3.1.[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
‘1. Voor recht te verklaren dat [gedaagde] gehouden is tot het verstrekken van een afschrift van, dan wel inzage in, de volgende bescheiden:
i. Alle correspondentie die door of namens [gedaagde] gevoerd is met betrekking tot de
(water)schade aan het kantoorgebouw aan de Laan op Zuid, waaronder in elk geval:
- De brief van Cunningham Lindsey aan Broadspire van 19 september 2012;
- De reactie van Broadspire op de brief van Cunningham Lindsey van 19 september 2012;
- De reactie van Broadspire op de brief van Cunningham Lindsey van 31 december 2012;
- Het bericht van Crawford van 19 april 2013.
ii. Alle relevante rapporten of stukken die betrekking hebben op de (water)schade aan het
kantoorgebouw aan de Laan op Zuid, waaronder in elk geval:
- Het rapport van Cunningham Lindsey van 21 juli 2010; en, voor zover dit niet hetzelfde rapport betreft;
- Het uit zeven pagina’s bestaande rapport of de brief van Cunningham Lindsey met referentienummer M100935/HVS.
iii. Alle relevante informatie over de feitelijke gang van zaken rondom
a. de oorspronkelijke installatie van de stoombevochtigers en de daarbij behorende
aansluitslangen door [gedaagde] , dan wel een door [gedaagde] ingeschakelde
onderaannemer of installateur en
b. de door [gedaagde] ontvangen waarschuwing van Interland
waaronder in elk geval alle bestaande:
- Werkverslagen;
- Opgemaakte verklaringen van de (bij de installatie of bij de waarschuwing van Interland) betrokken medewerkers;
- Testresultaten van ten tijde van de installatie of naar aanleiding van de (water)schade uitgevoerde testen en/of keuringen;
- Garantiecertificaten van de stoombevochtigers en/of gebruikte aansluitslangen.
- Foto’s van de (geïnstalleerde) stoombevochtigers en de gebruikte
aansluitslangen;
- Correspondentie tussen [gedaagde] en monteur Hoogendoorn met betrekking tot de (installatie van de) stoombevochtigers.
2. [gedaagde] te bevelen om een afschrift van, dan wel inzage in, de onder 1. genoemde
bescheiden binnen vijf dagen na het in dit incident gewezen vonnis, althans binnen een door uw
Rechtbank in goede justitie vast te stellen termijn, te verstrekken. Zulks op straffe van een
onmiddellijk opeisbare dwangsom van €500,- (zegge: vijfhonderd euro), althans een door uw
Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of elk gedeelte van een dag dat
[gedaagde] (geheel of gedeeltelijk) in gebreke blijft;
3. Bij de voorzetting van de zaak ten principale rekening te houden met de daadwerkelijke
verstrekking en de mogelijkheid van [eiser] om van de bescheiden kennis te kunnen
nemen en deze voldoende te kunnen analyseren.’