoord om samen te werken met de betrokken instanties, aangezien hun samenwerking essentieel is voor het welzijn van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook een zitting gepland op 21 april 2017 om de stand van zaken te bespreken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/505349 / JE RK 16-2025
datum uitspraak: 3 februari 2017

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende de minderjarige:

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[Naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 23 september 2016 met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een brief met bijlagen van de GI van 27 december 2016, ingekomen op de griffie op
28 december 2016;
- een brief met bijlagen van de Raad van 6 januari 2017, ingekomen bij de griffie op
9 januari 2017.
Op 3 februari 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. L. den Ouden,
- de vader, als informant, bijgestaan door mr. K. Wijnmalen,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [naam] ,
- vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, de heer [naam] en mevrouw [naam] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 23 september 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 oktober 2017.
De kinderrechter heeft bij genoemde beschikking een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 5 februari 2017. Het overig verzochte is aangehouden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Door de Raad is aanvullend onderzoek verricht. De gestelde doelen zijn niet behaald. De ouders hebben tot op heden geen eigen woonruimte waardoor zij niet kunnen voorzien in de basale behoeften van [de minderjarige] . Door middel van onderzoek moet blijken of de ouders over de opvoedvaardigheden beschikken om de volledige zorg voor [de minderjarige] te kunnen dragen. Desgevraagd is meegedeeld dat de Raad geen budget heeft om de kosten van het onderzoek te dragen. Slechts VideoHomeTraining is geen goed alternatief voor een NIFP-onderzoek.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Namens de GI is ter zitting meegedeeld dat de offerte van het NIFP ontvangen is. Het gaat om een hoog bedrag. De gemeente wil dit niet betalen. Ook de GI is niet in staat de kosten te dragen. Indien de rechtbank vindt dat onderzoek nodig is, kan de GI de offerte aan de rechtbank overleggen. Er is op dit moment geen goede onderbouwing dat de ouders niet over de juiste opvoedvaardigheden zouden beschikken. De communicatie met de ouders verloopt zeer stroef. De jeugdbeschermer deelt desgevraagd mee dat de GI er geen bezwaar tegen heeft dat de ouders een woning binnen de vrije sector gaan huren. Overwogen is nog begeleid wonen door de moeder of een gezinsopname.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting bepleit de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor niet langer dan een maand en het overig verzochte wederom aan te houden om de druk op de ketel te houden. De raadsvrouw vindt het zeer zorgelijk dat niet bekend is hoe de opvoedvaardigheden van de ouders zijn en dat - blijkbaar door geldgebrek - hier geen onderzoek naar wordt gedaan. De moeder wil aan onderzoek haar medewerking verlenen. Ook kijkt de GI - ten onrechte - niet naar alternatieven, zoals bijvoorbeeld VideoHomeTraining tijdens de bezoeken.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader sluit zich aan bij het standpunt van de moeder. Het is van groot belang dat er ingezet wordt op het benodigde onderzoek zodat duidelijk wordt wat de ouders [de minderjarige] kunnen bieden. Mede door tegenwerking van de GI hebben de ouders nog steeds geen woning gekregen, ook niet in de vrije sector. De vader heeft een eigen advocaat in de arm genomen die hem zal helpen beter met de GI te communiceren.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er nog ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige] . De zorgen worden met name veroorzaakt door het (mogelijke) gebrek aan opvoedvaardigheden bij de ouders, het gebrek aan huisvesting en de conflicten tussen de ouders en de instanties. In de beschikking van deze rechtbank van 23 september 2016 is overwogen dat het belang van [de minderjarige] met zich brengt dat er zeer spoedig een onderzoek plaats moet vinden teneinde meer zicht te krijgen op het persoonlijk functioneren van de ouders om te bezien of een terugplaatsing mogelijk is. Verder is in die beschikking overwogen dat het perspectief van [de minderjarige] binnen de aankomende maanden duidelijk moet zijn. Uit de stukken blijkt dat de ouders bereid zijn aan een onderzoek mee te werken. In het aanvullende raadsrapport van 4 januari 2017 is vermeld dat de Raad het nog steeds noodzakelijk acht dat er eerst een onderzoek komt naar de opvoedingsvaardigheden en
-mogelijkheden van de ouders. Ook de GI vindt onderzoek noodzakelijk, omdat er onvoldoende zicht is op de opvoedcapaciteiten van de ouders. Ter zitting is gebleken dat tot op heden het door alle betrokkenen noodzakelijk geachte onderzoek niet in gang is gezet. De GI heeft de offerte van het NIFP ontvangen, maar de gemeente noch de GI willen of kunnen de kosten blijkbaar dragen. De kinderrechter is van oordeel dat hiermee aan het belang van [de minderjarige] voorbij wordt gegaan. De GI dient de opdracht die zij reeds in september 2016 van de kinderrechter heeft gekregen met grote spoed uit te (laten) voeren. Dit behoort ook tot de taak van de GI die op grond van de Jeugdwet verantwoorde hulp moet verlenen, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of de ouder. In de brief van de GI van 27 december 2016 is vermeld: “Wanneer de gemeente dit onderzoek niet gaat financieren, dan pas gaat de WSG (verantwoordelijk gedragsdeskundige) dit verder oppakken.” Ook hieruit blijkt dat de GI zich realiseert dat zij de in deze verantwoordelijke instantie is. Zij dient hier dan ook met voortvarendheid naar te handelen.
Daarnaast is het aan de ouders om een geschikte woning vinden. Ook is het van groot belang dat de ouders inzien dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij gaan samenwerken met de diverse instanties. De ouders lijken regelmatig de strijd aan te gaan, hetgeen mogelijk voortkomt uit de moeilijke situatie waarin zij verkeren. Zij moeten echter leren inzien dat samenwerking met instanties meer perspectief biedt dan aanhoudende conflicten.
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad voor een beperkte duur, te weten voor drie maanden, toewijzen omdat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [de minderjarige] kan op dit moment niet naar de ouders terugkeren, mede omdat het benodigde onderzoek nog niet is gestart en omdat de ouders niet over huisvesting beschikken. De kinderrechter wil echter de voortgang van de zaak volgen, gezien de problematiek rond het deskundigenonderzoek. Het overige door de Raad verzochte wordt aangehouden tot de hierna vermelde zittingsdatum.
De kinderrechter verzoekt de GI om
uiterlijk 5 april 2017te rapporteren over de stand van zaken op dat moment.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot 5 mei 2017;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de raad en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
21 april 2017 te 9:00 uur in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de raad en belanghebbenden.
De kinderrechter verzoekt de GI om
uiterlijk 5 april 2017te rapporteren, onder gelijktijdige toezending aan de belanghebbenden, over de stand van zaken.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R.J.H. Mac Mootry als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.