5.1.Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit.
Beoordeling
Nu de verdediging niet uitdrukkelijk heeft onderbouwd waarom de verdachte van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en de verdachte dit feit deels heeft bekend, namelijk dat hij zijn moeder heeft vastgepakt, wordt dit feit zonder nadere motivering bewezen verklaard.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. Uit de verklaringen van de aangeefster (de moeder van de verdachte) en getuige [naam getuige] blijkt niet dat de verdachte geld heeft geëist (met de woorden: “Geef mij 10,- euro, dan ga ik weg”) op het moment dat hij met het mes zwaaiende bewegingen boven zijn hoofd maakte. Ook is niet duidelijk tegen wie het maken van de zwaaiende bewegingen met het mes was gericht.
Beoordeling
Dit verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen (de verklaringen van de aangeefster en getuige [naam getuige] , die op punten worden ondersteund door de verklaring van de verdachte op de terechtzitting). Op basis daarvan wordt het volgende vastgesteld. De verdachte is naar de woning van de buurman gegaan, omdat hij geld wilde hebben van zijn moeder, die daar aanwezig was. Hij zei tegen zijn moeder dat hij geld wilde, maar zijn moeder zei dat zij geen geld had. Hij werd daar boos om en kort daarna pakte hij een aardappelschilmesje. Hij maakte daarmee zwaaiende bewegingen boven zijn hoofd en zei daarbij tegen zijn moeder: “Geef mij 10 euro, dan ga ik weg”. Op basis hiervan wordt bewezen geacht, anders dan door de verdediging is bepleit, dat de verdachte zijn moeder heeft bedreigd met het oogmerk om haar te dwingen hem geld te geven. Dat hij het mesje zou hebben gepakt nadat de buurman hem had vastgepakt, zoals de buurman heeft verklaard, maakt dit niet anders.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 3 is vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent dat hij zijn moeder heeft geslagen met de vuist. Hij heeft verklaard dat hij haar tijdens de worsteling wel per ongeluk zou kunnen hebben geraakt met zijn elleboog. De wond aan de lip van de aangeefster, die te zien is op de foto in het dossier, is daardoor veroorzaakt, niet door een slag met de vuist. Het voor mishandeling vereiste opzet van de verdachte kan daarom niet worden bewezen.
Beoordeling
De aangeefster (de moeder van de verdachte) heeft verklaard dat de verdachte haar met zijn vuist tegen haar mond heeft geslagen en dat zij daardoor letsel heeft opgelopen aan haar onderlip. Eén van de verbalisanten, die ter plaatse kwamen, heeft dit letsel gezien. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat er een ruzie ontstond en hij boos was toen hij zijn moeder zou hebben geraakt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster. Samen met het door de verbalisant geconstateerde letsel levert die verklaring ook voldoende bewijs op dat de verdachte de aangeefster met de vuist in het gezicht heeft geslagen. Deze geweldshandeling is naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van letsel. Daarmee staat het opzet van de verdachte daartoe vast. Het andersluidende verweer op dit punt wordt verworpen.
Feit 4
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris, waarin hij dit feit heeft bekend en te kennen heeft gegeven dat hij de telefoon wilde verkopen, is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de mobiele telefoon van zijn moeder. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de telefoon niet wilde verkopen, maar weer wilde teruggeven. De rechtbank acht dit, gelet op zijn eerdere verklaring bij de rechter-commissaris, niet geloofwaardig.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 5, twee verschillende incidenten betreffende, is vrijspraak bepleit wegens onvoldoende bewijs.
Met betrekking tot het incident dat op [datum 2] zou hebben plaatsgevonden (het slaan van de zus van de verdachte met een bezemstok) wijken de verklaringen van de aangeefster (de zus van de verdachte) en de moeder van de verdachte van elkaar af. De moeder van de verdachte heeft verklaard dat zij, toen zij ging kijken, zag dat haar dochter op de grond lag. De aangeefster heeft zelf niet verklaard dat zij op de grond is gevallen. Zij heeft verklaard dat zij de verdachte geld heeft gegeven en dat de verdachte daarna vertrokken is. Er is een foto van letsel in het dossier, dat van deze datum zou zijn. Er is echter geen proces-verbaal van bevindingen waarin staat dat de politie dat letsel heeft gezien. Bovendien is de foto pas twee dagen later genomen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het is veroorzaakt door de ten laste gelegde slag met de bezemstok.
Met betrekking tot het incident op [datum 1] heeft de vriend van de aangeefster ( [naam] ) verklaard dat hij hier niet bij aanwezig was en niet heeft gezien dat de verdachte de aangeefster heeft geslagen. De aangeefster en de moeder van de verdachte hebben echter wel verklaard dat hij erbij aanwezig was. Gelet hierop lijkt het erop dat er door de aangeefster en de moeder van de verdachte data door elkaar zijn gehaald. Daarom is niet duidelijk wat wanneer is gebeurd.
Beoordeling
De verklaringen van de aangeefster en de moeder van de verdachte met betrekking tot het incident op [datum 1] komen geheel met elkaar overeen; beiden hebben verklaard dat de verdachte de aangeefster met de vuist heeft geslagen. De rechtbank acht dit daarom bewezen.
Ook het slaan met de bezemstok op [datum 2] acht de rechtbank bewezen. De aangeefster heeft hierover verklaard en deze verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaring van de moeder van de verdachte. De moeder van de verdachte heeft het slaan zelf niet gezien, omdat zij in de keuken was. Zij heeft verklaard dat zij wel heeft gehoord dat er ruzie werd gemaakt en dat zij, toen zij ging kijken, zag dat de aangeefster op de grond lag en dat de verdachte een bezemstok in zijn hand had.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat er data door elkaar zijn gehaald. De verklaring van de vriend van de aangeefster, inhoudend dat hij op [datum 1]
welin de woning aanwezig was, maar niet heeft gezien dat de verdachte de aangeefster toen heeft geslagen is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster en de moeder van de verdachte. Ook de verschillen in de verklaringen van de aangeefster en de moeder van de verdachte, onder andere dat de aangeefster zelf niet heeft verklaard dat zij op de grond is gevallen, maken niet dat moet worden betwijfeld of de moeder van de verdachte wel getuige is geweest van het voorval op [datum 2] .
Feit 6
Ten aanzien van feit 6 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op basis van de bewijsmiddelen is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging van een medewerker van Bouman GGZ.